17 research outputs found

    Reducing the environmental impact of surgery on a global scale: systematic review and co-prioritization with healthcare workers in 132 countries

    Get PDF
    Abstract Background Healthcare cannot achieve net-zero carbon without addressing operating theatres. The aim of this study was to prioritize feasible interventions to reduce the environmental impact of operating theatres. Methods This study adopted a four-phase Delphi consensus co-prioritization methodology. In phase 1, a systematic review of published interventions and global consultation of perioperative healthcare professionals were used to longlist interventions. In phase 2, iterative thematic analysis consolidated comparable interventions into a shortlist. In phase 3, the shortlist was co-prioritized based on patient and clinician views on acceptability, feasibility, and safety. In phase 4, ranked lists of interventions were presented by their relevance to high-income countries and low–middle-income countries. Results In phase 1, 43 interventions were identified, which had low uptake in practice according to 3042 professionals globally. In phase 2, a shortlist of 15 intervention domains was generated. In phase 3, interventions were deemed acceptable for more than 90 per cent of patients except for reducing general anaesthesia (84 per cent) and re-sterilization of ‘single-use’ consumables (86 per cent). In phase 4, the top three shortlisted interventions for high-income countries were: introducing recycling; reducing use of anaesthetic gases; and appropriate clinical waste processing. In phase 4, the top three shortlisted interventions for low–middle-income countries were: introducing reusable surgical devices; reducing use of consumables; and reducing the use of general anaesthesia. Conclusion This is a step toward environmentally sustainable operating environments with actionable interventions applicable to both high– and low–middle–income countries

    Hooge Zwaluwe, Thijssenweg 12 (Gemeente Drimmelen). Een bureauondezoek en verkennend booronderzoek. ArGeoBoor rapport 1372

    Get PDF
    Op basis van de geologische ondergrond kunnen archeologische resten voorkomen, nadat de dekzand rug gevormd en vastgelegd is aan het eind van het Pleistoceen en begin van het Holoceen. De zandrug is in theorie bewoonbaar geweest tot deze bedekt is geraakt met veen. Wanneer dit gebeurd is en of er een veenlaag gevormd is op de dekzandrug, is niet bekend. Vervolgens is het gebied in gebruik genomen als bouwland in de Late Middeleeuwen. In het zuidoosten van het plangebied is in de 19e een het begin van de 20e eeuw een woonerf geweest. In de jaren ’80 van de 20e eeuw is het plangebied ingericht als bedrijventerrein. Vanuit het bureauonderzoek werden als oorspronkelijk bodemtype veldpodzolgronden verwacht in het plangebied. Dit bodemtype wordt gekenmerkt door een humeus dek dat dunner is dan 30 cm. Eventuele verstoringen aan de oppervlakte leiden dan ook relatief gemakkelijk tot verstoringen in de bodem en in de E-, B- en de top van de C-horizont. Omdat een groot deel van het plangebied verhard is werd daarom verwacht dat het bodemprofiel verstoord geraakt zou zijn. Tijdens het verkennende booronderzoek zijn in het hele plangebied 11 boringen gezet, waarvan vijf op de locaties van het nieuwe kantoorgebouw en de nieuwe bedrijfshal. Uit de boringen is naar voren gekomen dat de bodem in het plangebied sterk verstoord is. Waarschijnlijk is dit gebeurd tijdens de inrichting van het plangebied als bedrijventerrein. In het zuidoosten van het plangebied zijn geen resten gevonden van het erf wat hier in de 19e en 20e eeuw gelegen heeft. Eventuele archeologische waarden in de top van de oorspronkelijke bodem zullen hierbij verstoord zijn geraakt. ArGeoBoor adviseert om het plangebied vrij te geven voor de geplande bouwwerkzaamheden in de toekomst. Er kunnen echter nog archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn, zoals losse vondsten. Als in het plangebied archeologische resten aangetroffen worden is het verplicht deze te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet
    corecore