14 research outputs found

    A comparative study of the application of two horse welfare assessment protocols

    Get PDF
    Two assessment protocols for horse welfare were compared: the Swedish official protocol (OP) and a newly developed horse welfare assessment protocol (HWAP). The protocols differ in composition: the HWAP contains 20 animal-based (35.7%), 28 resource-based (50.0%) and 8 management-based (14.3%) measures whereas the OP has 4 animal-based (8.9%), 21-resource-based (46.7%), 16-management-based (35.6%) and 4-uncategorized measures (8.9%). The HWAP detected more welfare issues than the OP for 11 out of 12 welfare criteria. The OP took less time to assess (2-4h) compared to the HWAP (3h 20min to 8h 40min). The added level of detail and more animal-based measures means that the HWAP provides a more thorough assessment of welfare of the individual animal than the OP

    Practice of noseband use and intentions towards behavioural change in Dutch equestrians

    Get PDF
    Simple Summary The space between the noseband and the skin of competition horses is a current welfare issue. The practices regarding the noseband tightness of Dutch horses was studied, as well as the intentions of Dutch equestrians when fastening the noseband. More than half (59%) of Dutch riders had their horses' nosebands tightened according to the new two-finger regulation, implemented 1 April 2019. Dressage horses and older horses wore less tight nosebands compared to show jumping and younger horses. Results of an internet survey on intentions for noseband use showed that 54.5% of the respondents agreed with the new regulation and 62% believe that it will improve horse welfare. The respondents could be categorised into three different groups that differed regarding their own attitude towards noseband tightening behaviour, how peer pressure may affect noseband tightening behaviour, and how they perceived the new regulation. To improve horse welfare, knowledge transfer should include different strategies for different groups. Moreover, to convince equestrians to adhere to, and ensure a successful implementation of, the new regulation, transparency and objective measurements should be put in place. Abstract Understanding equestrians' noseband tightening practices and intentions is necessary to target welfare improvement strategies. Firstly, we measured tightness in dressage and show jumping horses in The Netherlands, shortly after implementation of the two-finger rule by the Royal Dutch Equestrian Federation. Noseband tightness decreased with age, was less tight in dressage horses than in show jumpers, and was dependent on the interaction between competition level and discipline. Fifty-nine percent of the riders tightened nosebands to such an extent that they adhered to the new regulation. Secondly, we conducted an online survey to gain insight into whether riders were aware of noseband use and tightening behaviour. Of the 386 respondents, 54.5% agreed with the new regulations, and 62% believe that it improves horses' welfare. Applying cluster analysis to statements regarding their own attitude, peer pressure, and behavioural control produced three clusters. Noticeably, a lower percentage of Cluster 1 respondents (38%) performing at higher levels was convinced that the new regulation improved welfare than Cluster 2 (77.9%) and 3 (89.0%) respondents. Designing strategies to ensure the successful implementation of the new regulation and to convince equestrians to comply would be most effective if targeted differentially, and should include a transparent and objective form of regulation

    Risicoanalyse dierenwelzijn eierketen : Deskstudie en expert opinie

    Get PDF
    Eén van de taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is het controleren ofregelgeving op het gebied van onder andere het welzijn van landbouwhuisdieren, diergezondheid envoedselveiligheid wordt nageleefd. Hiervoor voert de NVWA een risicoanalyse en risicoprofilering uitover al haar domeinen waarbij integraal plant- en diergezondheid, dierenwelzijn, voedsel- enproductveiligheid worden meegenomen. Doel van NVWA is het formuleren van maatregelen tervermindering van de risico’s inclusief het risk-based herijken van het toezicht. De NVWA voert dezerisicoanalyses uit vanuit een ketenbenadering (van primair bedrijf tot en met het slachthuis). Daarbijworden in ieder geval de volgende ketens onderscheiden: roodvleesketen, zuivelketen, witvleesketen,wildketen en eierketen.NVWA/ BuRO heeft Wageningen UR Livestock Research gevraagd om aan de hand van een deskstudieen expert opinie een risicoanalyse dierenwelzijn voor de eierketen uit te voeren waarbij de impact vanhet welzijnsprobleem op het dier in beeld wordt gebracht (op een schaal van 1-7) en de prevalentievan het welzijnsprobleem wordt geschat. Daarnaast is Wageningen UR Livestock Research gevraagdom ook aan te geven welke risicofactoren (‘hazards’) een bijdrage kunnen leveren aan het ontstaanvan het welzijnsprobleem.Als eerste stap in deze studie zijn de mogelijke dierenwelzijnsproblemen geïdentificeerd en zo concreetmogelijk omschreven. Het inventariseren is uitgevoerd door dierenwelzijnsonderzoekers vanWageningen UR Livestock Research. Zij hebben hun input in het project gebaseerd op opgebouwdekennis en expertise op hun specifieke vakgebied (diersoort en/of fase in het leven van de betreffendediersoort). Daarnaast hebben zij gebruik gemaakt van beschikbare (inter-)nationale rapporten enwetenschappelijke literatuur. De daaruit ontstane lijst met mogelijke welzijnsproblemen is hetresultaat van een inventarisatie van alléén de experts van de Wageningen UR Livestock Research.De lijst met geïdentificeerde welzijnsproblemen is ingedeeld aan de hand van de vier principes vanWelfare QualityÂź te weten: goede voeding, goede huisvesting, goede gezondheid en normaal gedrag.Daarna is in stap twee de impact van het welzijnsprobleem voor het dier uitgedrukt in een cijfertussen de 1 en 7. Het bepalen van de impact bestaat uit het inschatten van de ‘ernst’ van hetwelzijnsprobleem (=hoeveel last heeft het dier van het welzijnsprobleem) en het inschatten van de‘duur’ van het welzijnsprobleem. Voor het inschatten van de ‘duur’ is uitgegaan van de ‘duur’ van hetongerief per fase. Daarvoor zijn, voor de leghen de volgende fasen onderscheiden: broederij,opfokperiode, legperiode, transport en slachterij. Daarnaast is in de opfokperiode onderscheidgemaakt tussen de volgende huisvestingssystemen: biologisch, uitloop/scharrel, kooihuisvesting. Voorde legperiode is onderscheid gemaakt tussen: biologisch/uitloop, scharrel, kooihuisvesting.De volgende matrix, zoals deze is opgesteld in het rapport risicoanalyse dierenwelzijn zuivelketen, isook gebruikt om de impact op basis van ‘ernst’ en ‘duur’ voor de eierketen in te schatten: Het vóórkomen van welzijnsproblemen (prevalentie) en de impact van een welzijnsprobleem op hetdier (het lijden) zijn in deze deskstudie afzonderlijk van elkaar beschouwd. Voor wat betreft de impactop het dier is uit de expert opinie naar voren gekomen dat welzijnsproblemen met een sterke negatieve impact zich vooral voordoen bij gezondheid. Een deel van deze gezondheidsproblemen komtechter zeer weinig voor. Van de gezondheidsproblemen met een hoge negatieve impact op welzijnhebben de borstbeenbreuken en de parasitaire aandoeningen ook nog een hoge prevalentie. Dit zijnde belangrijkste knelpunten voor de eierketen. Daarnaast worden afwijkingen van het normalegedragspatroon door de experts ook beschouwd als welzijnsproblemen met een hoge negatieve impactop het dierenwelzijn. De belangrijkste achterliggende oorzaak voor veel van deze problemen is terugte vinden in de manier van huisvesting en management van de hennen. Huisvestingssystemen kunnenverschillen in mogelijkheden om bepaalde management maatregelen toe te passen. De impact van dewelzijnsproblemen wordt voor de verschillende huisvestingssystemen niet/nauwelijks verschillendingeschat. Wel is ingeschat dat bepaalde welzijnsproblemen veel meer voorkomen (hogere prevalentiehebben) bij het ene ten opzichte van het andere houderij systeem (zoals beperkt gedragsrepertoire enectoparasitaire aandoeningen), problemen die specifiek zijn voor een bepaalde fase (zoals na-effectenvan snavelbehandeling, borstbeenbreuken, bumble foot, opbranden en uitzichtloos lijden van hennen).Rondom transport en op de slachterij worden vleugelbreuken en –dislocaties gezien als ernstigongerief voor de dieren.Voor de belangrijkste welzijnsproblemen in de eierketen konden prevalenties worden bepaald.Problemen waarvoor nog nader onderzoek gedaan zou moeten worden om prevalenties te bepalen zijnverminderde voedingstoestand in de broederij (in feite spelen hier de omstandigheden tijdens hetbroedproces een belangrijke rol en is dit niet zozeer een probleem van de eierketen, maar meer in zijnalgemeenheid een aandachtspunt voor alle broederijen), het doden van dieren op het primaire bedrijf,ongerief als gevolg van beperkt gedragsrepertoire, problemen met de thermoregulatie tijdenstransport, vleugelbreuken en dislocaties op transport en in de slachterij en ongerief als gevolg vanhandelingen op de slachterij (zoals aanhaken en bij bewustzijn aansnijden)

    Evolving protocols for research in equitation science

    Get PDF
    Within the emerging discipline of Equitation Science the application of consistent methodology, including robust objective measures, is required for sound scientific evaluation. This report aims to provide an evaluation of current methodology and to propose some initial guidelines for future research. The value of research, especially that involving small sample sizes, can be enhanced by the application of consistent methodology and reporting enabling results to be compared across studies. This paper includes guidelines for experimental design in studies involving the ridden horse. Equine ethograms currently used are reviewed and factors to be considered in the development of a riddenhorse ethogram are evaluated. An assessment of methods used to collect behavioral and physiological data is included and the use of equipment for measurements (e.g., rein-tension and pressure-sensing instruments) is discussed. Equitation science is a new discipline, subject to evolving viewpoints on research foci and design. Technological advances may improve the accuracy and detail of measurements, but must be used within appropriate and valid experimental designs

    Handling horses : safety and welfare issues

    No full text
    International audienceThe interaction between horse and human can be observed in a spectrum from the short occasional interactions to a (life)long term bond. Difficulties and problems in the interspecific communication lead to accidents and decreased welfare of both humans and horses. Surveys on horse related accidents underline the need for a better knowledge and observation of the behaviour of horses in different situations and professions. The reaction of the horse on human handling depends on the human attitude, skills and experience but also on the horses’ temperament. The development of methods to evaluate the way horses react to humans is rather recent and a variety of approaches have been developed, among them are observer ratings and behavioural tests. Most horse owners develop an emotional bond with their horses. The way owners consider their horse most likely has an important influence on the way they manage and handle them. The horse-rider relationship is only very poorly understood; riding accidents and severe mismatches between horse-rider and aim lead to disappointments and welfare problems. There is a strong need for specific research and training of humans working with horses in order to improve the human-horse relationship that, as shown by the high incidence of accidents and increasing number of horses with a decreased welfare is far from optimal

    Melatonin Suppression by Light in Humans Is Maximal When the Nasal Part of the Retina Is Illuminated

    Get PDF
    This study investigated whether sensitivity of the nocturnal melatonin suppression response to light depends on the area of the retina exposed. The reason to suspect uneven spatial sensitivity distribution stems from animal work that revealed that retinal ganglion cells projecting to the suprachiasmatic nuclei (SCN) are unequally distributed in several species of mammals. Four distinct areas of the retinas of 8 volunteers were selectively exposed to 500 lux between 1:30 a.m. and 3:30 a.m. Saliva samples were taken before, during, and after light exposure in 1-h intervals. A significant difference in sensitivity was found between exposure of the lateral and nasal parts of the retinas, showing that melatonin suppression is maximal on exposure of the nasal part of the retina. The results imply that artificial manipulation of the circadian pacemaker to alleviate jet lag, to improve alertness in shift workers, and possibly to treat patients suffering from seasonal affective disorder should encompass light exposure of the nasal retina.

    Risicoanalyse dierenwelzijn eierketen : Deskstudie en expert opinie

    No full text
    Eén van de taken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is het controleren ofregelgeving op het gebied van onder andere het welzijn van landbouwhuisdieren, diergezondheid envoedselveiligheid wordt nageleefd. Hiervoor voert de NVWA een risicoanalyse en risicoprofilering uitover al haar domeinen waarbij integraal plant- en diergezondheid, dierenwelzijn, voedsel- enproductveiligheid worden meegenomen. Doel van NVWA is het formuleren van maatregelen tervermindering van de risico’s inclusief het risk-based herijken van het toezicht. De NVWA voert dezerisicoanalyses uit vanuit een ketenbenadering (van primair bedrijf tot en met het slachthuis). Daarbijworden in ieder geval de volgende ketens onderscheiden: roodvleesketen, zuivelketen, witvleesketen,wildketen en eierketen.NVWA/ BuRO heeft Wageningen UR Livestock Research gevraagd om aan de hand van een deskstudieen expert opinie een risicoanalyse dierenwelzijn voor de eierketen uit te voeren waarbij de impact vanhet welzijnsprobleem op het dier in beeld wordt gebracht (op een schaal van 1-7) en de prevalentievan het welzijnsprobleem wordt geschat. Daarnaast is Wageningen UR Livestock Research gevraagdom ook aan te geven welke risicofactoren (‘hazards’) een bijdrage kunnen leveren aan het ontstaanvan het welzijnsprobleem.Als eerste stap in deze studie zijn de mogelijke dierenwelzijnsproblemen geïdentificeerd en zo concreetmogelijk omschreven. Het inventariseren is uitgevoerd door dierenwelzijnsonderzoekers vanWageningen UR Livestock Research. Zij hebben hun input in het project gebaseerd op opgebouwdekennis en expertise op hun specifieke vakgebied (diersoort en/of fase in het leven van de betreffendediersoort). Daarnaast hebben zij gebruik gemaakt van beschikbare (inter-)nationale rapporten enwetenschappelijke literatuur. De daaruit ontstane lijst met mogelijke welzijnsproblemen is hetresultaat van een inventarisatie van alléén de experts van de Wageningen UR Livestock Research.De lijst met geïdentificeerde welzijnsproblemen is ingedeeld aan de hand van de vier principes vanWelfare QualityÂź te weten: goede voeding, goede huisvesting, goede gezondheid en normaal gedrag.Daarna is in stap twee de impact van het welzijnsprobleem voor het dier uitgedrukt in een cijfertussen de 1 en 7. Het bepalen van de impact bestaat uit het inschatten van de ‘ernst’ van hetwelzijnsprobleem (=hoeveel last heeft het dier van het welzijnsprobleem) en het inschatten van de‘duur’ van het welzijnsprobleem. Voor het inschatten van de ‘duur’ is uitgegaan van de ‘duur’ van hetongerief per fase. Daarvoor zijn, voor de leghen de volgende fasen onderscheiden: broederij,opfokperiode, legperiode, transport en slachterij. Daarnaast is in de opfokperiode onderscheidgemaakt tussen de volgende huisvestingssystemen: biologisch, uitloop/scharrel, kooihuisvesting. Voorde legperiode is onderscheid gemaakt tussen: biologisch/uitloop, scharrel, kooihuisvesting.De volgende matrix, zoals deze is opgesteld in het rapport risicoanalyse dierenwelzijn zuivelketen, isook gebruikt om de impact op basis van ‘ernst’ en ‘duur’ voor de eierketen in te schatten: Het vóórkomen van welzijnsproblemen (prevalentie) en de impact van een welzijnsprobleem op hetdier (het lijden) zijn in deze deskstudie afzonderlijk van elkaar beschouwd. Voor wat betreft de impactop het dier is uit de expert opinie naar voren gekomen dat welzijnsproblemen met een sterke negatieve impact zich vooral voordoen bij gezondheid. Een deel van deze gezondheidsproblemen komtechter zeer weinig voor. Van de gezondheidsproblemen met een hoge negatieve impact op welzijnhebben de borstbeenbreuken en de parasitaire aandoeningen ook nog een hoge prevalentie. Dit zijnde belangrijkste knelpunten voor de eierketen. Daarnaast worden afwijkingen van het normalegedragspatroon door de experts ook beschouwd als welzijnsproblemen met een hoge negatieve impactop het dierenwelzijn. De belangrijkste achterliggende oorzaak voor veel van deze problemen is terugte vinden in de manier van huisvesting en management van de hennen. Huisvestingssystemen kunnenverschillen in mogelijkheden om bepaalde management maatregelen toe te passen. De impact van dewelzijnsproblemen wordt voor de verschillende huisvestingssystemen niet/nauwelijks verschillendingeschat. Wel is ingeschat dat bepaalde welzijnsproblemen veel meer voorkomen (hogere prevalentiehebben) bij het ene ten opzichte van het andere houderij systeem (zoals beperkt gedragsrepertoire enectoparasitaire aandoeningen), problemen die specifiek zijn voor een bepaalde fase (zoals na-effectenvan snavelbehandeling, borstbeenbreuken, bumble foot, opbranden en uitzichtloos lijden van hennen).Rondom transport en op de slachterij worden vleugelbreuken en –dislocaties gezien als ernstigongerief voor de dieren.Voor de belangrijkste welzijnsproblemen in de eierketen konden prevalenties worden bepaald.Problemen waarvoor nog nader onderzoek gedaan zou moeten worden om prevalenties te bepalen zijnverminderde voedingstoestand in de broederij (in feite spelen hier de omstandigheden tijdens hetbroedproces een belangrijke rol en is dit niet zozeer een probleem van de eierketen, maar meer in zijnalgemeenheid een aandachtspunt voor alle broederijen), het doden van dieren op het primaire bedrijf,ongerief als gevolg van beperkt gedragsrepertoire, problemen met de thermoregulatie tijdenstransport, vleugelbreuken en dislocaties op transport en in de slachterij en ongerief als gevolg vanhandelingen op de slachterij (zoals aanhaken en bij bewustzijn aansnijden)
    corecore