68 research outputs found

    Persoonlijke Evaluatie voor Bedrijfsopleidingen: Effecten op tevredenheid, Gepercipieerde leerpresentaties, Gedragsveranderingen en Resultaten voor de Organisatie

    Get PDF
    Quekel, M. (2010). Persoonlijke Evaluatie voor Bedrijfsopleidingen: Effecten op tevredenheid, Gepercipieerde leerpresentaties, Gedragsveranderingen en Resultaten voor de Organisatie. Oktober, 13, 2010, Heerlen, Nederland: Open Universiteit.In de huidige tijd van economische teruggang staat het effect van bedrijfsopleidingen onder grote kritische belangstelling. De behoefte aan meer inzicht of de kennis is opgedaan, kan worden toegepast en welke resultaten er zijn voor de organisatie, vraagt om een verbetering van de evaluatiemethode (Rossi et al., 1999; Van Hees, 2009). Ten eerste moet de inhoud en formulering van de evaluatievragen verbeterd worden. Ten tweede is het belangrijk om deelnemers meer te betrekken bij de evaluatiemethode. Voor het eerste verbeterpunt, de optimalisatie van de inhoud, zijn de theorieën van Kirkpatrick (1959; 2006) en Baartman (2008) gecombineerd. Op alle vier de evaluatieniveaus van Kirkpatrick werden evaluatievragen geformuleerd; namelijk tevredenheid, gepercipieerde leerresultaten, gedragsverandering en de resultaten op het organisatieniveau. Hierbij is telkens een koppeling gemaakt met de kwaliteitscriteria van Baartman. Zodat op elk niveau inhoudelijk de juiste vragen gesteld werden die ook daadwerkelijk ingingen op de kwaliteit van de opleiding. Het tweede verbeterpunt eist dat deelnemers betrokken worden bij de opzet en ontwikkeling van de methode. Daarbij is gebruik gemaakt van eerder effectief gebleken participatieve ontwerptheorieën (Bolhuis, 1995; Kensing & Blomberg, 1998; Manking et al., 1997; Revans, 1982; Simons, 1999; Reigeluth, 1999). Dit participatief ontwerp is vertaald van de ontwerpfase naar de evaluatiefase. De deelnemers werden gevraagd zelf vooraf hun verwachtingen, leerdoelen en succesfactoren te benoemen en daarover aan het einde van de opleiding hun oordeel te geven. Het doel van dit onderzoek was te achterhalen in hoeverre een persoonlijke evaluatie een verbetering is ten opzichte van een algemene evaluatie. Daarbij werd gekeken naar de gepercipieerde resultaten op alle vier niveaus van Kirkpatrick. Ook het oordeel van zowel deelnemers als docenten werd daarbij geïnventariseerd. De verwachting was dat door de deelnemers te laten participeren in het ontwerp van de evaluatiemethodiek, de tevredenheid en de gepercipieerde resultaten zouden verbeteren. Voor dit onderzoek zijn 144 personen gevraagd deel te nemen in totaal negen opleidingen. In de vijf experimentele groepen kregen 72 personen een opleiding met persoonlijke evaluatie. In de vier controle groepen kregen 72 personen een algemene evaluatie. De evaluatie vond plaats op twee momenten. De deelnemers werden direct na afloop van de opleiding en na 3-4 weken gevraagd een evaluatieformulier in te vullen.Het eerste evaluatiedeel bestond uit een papieren evaluatieformulier. Daarbij werd een aantal algemene en opleidingsspecifieke vragen gesteld over het niveau van tevredenheid en de mate waarin ze de beoogde kennis en vaardigheden geleerd hadden. Het tweede evaluatiedeel ging in op de gedragsveranderingen en resultaten voor de organisatie, plus de algehele tevredenheid. De persoonlijke evaluatie werd aangevuld met een intakeformulier voorafgaand aan de opleiding. De geïnventariseerde verwachtingen, leerdoelen en succesfactoren werden verwerkt in het eerste evaluatieformulier. Hierdoor konden deelnemers direct terugblikken op de eigen verwachtingen en leerdoelen. De resultaten van het onderzoek laten zien dat voor de belangrijkste items uit het eerste evaluatiedeel een significant verschil bestaat tussen het oordeel van de controle- versus de experimentele groep. De persoonlijke terugblik, maar ook de vragen over docenten en inhoud bleken door de experimentele groep beter beoordeeld te zijn. De specifieke vragen voor de twee verschillende opleidingen bleken geen significant verschil te maken. Het tweede evaluatiedeel, het niveau van gedragsverandering, resultaten voor de organisatie en algehele tevredenheid, gaf geen significant verschil weer. Het oordeel van de deelnemers liet geen significant verschil zien. De analyse van de kwalitatieve informatie gaf wel een positief oordeel over de docenten. Conclusie van dit onderzoek is dat de verwachte verbetering van de persoonlijke evaluatiemethode voor een deel is uitgekomen. De kern van het onderzoek ging in op het betrekken van de deelnemers bij de evaluatiemethode. Dit onderzoek laat zien dat het persoonlijk betrekken bij de evaluatie een verbetering is op een aantal evaluatieonderdelen. Deze onderdelen bevatten vragen over de docent, de inhoud van de opleiding en een terugblik op de verwachtingen en leerdoelen van de specifieke deelnemer. Deze verbeterde evaluatiemethode kan dan ook direct geïmplementeerd worden in de praktijk van volwasseneneducatie. Het tweede evaluatiedeel, meer inzicht krijgen in de resultaten van gedragsveranderingen en voor de organisatie, zijn echter niet bewezen. Wel leverde deze werkwijze een grote hoeveelheid aan kwalitatieve informatie op over de beoordeling van de effectiviteit met bijbehorende voorbeelden. Deze output is direct bruikbaar voor de onderwijscoördinator en docenten om waar nodig te zorgen voor een gepast vervolg. Dat zorgt voor een doorlopende aandacht voor het leerproces zodat het niet bij een opleiding van één of enkele dagen blijft, maar de verankering van het geleerde verder vorm krijgt

    Learning Visual Context by Comparison

    Full text link
    Finding diseases from an X-ray image is an important yet highly challenging task. Current methods for solving this task exploit various characteristics of the chest X-ray image, but one of the most important characteristics is still missing: the necessity of comparison between related regions in an image. In this paper, we present Attend-and-Compare Module (ACM) for capturing the difference between an object of interest and its corresponding context. We show that explicit difference modeling can be very helpful in tasks that require direct comparison between locations from afar. This module can be plugged into existing deep learning models. For evaluation, we apply our module to three chest X-ray recognition tasks and COCO object detection & segmentation tasks and observe consistent improvements across tasks. The code is available at https://github.com/mk-minchul/attend-and-compare.Comment: ECCV 2020 spotlight pape

    Adult chest radiograph reporting by radiographers: Preliminary data from an in-house audit programme

    Get PDF
    Aim To examine the adult chest radiograph (CXR) reporting performance of a reporting radiographer in clinical practice using different audit systems; single radiologist and two radiologists, with clinical review of discordant cases. Materials and methods 100 chest radiographs (CXRs) were drawn randomly from a consecutive series of 4800 CXRs which had been reported during a nine month period at a district general hospital by a radiographer after two years of training. Diagnostic outcomes were normal or abnormal, and agreement with the reporting radiographer or not. There was 50% duplication of CXRs reported between three radiologists. Concordance rates were determined for the radiographer-radiologist and inter-radiologist interpretations. Independent clinical review of discordant cases was performed to establish the final diagnosis. Results Ninety-nine cases were reviewed, with 40 cases deemed abnormal by at least one radiologist. Consensus was found with the radiographers report in 59 normal and 33 abnormal CXRs reviewed by two radiologists (96.7% and 86.8% respectively). Seven CXR reports were discrepant with clinical review: mediastinal lymphadenopathy was missed by both radiologist and radiographer; linear atelectasis was reported by two radiologists but not the radiographer. Three cases were over-interpreted and on two occasions at least one radiologist agreed with the radiographer. There was very high concordance between the radiographer and each radiologist, 96%, 96% and 92% respectively. Conclusions This study suggested that regular audit, which incorporates case note review and discrepant reporting within a multidisciplinary setting, should contribute to safe practice

    Bone mineral density in male adolescents with autism spectrum disorders and disruptive behavior disorder with or without antipsychotic treatment

    No full text
    Objective: To investigate the long-term effects of antipsychotic (AP) treatment and AP-induced hyperprolactinemia on bone mineral density (BMD) and body composition in male adolescents with autism spectrum disorders (ASDs) and/or disruptive behavior disorder (DBD). Design: Physically healthy 10- to 20-year-old boys with ASD and/or DBD, chronically treated (n=56; mean 52 months, range 16-126 months) or not treated (n=47) with an AP, were recruited to this observational study. Prolactin levels and biochemical bone parameters were measured and BMD of the lumbar spine and total body, and body composition were assessed by dual-energy X-ray absorptiometry, and volumetric BMD of the lumbar spine calculated. Group differences were tested with Student's t-test, chi Results: Forty-nine percent of the boys treated with an AP had hyperprolactinemia. The mean volumetric lumbar spine BMD z-score was lower (P=0.043), the total percentage of body fat z-score was higher (P=0.042), and biochemical bone marker carboxyterminal cross-linking telopeptide of bone collagen was lower in the AP-treated boys with hyperprolactinemia than in the AP-treated boys without hyperprolactinemia. Seven to 11% of the hyperprolactinemic boys had low BMD. The mean lumbar spine and total Conclusion: AP-induced hyperprolactinemia in boys with ASD or DBD may have a negative effect on lumbar spine BMD. Longitudinal studies are needed to confirm this finding and further disentangle the effects of the disorder, lifestyle, treatment, and hyperprolactinemia

    Bone mineral density in male adolescents with autism spectrum disorders and disruptive behavior disorder with or without antipsychotic treatment

    No full text
    Item does not contain fulltextOBJECTIVE: To investigate the long-term effects of antipsychotic (AP) treatment and AP-induced hyperprolactinemia on bone mineral density (BMD) and body composition in male adolescents with autism spectrum disorders (ASDs) and/or disruptive behavior disorder (DBD). DESIGN: Physically healthy 10- to 20-year-old boys with ASD and/or DBD, chronically treated (n=56; mean 52 months, range 16-126 months) or not treated (n=47) with an AP, were recruited to this observational study. Prolactin levels and biochemical bone parameters were measured and BMD of the lumbar spine and total body, and body composition were assessed by dual-energy X-ray absorptiometry, and volumetric BMD of the lumbar spine calculated. Group differences were tested with Student's t-test, chi(2) test, Fisher exact test, and logistic regression analysis. RESULTS: Forty-nine percent of the boys treated with an AP had hyperprolactinemia. The mean volumetric lumbar spine BMD z-score was lower (P=0.043), the total percentage of body fat z-score was higher (P=0.042), and biochemical bone marker carboxyterminal cross-linking telopeptide of bone collagen was lower in the AP-treated boys with hyperprolactinemia than in the AP-treated boys without hyperprolactinemia. Seven to 11% of the hyperprolactinemic boys had low BMD. The mean lumbar spine and total body BMD z-scores and body composition were similar in the boys who were or were not treated with an AP. The total study population had a lower mean lean tissue mass (mean z-score -0.37, P=0.004) and a higher percentage of total body fat (mean z-score 1.16, P<0.001) than healthy controls (normative data); biochemical bone parameters were within normal limits. CONCLUSION: AP-induced hyperprolactinemia in boys with ASD or DBD may have a negative effect on lumbar spine BMD. Longitudinal studies are needed to confirm this finding and further disentangle the effects of the disorder, lifestyle, treatment, and hyperprolactinemia
    corecore