Spectrum en stabiliteit van fosfomolybdeenblauw bij reductie met ascorbinezuur

Het kleurcomplex fosfomolybdeenblauw, gevormd uit fosfaat met het kleurreagens molybdaat-antimoontartraat-ascorbinezuur is vergeleken met het klassiek verkregen complex; fosfaat met molybdaat-hydrazinesulfaat. De vergelijking is beperkt gebleven tot het spectrum en de stabiliteit van de kleur

Vergelijkend onderzoek van zeven merken verse slachtkuikens

Op verzoek van Koosurnenten Kontakt zijn door het IPS, het huidige COVP, op twee verschillende tijdstippen (week 39 en 41 van 1982) zeven soorten verse slachtkuikens ingekocht : vier nederlandse en drie franse. De monsters werden door het IPS vaktechnisch beoordeeld. Een gedeelte van de monsters werd verdeeld in borstvlees, pootvlees met vel en totaal eetbaar deel. Deze delen werden door het RIKILT onderzocht op de gehalten aan vocht, vet en eiwit

Overzicht van de onderzoekresultaten van kroketten, bitterballen en frikandellen in 1982

De analyseresultaten van 1982 zijn samengevat in een aantal tabellen en histogrammen, welke zijn vergeleken met de resultaten van 1981 (verslag 82.11). De kwaliteit van de in 1982 onderzochte monsters frikandellen is slechter dan die in 1981 zijn onderzocht. De meest gevonden afwijkingen waren een te hoog koolhydraatgehalte en een te hoge collageen/eiwitverhouding

Chemisch en sensorisch onderzoek van enkele ambachtelijk en industrieel bereide boterhamworsten

Het verkrijgen van een indruk van de kwaliteit van een aantal door Konsumenten Kontakt gekochte boterhamworsten. De monsters werden door de afd. Vlees en Vleesprodukten onderzocht op een aantal chemische parameters. Door de Stichting Slagers Vakonderwijs werd een vaktechnisch en organoleptisch onderzoek uitgevoerd terwijl de afd. Microscopie de monsters heeft onderzocht op het gehalte aan botsplinters

Prevalence of potential underlying aetiology of macrocytic anaemia in Dutch general practice

Background: Macrocytic anaemia (MCV \xe2\x89\xa5 100 fL) is a relatively common finding in general practice. However, literature on the prevalence of the different causes in this population is limited. The prevalence of macrocytic anaemia and its underlying aetiology were analysed in a general practice population. The potential effect of the different aetiology on survival was also evaluated. Methods: Between the 1st of February 2007 and the 1st of February 2015, patients aged 50 years or older and presenting to their general practitioner with a newly diagnosed anaemia, were included in the study. Anaemia was defined as haemoglobin level below 13.7 g/dL in men and below 12.1 g/dL in women. A broad range of laboratory tests was performed for each patient. The causes of anaemia were consequently determined by two independent observers based on the laboratory results. Results: Of the 3324 included patients, 249 (7.5 %) displayed a macrocytic anaemia and were subsequently analysed. An underlying explanation could be established in 204 patients (81.9 %) with 27 patients (13.2 %) displaying multiple causes. Classic aetiology (i.e. alcohol abuse, vitamin B12/folic acid deficiency, haemolysis and possible bone marrow disease) was found in 115 patients. Alternative causes (i.e. anaemia of chronic disease, iron deficiency, renal anaemia and other causes) were encountered in 101 patients. In addition, a notable finding was the median gamma GT of 277 U/L in patients diagnosed with alcohol abuse (N = 24, IQR 118.0-925.5) and 23 U/L in the remaining cohort (N = 138, IQR 14.0-61.0). The distribution of gamma GT values was statistically different (P < 0.001). Five year survival rates were determined for six categories of causes, ranging from 39.9 % (95 % CI 12.9-66.9) for renal anaemia to 76.2 % (95 % CI 49.4-103.0) for the category multiple causes. Conclusion: In addition to classic explanations for macrocytosis, alternative causes are frequently encountered in patients with macrocytic anaemia in general practice

Effecten van clenbuterol bij vleesstieren : pilot study

Om inzicht te krijgen in de effecten van clenbuterol bij vleesstieren wat betreft dosering, residuen, histologische veranderingen en L/C ratio in de urine is een oriënterende dierproef gedaan met 4 vleesstieren. Twee stieren zijn behandeld met de curatieve dosering clenbuterol en twee met de dubbele hoeveelheid van de voor vleeskalveren als optimaal beschouwde groeibevorderende dosering. Voor vleesstieren zijn weinig proeven gedaan om de optimale dosering aan clenbuterol vast te stellen. In dit rapport worden de resultaten beschreven van de dierproef. Het betreft de zootechniek, het histologisch onderzoek, onderzoek met de gangbare screenings- en bevestigingsmethoden voor clenbuterol, lactaat- en creatinegehalten en de daaruit afgeleide L/C ratio

An instrumental perspective on apologizing in bargaining: the importance of forgiveness to apologize

Although very little research in bargaining has addressed how perpetrators should deal with the aftermath of unfair allocations, it has been proposed that an apology may help the reconciliation process. Prior research, however, only focused on whether apologies can reveal positive effects on the reconciliation process but did not focus yet on whether perpetrators are actually willing to apologize. In this paper we investigate perpetrator’s willingness to apologize for a trust violation in a bargaining setting. We hypothesized that perpetrators willingness to apologize would be a function of the extent to which the victim of the trust violation is willing to forgive. This effect, however, was expected to emerge only among those perpetrators who are low in dispositional trust. The results from a laboratory study with actual transgressions and actual apologetic behavior supported our predictions and thus emphasize an instrumental view on apologizing in bargaining situations

Vergelijking van een screenings- en een bevestigingsmethode voor de bepaling van [beta]-agonisten in urine

Voor de bepaling van een aantal [beta]-agonisten in urine zijn een screenings- en een bevestigingsmethode ontwikkeld. De screeningsmethode is gebaseerd op een enzym-immunologische test (EIA), waarbij antilichamen worden gebruikt voor de herkenning van clenbuterol en kruisreagerende verbindingen (metabolieten en andere [beta]-agonisten). Naast een directe screeningsmethode (minimale monstervoorbewerking; geschikt voor ca. 100 monsters per dag) is een iets meer bewerkelijke combinatie met een op immuno-affiniteitschromatografie (IAC) gebaseerde monstervoorbewerking mogelijk. De methode waarbij gebruik wordt gemaakt van gaschromatografie in combinatie met massaspectrometrie (GC-MS) en IAC als monstervoorbewerking is vanwege de grote specificiteit geschikt als bevestigingsmethode (capaciteit 10-20 monsters per dag). In het in dit rapport beschreven onderzoek worden de resultaten verkregen na analyse van 1 013 urinemonsters, met zowel de screenings- als de bevestigingsmethode, met elkaar vergeleken

Innovation Across Cultures: Connecting Leadership, Identification, and Creative Behavior in Organizations

Innovation is considered essential for today's organizations to survive and thrive. Researchers have also stressed the importance of leadership as a driver of followers' innovative work behavior (FIB). Yet, despite a large amount of research, three areas remain understudied: (a) The relative importance of different forms of leadership for FIB; (b) the mechanisms through which leadership impacts FIB; and (c) the degree to which relationships between leadership and FIB are generalizable across cultures. To address these lacunae, we propose an integrated model connecting four types of positive leadership behaviors, two types of identification (as mediating variables), and FIB. We tested our model in a global data set comprising responses of N = 7,225 participants from 23 countries, grouped into nine cultural clusters. Our results indicate that perceived LMX quality was the strongest relative predictor of FIB. Furthermore, the relationships between both perceived LMX quality and identity leadership with FIB were mediated by social identification. The indirect effect of LMX on FIB via social identification was stable across clusters, whereas the indirect effects of the other forms of leadership on FIB via social identification were stronger in countries high versus low on collectivism. Power distance did not influence the relations

Solvent accessible surface area approximations for rapid and accurate protein structure prediction

The burial of hydrophobic amino acids in the protein core is a driving force in protein folding. The extent to which an amino acid interacts with the solvent and the protein core is naturally proportional to the surface area exposed to these environments. However, an accurate calculation of the solvent-accessible surface area (SASA), a geometric measure of this exposure, is numerically demanding as it is not pair-wise decomposable. Furthermore, it depends on a full-atom representation of the molecule. This manuscript introduces a series of four SASA approximations of increasing computational complexity and accuracy as well as knowledge-based environment free energy potentials based on these SASA approximations. Their ability to distinguish correctly from incorrectly folded protein models is assessed to balance speed and accuracy for protein structure prediction. We find the newly developed “Neighbor Vector” algorithm provides the most optimal balance of accurate yet rapid exposure measures