42 research outputs found

    Macrolophus en CO2: Invloed van CO2-dosering op vestiging van de roofwants Macrolophus caliginosus in tomaat

    Get PDF
    Onderzocht werd of het kunstmatig verhogen van de CO2 een negatief effect heeft op de vestiging en populatiegroei van de roofwants Macrolophus caliginosus in een winterplanting van tomaat. In de maanden februari en maart werden in 6 proefkasjes overdag verschillende CO2 –concentraties aangebracht, te weten 400 (geen dosering), 600, 800, 1.000, 1.500 en 2.000 p.p.m. Vanaf week 5 werden herhaaldelijk grote aantallen volwassen roofwantsen losgelaten. Er werd gezorgd voor een overvloedig voedsel-aanbod: nimfen van wittevlieg en eitjes van meelmotten. Mogelijk remmende factoren werden achterwege gelaten: zwavelen, pesticidengebruik, blad plukken, dieven. De populatie-ontwikkeling werd bemonsterd in week 11 tot en met 13 met vangplaten, Berlese-trechters en spoelen. Hoewel de omstandigheden voor de roofwantsen optimaal waren gemaakt, werden relatief weinig nakomelingen teruggevonden, ook in “onbehandeld”. De cijfers suggereren een licht remmend effect van de CO2, maar de verschillen waren niet significant. Ook bij de extreem hoge doseringen plantten de roofwantsen zich voort. Zorgwekkend is de vaststelling dat ook zonder CO2 –dosering de roofwantsen zich slecht vestigden en de populatie-trend in deze tijd van het jaar zelfs negatief was. Geconcludeerd wordt dat er een nog onbekende factor is die het “aanslaan” van Macrolophus caliginosu

    Effect van zwavel op natuurlijke vijanden

    Get PDF
    In veel gewassen wordt regelmatig gezwaveld om meeldauw te voorkomen. Zwavel kan echter schadelijk zijn voor biologische bestrijders. Op verzoek van de werkgroep Strateeg van LTO Groeiservice en met financiering van het Productschap Tuinbouw begon Wageningen UR Glastuinbouw eind 2006 met een onderzoek aan het effect van zwavel op een aantal natuurlijke vijanden. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen blootstelling aan zwaveldamp tijdens de behandeling, en contact met de op de bladeren neergeslagen zwavel achteraf. De hoeveelheid neergeslagen zwavel werd gemeten, en gerelateerd aan aantal en duur van de behandelingen, alsmede afstand tot de zwavelpot. De sluipwesp Encarsia formosa bleek het meest gevoelig, en bezweek binnen een dag na contact met neergeslagen zwavel. Galmuglarven verdragen dat beter, maar de volwassen muggen worden sterk gehinderd door het verdampen van zwavel in de nacht. Voor de roofmijt Amblyseius swirskii is zwavelneerslag acuut niet bijzonder toxisch. EĂ©n nacht zwavelen doet weinig schade. Bij herhaaldelijk zwavelen (vanaf drie nachten) stoppen de roofmijten echter met ei-afzetting. Op de duur is het frequent verdampen van zwavel dus ook voor (deze) roofmijten desastreus

    Vergelijking roofwantsen en roofmijten in aubergine

    Get PDF
    Referaat In twee kassen met een aubergineteelt is gevolgd hoe biologische bestrijders zich vestigen in het gewas en hoe de plagen zich ontwikkelen. Het uitgangspunt daarbij was om alle plagen zolang mogelijk biologisch te bestrijden. De roofwantsen Orius majusculus en Macrolophus pygmaeus (= caliginosus) en 3 soorten roofmijten, Amblyseius swirskii, Amblyseius montdorensis en Typhlodromalus limonicus, zijn daarbij vergeleken. Zowel O. majusculus als M. pygmaeus vestigen zich goed in aubergine. De dichtheden van M. pygmaeus waren aanzienlijk hoger dan die van O. majusculus. Beide soorten lijken ook naast elkaar te kunnen opereren. Er was al vroeg vermenging van roofwantsen in beide kasafdelingen, maar dit leidde niet tot uitroeiing van een van de soorten. Alle getest roofmijtsoorten konden zich uitstekend vestigen in aubergine, maar de hoogste dichtheden werden bereikt bij de soort A. montdorensis. In sommige gevallen kon de dichtheid oplopen tot meer dan 300 roofmijten per blad. Deze soort verdrong uiteindelijk T. limonicus en A. swirskii. Mineervlieg, trips, echinotrips, witte vlieg en spint waren goed beheersbaar met de gangbare natuurlijke vijanden, maar de bestrijding van bladluis was niet afdoende, waardoor uiteindelijk ingegrepen moest worden met insecticiden. Abstract The establishment of natural enemies in eggplant was followed in two greenhouse comportments. The aim was to control all pests with natural enemies as long as possible. We compared predatory bugs Orius majusculus and Macrolophus pygmaeus (= caliginosus) and 3 species of predatory mites: Amblyseius swirskii, Amblyseius montdorensis and Typhlodromalus limonicus. Both O. majusculus and M. pygmaeus were able to build up population densities in eggplant, but the densities of M. pygmaeus were much higher than those of O. majusculus. All predatory mites established well in eggplant, but A. montdorensis reached the highest densities up to 300 mites per leaf. This predator finally outcompeted T. limonicus and A. swirskii. Leafminers, whiteflies spider mites and thrips were all controlled well with commonly used natural enemies. However, biological control of aphids did finally not succeed and the crops needed to be sprayed with insecticides

    Verkenning van mogelijkheden voor plantweerbaarheid tegen bladluis in paprika

    Get PDF
    Het doel van dit onderzoek was om maatregelen te vinden waarmee bladluis in paprika via de plant geremd kan worden. Hoewel er in de literatuur duidelijke aanwijzingen zijn dat de plantweerbaarheid verhoogd kan worden, is dit niet naar voren gekomen in dit onderzoek. Een verhoogde kaliumgift, wormenhumus en plantversterkers op basis van huminezuren of salicylzuur konden géén significante remming geven van bladluis. Wel is het omgekeerde gevonden: wanneer veen voor 20 procent werd gemengd met wormenhumus resulteerde dit in 35 procent meer populatiegroei van rode perzikluis ten opzichte van onbehandelde planten op alleen veen. Dit onderzoek heeft verder laten zien dat de reactie van bladluis op de plantbehandeling zelfs binnen een soort kan variëren. Het groene fenotype van perzikluis reageerde anders dan het rode fenotype, waarschijnlijk omdat de positie die deze bladluizen innemen op de plant ook anders is

    Nevenwerking van enkele chemische middelen op de sluipwespen Leptomastix dactylopii en Leptomastidea abnorm : onderzoek binnen project 41203147 "Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten”

    Get PDF
    In 2002 en 2003 is door PPO Glastuinbouw het project “Verbetering biologische bestrijding van wolluis in diverse potplanten” (project 41203147) uitgevoerd. Binnen dit project werd onder meer onderzoek gedaan naar de nawerking van pesticiden op de sluipwespen van citruswolluis (Planococcus citri). Dit onderzoek wordt beschreven in dit verslag. Voor de praktijk is het van belang te weten welke invloed chemische middelen die gebruikt worden tegen met name trips, bladluis en spint, hebben op het verloop van de biologische bestrijding door de sluipwespen Leptomastix dactylopii en Leptomastidea abnormis

    Biologische bestrijding van bladluis in paprika: Evaluatie van nieuwe sluipwespen en gaasvliegen

    Get PDF
    Referaat Biologische bestrijding van bladluis in paprika is zeer lastig en kostbaar, waardoor de bestrijding in de gangbare teelt nog sterk leunt op inzet van insecticiden. De wens is om minder afhankelijk te zijn van deze middelen, omdat ze een risico vormen voor vervuiling van het oppervlaktewater en overschrijding van residu-eisen van supermarktketens. In paprika zijn de perzikluis Myzus persicae (groene en rode varianten) en boterbloemluis Aulacorthum solani de meest schadelijke bladluissoorten. In dit onderzoek zijn nieuwe sluipwespen en gaasvliegen beoordeeld als bestrijders van deze bladluissoorten. De bestrijding van rode perzikluis kon aanzienlijk verbeterd worden met de sluipwesp Aphidius matricariae. Het lijkt erop dat deze wespen actiever zijn in dichte bladluiskolonies. Inmiddels is deze soort op de markt gebracht en wordt hij volop ingezet bij paprikatelers. Voor boterbloemluis is deze wesp niet geschikt. Aphidius ervi is en blijft een effectieve sluipwesp voor de bestrijding van boterbloemluis. Voor de bestrijding van zowel boterbloemluis en perzikluis lijkt Aphidius gifuensis interessant. De waarde van deze sluipwesp moet nog verder beoordeeld worden op praktijkschaal. Bij de gaasvliegen bleken verschillende soorten zeer effectief bladluis te bestrijden in kooien, vooral soorten waarvan de volwassenen ook bladluis eten. Echter, bij loslatingen in kassen blijken de gaasvliegen zich maar nauwelijks of helemaal niet te vestigen. Voor de bestrijding van bladluishaarden met gaasvlieglarven lijkt de soort Chrysoperla lucasina een goede keuze te zijn. Abstract Biological control of aphids is one of the major challenges in sweet pepper. Most conventional growers still use insecticides to control aphids, but the market demands less residues. Also the risks of surface water pollution will force growers to switch to alternative control measures. The most damaging aphid species in sweet pepper are the peach aphid Myzus persicae and the foxglove aphid Aulacorthum solani. The aim of this research was to evaluate new parasitoids and lacewings, in order to enhance the biological control system of aphids in sweet pepper. In greenhouse trials we showed that Aphidius matricariae was more effective in controlling the peach aphid than the commonly used species Aphidius colemani. Control of the foxglove aphid was still most effectively done by the common species Aphidius ervi. The parasitoid Aphidius gifuensis is a promising candidate for biological control of both foxglove aphids and green peach aphids in sweet pepper, especially when these aphids occur together, but this species needs further evaluation in practice. Several lacewing species were very successful in controlling both aphid species in cage experiments, but none of them was able to establish in a larger crop. The control of aphids by lacewing larvae was most effectively done by the species Chrysoperla lucasina

    Testen van gewasbeschermingsmiddelen tegen de schildluis Diaspis boisduvalii in Cymbidium

    Get PDF
    Problemen met schildluis treden de laatste jaren steeds vaker op doordat er steeds minder effectieve (meestal breedwerkende) middelen beschikbaar zijn. In Nederland is schildluis vooral een probleem op Cymbidium. Bestrijding gaat moeizaam, doordat het insect het grootste deel van zijn leven verborgen zit onder het schildje. Binnen het PT-project “Inventarisatie problemen met wol-, dop- en schildluis” werden in 2002 een aantal gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong en natuurlijke vijanden getest op hun werking tegen schildluis Diaspis boisduvalii. Vastgesteld werd dat er momenteel geen geschikte biologische oplossingen tegen Diaspis boisduvalii zijn. Daarom werd besloten om een aantal, deels nieuwe, synthetische middelen in een kasproef te testen. 8 middelen werden getest op zwaar aangetaste Cymbidiumplanten: imidacloprid (Admire), dimethoaat (Dimethoaat), carbofuran (Curater), spirodiclofen (Envidor), acetamiprid (Gazelle), thiamethoxam (Actara), pirimifos-methyl (Actellic) en “Middel I”. Conclusies: - Alle geteste middelen bleken effectief. - Admire vertoonde de zwakste werking en verschilde bij de eerste beoordeling niet significant van de watercontrole. Ook bij de eindbeoordeling bleef de werkzaamheid significant achter bij die van de andere middelen. - Oude insecticiden nog effectief! - De traditionele middelen Dimethoaat, Actellic en Curater bevestigden hun reputatie en gaven vier weken na de tweede bespuitingen goede resultaten. Actellic was als enige voldoende werkzaam in de bladschede. - Veelbelovende moderne insecticiden - De nieuwe nicotinoïden Actara, Gazelle en Middel I hebben in dit onderzoek bewezen dat ze met de oude breed werkende middelen kunnen concurreren. Van deze drie voldeed Middel I het beste; bij voldoende contact met het doelorganisme deed het niet significant onder voor Actellic. - De bevruchte vrouwelijke adulten, die door hun dikwandige schild beschermd zijn, waren het minst gevoelig voor bestrijding

    Bestrijding van tabakswittevlieg, Bemisia tabaci, met roofmijten in poinsettia

    Get PDF
    Sinds 1987 wordt op meerdere sierteeltbedrijven en op een groeiend aantal groentebedrijven onder glas tabakswittevlieg, Bemisia tabaci (Gennadius) aangetroffen. De soort zorgt voor onrust in de tuinbouw omdat ze een groot aantal virusziekten kan overbrengen en wordt beschouwd als moeilijker te bestrijden dan kaswittevlieg. In pionsettia veroorzaakt tabakswittevlieg cosmetische schade, en bemoeilijkt zelfs bij lage dichtheden verhandelbaarheid en export. Het doel van dit onderzoek was het bepalen van de effectiviteit van twee soorten roofmijten, Amblyseius swirskii e Euseius ovalis, op poinsettiaplanten bij twee temperatuurregimes. Zowel kaswittevlieg als tabakswittevlieg bleken een geschikte prooi voor beide roofmijten te zij

    Scale-free memory model for multiagent reinforcement learning. Mean field approximation and rock-paper-scissors dynamics

    Full text link
    A continuous time model for multiagent systems governed by reinforcement learning with scale-free memory is developed. The agents are assumed to act independently of one another in optimizing their choice of possible actions via trial-and-error search. To gain awareness about the action value the agents accumulate in their memory the rewards obtained from taking a specific action at each moment of time. The contribution of the rewards in the past to the agent current perception of action value is described by an integral operator with a power-law kernel. Finally a fractional differential equation governing the system dynamics is obtained. The agents are considered to interact with one another implicitly via the reward of one agent depending on the choice of the other agents. The pairwise interaction model is adopted to describe this effect. As a specific example of systems with non-transitive interactions, a two agent and three agent systems of the rock-paper-scissors type are analyzed in detail, including the stability analysis and numerical simulation. Scale-free memory is demonstrated to cause complex dynamics of the systems at hand. In particular, it is shown that there can be simultaneously two modes of the system instability undergoing subcritical and supercritical bifurcation, with the latter one exhibiting anomalous oscillations with the amplitude and period growing with time. Besides, the instability onset via this supercritical mode may be regarded as "altruism self-organization". For the three agent system the instability dynamics is found to be rather irregular and can be composed of alternate fragments of oscillations different in their properties.Comment: 17 pages, 7 figur

    Measurement of the Atmospheric Muon Spectrum from 20 to 3000 GeV

    Get PDF
    The absolute muon flux between 20 GeV and 3000 GeV is measured with the L3 magnetic muon spectrometer for zenith angles ranging from 0 degree to 58 degree. Due to the large exposure of about 150 m2 sr d, and the excellent momentum resolution of the L3 muon chambers, a precision of 2.3 % at 150 GeV in the vertical direction is achieved. The ratio of positive to negative muons is studied between 20 GeV and 500 GeV, and the average vertical muon charge ratio is found to be 1.285 +- 0.003 (stat.) +- 0.019 (syst.).Comment: Total 32 pages, 9Figure
    corecore