Creating Public Spaces : Centering Public Values in Digital Infrastructures

Institutions like public broadcasters and universities face conflicts of values when using surveillant digital tools: organizations bound to protect the privacy and respect their autonomy of their constituents - which we term "values-led organizations" - find those values undermined by tools they must use to conduct business online. A Dutch nonprofit, Public Spaces, has developed a self-audit method for documenting dependencies on such tools and working to find values-consistent alternatives. The Public Spaces Digital Power Wash is a method applicable to other tensions between organizational values and values embedded in digital tools. We expand from this specific case study to consider the larger challenge of tensions between organizational values and the behavior of digital tools and examine the possibility that values-led organizations could take the lead in building digital public infrastructures that value the autonomy and privacy of citizens

M & L Jaargang 25/6

Anna Bergmans De Sint-Jan-Baptistkerk in Averbode. Een toekomst voor haar verleden. [The church of Saint John the Baptist in Averbode. A future for its past.]Op het grondgebied van de gemeente Scherpenheuvel staat niet enkel een vermaarde basiliek maar tevens de abdij met kerk van Averbode. Bij dit M&L themanummer, gewijd aan een voor de Vlaamse Monumentenprijs 2002 genomineerde topmonument, schreef Anna Bergmans een ten geleide.Guido Jan Bral De Norbertijnerabdij in Averbode.Merkbaar onder de indruk van de premonstratenzerarchitectuur, neemt Guido-Jan Bral de recente restauratie van de abdijkerk in Averbode te baat om deze laatste in haar tijd en de architectuurgeschiedenis een plaats te geven.Het bouwrelaas leest als een roman, met actoren en tenoren: de afgewimpelde Faydherbe, de ruziënde Jan II Van den Eynde en Jan van der Steen, een merkwaardig maar anoniem, onuitgevoerd gebleven voorontwerp Bovenal blijkt nochtans hoezeer experimenten in het interieur de gotische tradities voortaan inruilden voor de nieuwste, geïmporteerde barokke modellen.Marc Vanderauwera Averbode: De restauratie van het barokke kerkinterieur en de herwaardering van de contemplatieve ruimte - een synthese. [Synthesis of the Baroque interiors restoration Revaluation of a contemplatieve space.]Vanzelfsprekend bleef de norbertijnenkerk doorheen de tijden niet onaangeroerd, noch ongerept. Met de vereiste terughoudendheid leidde Marc Vanderauwera de restauratie van het interieur waarin vervuiling, schade maar ook waardevolle toevoegingen -de 18de-eeuwse marmeren vloer en unieke scagliola-pleisterwerken- elk hun geëigende aanpak kregen.Beveiligingsingrepen en de inpassing van een geschikt verwarmingssysteem waarborgen voor dit religieuze erfgoed bij de aanvang van de 21ste eeuw meteen ook de bestendiging van de oorspronkelijke bestemming: de katholieke eredienst.Linda Van Dijck De restauratie van het hoofdaltaar en de houten gepolychromeerde barokaltaren in de Sint-Jan-Baptistkerk in Averbode. [The restoration of the main altar and the wooden polychrome baroque altars in the church of Saint John the Baptist in Averbode.]Samen met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium leidde Linda Van Dijck een experiment: de restauratie van de hoofdzakelijk houten barokaltaren van de abdijkerk. De verslaggeving in M&L werd geen vanzelfsprekende brok lectuur, maar belooft de aanhouder een fascinerende onderdompeling in het universum van 17de-eeuwse befaamde altaarbouwers en dit van, meer dan drie eeuwen later, door de wol gedrenkte restaurateurs.Het werkstuk besluit met aanbevelingen voor een dagdagelijkse verdere conservatie: woorden in de wind?Linda Van Dijck De restauratie van de stucwerkaltaren in de Sint-Jan-Baptistkerk in Averbode. [The restoration of the stucco altars in the church of Saint John the Baptist in Averbode.]Zij zijn voor het publiek zo goed als onzichtbaar en in de zuidelijke Nederlanden vrijwel uniek, maar met deze altaren in verguld hout, blauwig grijs stucmarmer en monochroom verguld gips verwierf Franz Xaver Bader in 1773 in Averbode onsterfelijke roem.Linda Van Dijck weet niet alleen de totstandkoming van deze altaren te situeren en de conserverende behandelingen te omschrijven: ze schenkt tevens aandacht aan de heel bijzondere techniek en de mogelijke afwerkingswijzen.Summar

Influence of daily 10-85 mu g vitamin D supplements during pregnancy and lactation on maternal vitamin D status and mature milk antirachitic activity

Pregnant and lactating women and breastfed infants are at risk of vitamin D deficiency. The supplemental vitamin D dose that optimises maternal vitamin D status and breast milk antirachitic activity (ARA) is unclear. Healthy pregnant women were randomised to 10 (n 10), 35 (n 11), 60 (n 11) and 85 (n 11) mu g vitamin D-3/d from 20 gestational weeks (GW) to 4 weeks postpartum (PP). The participants also received increasing dosages of fish oil supplements and a multivitamin. Treatment allocation was not blinded. Parent vitamin D and 25-hydroxyvitamin D (25(OH)D) were measured in maternal plasma at 20 GW, 36 GW and 4 weeks PP, and in milk at 4 weeks PP. Median 25(OH)D and parent vitamin D at 20 GW were 85 (range 25-131) nmol/l and 'not detectable (nd)' (range nd-40) nmol/l. Both increased, seemingly dose dependent, from 20 to 36 GW and decreased from 36 GW to 4 weeks PP. In all, 35 mu g vitamin D/d was needed to increase 25(OH)D to adequacy (80-249 nmol/l) in >97 center dot 5 % of participants at 36 GW, while >85 mu g/d was needed to reach this criterion at 4 weeks PP. The 25(OH)D increments from 20 to 36 GW and from 20 GW to 4 weeks PP diminished with supplemental dose and related inversely to 25(OH)D at 20 GW. Milk ARA related to vitamin D-3 dose, but the infant adequate intake of 513 IU/l was not reached. Vitamin D-3 dosages of 35 and >85 mu g/d were needed to reach adequate maternal vitamin D status at 36 GW and 4 weeks PP, respectively

M & L Jaargang 10/1

GeneriekEdgard Goedleven 10 jaar M&L, boegbeeld en troetelkind van het Bestuur Monumenten en Landschappen. [10 years of M&L: figure-head and mollycoddle of the Directory for Monuments and Landscapes.]Honderdentien maand en zowat drieduizend tweehonderd bedrukte paginas terug startte een ongebruikelijk maar hoopvol gestemd initiatief van een sindsdien maar nauwelijks gewijzigde M&L redactie.Bij dit eerste jubileumnummer blikt haar voorzitter, Edgard Goedleven, tevreden terug op de voorbije negen jaargangen.Jean-Pierre Esther en Miek Goossens m.m.v. Pascal Stroobant De restauratie van het huis De Groote Mortier in Brugge. [The restoration of the Groote Mortier mansion at Bruges.]Niet alle monumenten dragen even stijlvol de littekens van hun hoge ouderdom. In oorsprong 15de-eeuws en gotisch, en bij herhaalde 19de-eeuwse verbouwingen ondermeer opgesmukt met een origineel neo-renaissance interieur, vormt het Brugse reiehuis hierop een gelukkige uitzondering. De gecombineerde aandacht van Jean-Pierre Esther, Pascal Stroobants en Miek Goossens ging bij de jongste gevelrestauratie dan ook uitdrukkelijk naar een respectvolle bestendiging van een historisch gegroeide situatie.Guido Jan Bral Over het ontstaan en de restauratie-renovatie van het ASLK directiegebouw te Brussel. [On the origins and restoration-renovation of the ASLK headquarters in Brussels.]Aanvankelijk gehuisvest aan de Brusselse Eikstraat, later ruim twee decennia lang gevestigd in een eigen pand aan het De Brouckèreplein, zou de Algemene Spaar- en Lijfrentekas in 1893 voortaan haar intrek nemen in de alombekende hoofdzetel aan de Wolvengracht. Dat deze eerste nieuwe gebouwen van Henri Beyaert en Alban Chambon, ruim een eeuw later, aan enige opfrissing toe waren hoeft nauwelijks betoog.Toch is de herontdekte luister van het Directie-hoekgebouw in ruime mate toe te schrijven aan de geïnspireerde inzet van Guido Jan Bral.Joke Bungeneers, Sander Peters, Rutger Steenmeijer, Jan Van Damme, Linda Van Dijck en Johan Veeckman De restauratie van het monumentale poortgebouw Veemarkt hoek Zwartzustersstraat te Antwerpen. [Restoration of a monumental gate at the corner Veemarkt/Zwartzustersstraat at Antwerp.]Weliswaar nog steeds meer gelyck aan den inganck van een uytspanninge als van een kercke bood de zich opdringende restauratie van dit naar huidig voorkomen 18de-eeuws Antwerps poortgebouw eens te meer de gelegenheid tot een al te zeldzame gecombineerde aanpak. Doorgezet historisch, archeologisch en materieel-technisch onderzoek, gevolgd door een zorgvuldige, gedeeltelijke reiniging en minutieuze opmeting, voorafgaand aan de fase-gewijze herstelling zelf, bewezen bij dit kleine monument hun nut ten overvloede.Hoe onbekend het niet onbeminde portaal op de Veemarkt wel was wordt hierbij kleurrijk in de verf gezet door Rutger Steenmeijer, met medeweten en medewerking van Joke Bungeneers, Sander Peters, Jan Van Damme, Linda Van Dijck en Johan Veeckman.SummaryM&L Binnenkran

M & L Extra-nummer - Maagdentoren

Sonja Vanblaere - VoorwoordKjell Corens - De Maagdentoren. De rijkdom van een vergeten heerlijkheid.Frans Doperé - Bouwde Reinier II van Schoonvorst in Zichem een ongewone woontoren, een militaire versterking of een uniek prestige-symbool?Sofie Debruyne, Geert Vynckier en Marc Brion - Onder den toren. Het archeologisch bodemarchief van de reus van Zichem.Thomas Van Driessche - De Maagdentoren in de 19de en 20ste eeuw: van de aankoop door de Belgische staat in 1859 tot de bescherming als monument in 1962Hilde Thibaut, Marc Vanderauwera en Kristin Van den Abbeele - De restauratie van de MaagdentorenNorbert Provoost, Marc Vanderauwera en Hilde Thibaut - Stabiliteit van de MaagdentorenMarc Vanderauwera en Hilde Thibaut - Behandeling van het parement in Diestiaan ijzerzandsteenLinda Van Dijck - Het interieur van de MaagdentorenKoen Smets, Herman van den Bossche en Jan van Ormelingen - De Demervallei tussen Aarschot en Diest in de onmiddellijke omgeving van de MaagdentorenLiesbeth Tielens - De toekomst van de Maagdentoren als belangrijke toeristische trekpleister voor Zichem en omstrekenSummar

Trehalose-6-phosphate-mediated toxicity determines essentiality of OtsB2 in Mycobacterium tuberculosis in vitro and in mice

Trehalose biosynthesis is considered an attractive target for the development of antimicrobials against fungal, helminthic and bacterial pathogens including Mycobacterium tuberculosis. The most common biosynthetic route involves trehalose-6-phosphate (T6P) synthase OtsA and T6P phosphatase OtsB that generate trehalose from ADP/UDP-glucose and glucose-6-phosphate. In order to assess the drug target potential of T6P phosphatase, we generated a conditional mutant of M. tuberculosis allowing the regulated gene silencing of the T6P phosphatase gene otsB2. We found that otsB2 is essential for growth of M. tuberculosis in vitro as well as for the acute infection phase in mice following aerosol infection. By contrast, otsB2 is not essential for the chronic infection phase in mice, highlighting the substantial remodelling of trehalose metabolism during infection by M. tuberculosis. Blocking OtsB2 resulted in the accumulation of its substrate T6P, which appears to be toxic, leading to the self-poisoning of cells. Accordingly, blocking T6P production in a ΔotsA mutant abrogated otsB2 essentiality. T6P accumulation elicited a global upregulation of more than 800 genes, which might result from an increase in RNA stability implied by the enhanced neutralization of toxins exhibiting ribonuclease activity. Surprisingly, overlap with the stress response caused by the accumulation of another toxic sugar phosphate molecule, maltose-1-phosphate, was minimal. A genome-wide screen for synthetic lethal interactions with otsA identified numerous genes, revealing additional potential drug targets synergistic with OtsB2 suitable for combination therapies that would minimize the emergence of resistance to OtsB2 inhibitors

Clinical and virological characteristics of hospitalised COVID-19 patients in a German tertiary care centre during the first wave of the SARS-CoV-2 pandemic: a prospective observational study

Purpose: Adequate patient allocation is pivotal for optimal resource management in strained healthcare systems, and requires detailed knowledge of clinical and virological disease trajectories. The purpose of this work was to identify risk factors associated with need for invasive mechanical ventilation (IMV), to analyse viral kinetics in patients with and without IMV and to provide a comprehensive description of clinical course. Methods: A cohort of 168 hospitalised adult COVID-19 patients enrolled in a prospective observational study at a large European tertiary care centre was analysed. Results: Forty-four per cent (71/161) of patients required invasive mechanical ventilation (IMV). Shorter duration of symptoms before admission (aOR 1.22 per day less, 95% CI 1.10-1.37, p < 0.01) and history of hypertension (aOR 5.55, 95% CI 2.00-16.82, p < 0.01) were associated with need for IMV. Patients on IMV had higher maximal concentrations, slower decline rates, and longer shedding of SARS-CoV-2 than non-IMV patients (33 days, IQR 26-46.75, vs 18 days, IQR 16-46.75, respectively, p < 0.01). Median duration of hospitalisation was 9 days (IQR 6-15.5) for non-IMV and 49.5 days (IQR 36.8-82.5) for IMV patients. Conclusions: Our results indicate a short duration of symptoms before admission as a risk factor for severe disease that merits further investigation and different viral load kinetics in severely affected patients. Median duration of hospitalisation of IMV patients was longer than described for acute respiratory distress syndrome unrelated to COVID-19

Machine learning algorithms performed no better than regression models for prognostication in traumatic brain injury

Objective: We aimed to explore the added value of common machine learning (ML) algorithms for prediction of outcome for moderate and severe traumatic brain injury. Study Design and Setting: We performed logistic regression (LR), lasso regression, and ridge regression with key baseline predictors in the IMPACT-II database (15 studies, n = 11,022). ML algorithms included support vector machines, random forests, gradient boosting machines, and artificial neural networks and were trained using the same predictors. To assess generalizability of predictions, we performed internal, internal-external, and external validation on the recent CENTER-TBI study (patients with Glasgow Coma Scale <13, n = 1,554). Both calibration (calibration slope/intercept) and discrimination (area under the curve) was quantified. Results: In the IMPACT-II database, 3,332/11,022 (30%) died and 5,233(48%) had unfavorable outcome (Glasgow Outcome Scale less than 4). In the CENTER-TBI study, 348/1,554(29%) died and 651(54%) had unfavorable outcome. Discrimination and calibration varied widely between the studies and less so between the studied algorithms. The mean area under the curve was 0.82 for mortality and 0.77 for unfavorable outcomes in the CENTER-TBI study. Conclusion: ML algorithms may not outperform traditional regression approaches in a low-dimensional setting for outcome prediction after moderate or severe traumatic brain injury. Similar to regression-based prediction models, ML algorithms should be rigorously validated to ensure applicability to new populations

Variation in Structure and Process of Care in Traumatic Brain Injury: Provider Profiles of European Neurotrauma Centers Participating in the CENTER-TBI Study.

INTRODUCTION: The strength of evidence underpinning care and treatment recommendations in traumatic brain injury (TBI) is low. Comparative effectiveness research (CER) has been proposed as a framework to provide evidence for optimal care for TBI patients. The first step in CER is to map the existing variation. The aim of current study is to quantify variation in general structural and process characteristics among centers participating in the Collaborative European NeuroTrauma Effectiveness Research in Traumatic Brain Injury (CENTER-TBI) study. METHODS: We designed a set of 11 provider profiling questionnaires with 321 questions about various aspects of TBI care, chosen based on literature and expert opinion. After pilot testing, questionnaires were disseminated to 71 centers from 20 countries participating in the CENTER-TBI study. Reliability of questionnaires was estimated by calculating a concordance rate among 5% duplicate questions. RESULTS: All 71 centers completed the questionnaires. Median concordance rate among duplicate questions was 0.85. The majority of centers were academic hospitals (n = 65, 92%), designated as a level I trauma center (n = 48, 68%) and situated in an urban location (n = 70, 99%). The availability of facilities for neuro-trauma care varied across centers; e.g. 40 (57%) had a dedicated neuro-intensive care unit (ICU), 36 (51%) had an in-hospital rehabilitation unit and the organization of the ICU was closed in 64% (n = 45) of the centers. In addition, we found wide variation in processes of care, such as the ICU admission policy and intracranial pressure monitoring policy among centers. CONCLUSION: Even among high-volume, specialized neurotrauma centers there is substantial variation in structures and processes of TBI care. This variation provides an opportunity to study effectiveness of specific aspects of TBI care and to identify best practices with CER approaches