Custom wheat microarray development for analysis of grain quality

BACKGROUND: Germline mutations in the SMAD4 gene lead to both juvenile polyposis syndrome and hereditary haemorrhagic telangiectasia (HHT). CASE DESCRIPTION: A 23-year-old man underwent colectomy with ileo-anal pouch anastomosis at the age of 12 due to colorectal juvenile polyposis. At follow-up, recurrent juvenile polyps in the pouch were removed. No gastric polyps were found. The family history was negative for intestinal polyposis. In addition, the patient had recurrent epistaxis. DNA testing revealed a pathogenic SMAD4 mutation: c.1558G>T; p.(Glu520*). Further examination confirmed suspected HHT. CONCLUSION: DNA testing in patients with juvenile polyposis is important for subclassification of this syndrome with implications for the management of patients and family members

The Impact of Sexual Abuse in Patients Undergoing Colonoscopy

Development and application of statistical models for medical scientific researc

Vijftig jaar monitoring en beheer van de Friese en Groninger kwelderwerken: 1960-2009

Dit WOt-werkdocument is een update van het kwelderboek uit 2001 en gaat ook over de bescherming door de kwelderwerken tegen de Allerheiligenvloed van 2006, over de Kaderrichtlijn Water en over de Sylt Conferentie van 2010. In 2007 verscheen in de WOT IN serie al een deel over Monitoring van kwelders in de Waddenzee, met beheermaatregelen voor alle kwelders (www.waddenzee.nl/Kwelders.1982.0.html). In de publicaties is ook aandacht voor beweiding, vegetatiekaarten, veroudering van de vegetatie, zeegras, grondwerk, ontwatering, en duurzaamheid van de rijshoutdammen

Friese en Groninger Kwelderwerken : monitoring en beheer 1960-2014

Een belangrijk ecologisch doel voor de Waddenzee is een zo groot en natuurlijk mogelijk areaal kwelders. Mede daarom wordt in de half-natuurlijke kwelderwerken langs Friese en Groninger vastelandskust het beheer geleidelijk aangepast naar duurzamer en minder kunstmatig. Langetermijnmonitoring doorRijkswaterstaat van hoogte- en vegetatieontwikkeling begeleidt deze verandering. Het gemiddelde areaal kwelder en pionierzone voldoet ruimschoots aan de voor de kwelderwerken gestelde eisen. Echter door opslibbing worden kwelders hoger, waarbij de vegetatie door successie verandert en er uiteindelijk een soortenarme vegetatie van Zeekweek kan ontstaan. Een bijkomend effect in de kwelderwerken is dat er door successie, op termijn, weinig ruimte overblijft in de overgangszone van laaggelegen wad naar hooggelegen horizontaal uitbreidende kwelder voor pioniervegetatie met Zeekraal, terwijl de Waddenzee daar het belangrijkste gebied voor is. Beweiding vertraagt weliswaar de ontwikkeling naar climaxvegetatie, maar voor grotere algehele natuurlijkheid zou meer dynamiek, waarbij aangroei en afslag van kwelders in evenwicht zijn door cyclische successie, uitkomst kunnen bieden. Er gaat onderzocht worden of een aangepast beheer van de rijshoutdammen hierbij kan helpen.<br/

Braneworld Dynamics of Inflationary Cosmologies with Exponential Potentials

In this work we consider Randall-Sundrum braneworld type scenarios, in which the spacetime is described by a five-dimensional manifold with matter fields confined in a domain wall or three-brane. We present the results of a systematic analysis, using dynamical systems techniques, of the qualitative behaviour of Friedmann-Lemaitre-Robertson-Walker type models, whose matter is described by a scalar field with an exponential potential. We construct the state spaces for these models and discuss how their structure changes with respect to the general-relativistic case, in particular, what new critical points appear and their nature and the occurrence of bifurcation.Comment: 15 pages, 9 figures, RevTex 4. Submitted to Physical Review

Friese en Groninger kwelderwerken : monitoring en beheer 1960-2010

Zowel in nationaal als in trilateraal verband geldt als één van de ecologische doelen voor de Waddenzee een zo groot en natuurlijk mogelijk areaal aan kwelders. Actief ingrijpen om bestaande kwelders in stand te houden dient op een zo natuurlijk mogelijke wijze plaats te vinden. In de kwelderwerken en zomerpolders langs Friese en Groninger vastelandskust is een omslag in beheer ingezet richting duurzamer en minder kunstmatig. Langetermijnmonitoring van onder meer de hoogte- en vegetatieontwikkeling begeleidt deze verandering en dient ook om te zien of de meer natuurlijke wijze van beheer zich verdraagt met de effecten van zeespiegelstijging. De resultaten worden jaarlijks op www.waddenzee.nl gepubliceerd en zijn verder onder andere ook input voor de vijfjaarlijkse Quality Status Reports in het kader van de trilaterale samenwerking tussen de Wadddenzee-landen. De Waddenzee is het belangrijkste gebied voor éénjarige pioniervegetaties van Zeekraal. Deze pionierzone is de overgang van wadplaten naar kwelder en beschermt de hoger gelegen kwelderzones. Door opslibbing worden kwelders hoger, waarbij de vegetatie door successie verandert. De vegetatie ontwikkelt zich tijdens dat proces tot een eindstadium of climaxbegroeiing. De biodiversiteit neemt sterk af als een kwelder in zijn eindfase komt door veroudering met als eindstadium een soortenarme vegetatie van Zeekweek. Begreppeling versnelt de veroudering van de kwelderzone. Beweiding stelt de ontwikkeling van een climaxvegetatie uit. De ideale natuurlijke situatie zou cyclische successie zijn, daarbij zijn aangroei en afslag van kwelders in evenwicht. De kwaliteit van kwelders kan worden verbeterd door de variatie aan hoogtezones, geomorfologische vormen (groene stranden, slufters, zandige kwelders, kleiige kwelders) en beheervormen (beweide en onbeweide kwelders) te behouden of te herstelle

Age at diagnosis of inflammatory bowel disease influences early development of colorectal cancer in inflammatory bowel disease patients: A nationwide, long-term survey

Background: Data on clinical characteristics of patients with inflammatory bowel disease (IBD)-related colorectal cancer (CRC) are scarce and mainly originate from tertiary referral centres. We studied patient and disease characteristics of IBD-related CRC in a nationwide IBD cohort in general hospitals. Main outcome parameters were time to develop CRC, and factors associated with early CRC development. Methods: All IBD patients diagnosed with CRC between 1 January 1990 and 1 July 2006 were identified using a nationwide automated pathology database (PALGA). Patient charts were assessed to confirm diagnosis and collect clinical data. Early CRC was defined as CRC diagnosed less than 8 years after IBD diagnosis. Statistical analysis was performed using descriptive statistics, independent t tests, binary logistic regression and Cox-regression analysis. Results: Diagnosis of IBD-related CRC was confirmed in 251 patients (171 ulcerative colitis, 77 Crohn's disease, 3 unclassified colitis), 161 males (64 %). Median time from IBD diagnosis to CRC diagnosis was 12 years (IQR 4-20); 89 patients (35 %) developed early CRC. Type of IBD,

Velocity-space sensitivity of the time-of-flight neutron spectrometer at JET

The velocity-space sensitivities of fast-ion diagnostics are often described by so-called weight functions. Recently, we formulated weight functions showing the velocity-space sensitivity of the often dominant beam-target part of neutron energy spectra. These weight functions for neutron emission spectrometry (NES) are independent of the particular NES diagnostic. Here we apply these NES weight functions to the time-of-flight spectrometer TOFOR at JET. By taking the instrumental response function of TOFOR into account, we calculate time-of-flight NES weight functions that enable us to directly determine the velocity-space sensitivity of a given part of a measured time-of-flight spectrum from TOFOR

On the mechanisms governing gas penetration into a tokamak plasma during a massive gas injection

A new 1D radial fluid code, IMAGINE, is used to simulate the penetration of gas into a tokamak plasma during a massive gas injection (MGI). The main result is that the gas is in general strongly braked as it reaches the plasma, due to mechanisms related to charge exchange and (to a smaller extent) recombination. As a result, only a fraction of the gas penetrates into the plasma. Also, a shock wave is created in the gas which propagates away from the plasma, braking and compressing the incoming gas. Simulation results are quantitatively consistent, at least in terms of orders of magnitude, with experimental data for a D 2 MGI into a JET Ohmic plasma. Simulations of MGI into the background plasma surrounding a runaway electron beam show that if the background electron density is too high, the gas may not penetrate, suggesting a possible explanation for the recent results of Reux et al in JET (2015 Nucl. Fusion 55 093013)

Relationship of edge localized mode burst times with divertor flux loop signal phase in JET

A phase relationship is identified between sequential edge localized modes (ELMs) occurrence times in a set of H-mode tokamak plasmas to the voltage measured in full flux azimuthal loops in the divertor region. We focus on plasmas in the Joint European Torus where a steady H-mode is sustained over several seconds, during which ELMs are observed in the Be II emission at the divertor. The ELMs analysed arise from intrinsic ELMing, in that there is no deliberate intent to control the ELMing process by external means. We use ELM timings derived from the Be II signal to perform direct time domain analysis of the full flux loop VLD2 and VLD3 signals, which provide a high cadence global measurement proportional to the voltage induced by changes in poloidal magnetic flux. Specifically, we examine how the time interval between pairs of successive ELMs is linked to the time-evolving phase of the full flux loop signals. Each ELM produces a clear early pulse in the full flux loop signals, whose peak time is used to condition our analysis. The arrival time of the following ELM, relative to this pulse, is found to fall into one of two categories: (i) prompt ELMs, which are directly paced by the initial response seen in the flux loop signals; and (ii) all other ELMs, which occur after the initial response of the full flux loop signals has decayed in amplitude. The times at which ELMs in category (ii) occur, relative to the first ELM of the pair, are clustered at times when the instantaneous phase of the full flux loop signal is close to its value at the time of the first ELM