Коррекция двигательных и поведенческих функций в лечении и реабилитации больных шизотипическим расстройством

На основании особенностей невербального поведения больных шизотипическим расстройством разработаны поведенческие методы, применение которых в их комплексной терапии позволяет добиться более полной редукции психопатологической симптоматики.Behavioral methods were worked out basing of the peculiarities of non−verbal behavior of the patients with schizotypical disorders. The use of the methods in complex therapy allows to achieve more complete reduction in psychopathological signs

A chemical survey of exoplanets with ARIEL

Thousands of exoplanets have now been discovered with a huge range of masses, sizes and orbits: from rocky Earth-like planets to large gas giants grazing the surface of their host star. However, the essential nature of these exoplanets remains largely mysterious: there is no known, discernible pattern linking the presence, size, or orbital parameters of a planet to the nature of its parent star. We have little idea whether the chemistry of a planet is linked to its formation environment, or whether the type of host star drives the physics and chemistry of the planet’s birth, and evolution. ARIEL was conceived to observe a large number (~1000) of transiting planets for statistical understanding, including gas giants, Neptunes, super-Earths and Earth-size planets around a range of host star types using transit spectroscopy in the 1.25–7.8 μm spectral range and multiple narrow-band photometry in the optical. ARIEL will focus on warm and hot planets to take advantage of their well-mixed atmospheres which should show minimal condensation and sequestration of high-Z materials compared to their colder Solar System siblings. Said warm and hot atmospheres are expected to be more representative of the planetary bulk composition. Observations of these warm/hot exoplanets, and in particular of their elemental composition (especially C, O, N, S, Si), will allow the understanding of the early stages of planetary and atmospheric formation during the nebular phase and the following few million years. ARIEL will thus provide a representative picture of the chemical nature of the exoplanets and relate this directly to the type and chemical environment of the host star. ARIEL is designed as a dedicated survey mission for combined-light spectroscopy, capable of observing a large and well-defined planet sample within its 4-year mission lifetime. Transit, eclipse and phase-curve spectroscopy methods, whereby the signal from the star and planet are differentiated using knowledge of the planetary ephemerides, allow us to measure atmospheric signals from the planet at levels of 10–100 part per million (ppm) relative to the star and, given the bright nature of targets, also allows more sophisticated techniques, such as eclipse mapping, to give a deeper insight into the nature of the atmosphere. These types of observations require a stable payload and satellite platform with broad, instantaneous wavelength coverage to detect many molecular species, probe the thermal structure, identify clouds and monitor the stellar activity. The wavelength range proposed covers all the expected major atmospheric gases from e.g. H2O, CO2, CH4 NH3, HCN, H2S through to the more exotic metallic compounds, such as TiO, VO, and condensed species. Simulations of ARIEL performance in conducting exoplanet surveys have been performed – using conservative estimates of mission performance and a full model of all significant noise sources in the measurement – using a list of potential ARIEL targets that incorporates the latest available exoplanet statistics. The conclusion at the end of the Phase A study, is that ARIEL – in line with the stated mission objectives – will be able to observe about 1000 exoplanets depending on the details of the adopted survey strategy, thus confirming the feasibility of the main science objectives.Peer reviewedFinal Published versio

Motorische ontwikkeling in relatie tot een actieve leefstijl

We bevinden ons in een tijdperk waarin veel kinderen te dik zijn en te weinig bewegen. Daar wordt op verschillende manieren aandacht aan besteed, waarbij vooral wordt ingezet op het bevorderen van een gezonde actieve leefstijl. In dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen de motorische ontwikkeling van kinderen en een actieve leefstijl op latere leeftijd

Reliability and concurrent validity of a motor skill competence test among 4- to 12-year old children

The purpose of this study was to examine the test-retest reliability, internal consistency and concurrent validity of the Athletic Skills Track (AST). During a regular PE lesson, 930 4- to 12-year old children (448 girls, 482 boys) completed two motor skill competence tests: (1) the Körperkoordination-Test für Kinder (KTK) and (2) an age-related version of the AST (age 4-6 years: AST-1, age 6-9 years: AST-2, and age 9-12 years: AST-3). The test-retest reliability of the AST was high (AST-1: ICC = 0.881 (95% CI: 0.780-0.934); AST-2: ICC = 0.802 (95% CI: 0.717-0.858); and AST-3: ICC = 0.800 (95% CI: 0.669-0.871). The internal consistency, concerning the three age-bands of the AST was above the acceptable level of Cronbach's α > 0.70 (AST-1: α = 0.764; AST-2: α = 0.700; and AST-3: α = 0.763). There was a moderate to high correlation between the time to complete the AST, and the age- and gender-related motor quotients of the KTK (AST-1: r = -0.747, p = 0.01; AST-2: r = -0.646, p = 0.01; and AST-3: r = -0.602, p = 0.01). The Athletic Skills Track is a reliable and valid assessment tool to assess motor skill competence among 4- to 12-year old children in the PE setting

De ontwikkeling van de MQ Scan: Een beweegparcours als praktische motoriektest in de LO

In de afgelopen jaren hebben De Haagse Hogeschool en de Vrije Universiteit Amster dam samen onderzoek gedaan naar een motoriektest die praktisch toepasbaar is in de gymles. In dit onderzoek is nauw samengewerkt met LO-docenten en buurtsportcoa ches. Het resultaat is de MQ Scan; een wetenschappelijk verantwoorde en praktisch toepasbare motoriektest. In dit artikel wordt het belang van meten van motoriek, de inhoud van de MQ Scan en het onderzoek naar de MQ Scan besproken

Een beweegparcours als snel, leuk en praktisch alternatief voor een motoriektest in het bewegingsonderwijs?

Er zijn aanwijzingen dat niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit van bewegen van kinderen achteruit is gegaan de afgelopen decennia. Om succesvolle beweegkansen in de toekomst te genereren, is het belangrijk dat kinderen vroeg in het leven fundamentele motorische vaardigheden aanleren. Het bewegingsonderwijs kan een grote rol spelen in het ontwikkelen en monitoren van deze vaardigheden. De huidige leerlingvolgsystemen en motorische testen zijn echter kostbaar en nemen veel tijd in beslag. Er moeten speciale testmaterialen en software aangeschaft worden

De bijdrage van LO aan de motorische ontwikkeling van kinderen

Een leven lang bewegen start bij de beheersing van fundamentele motorische vaardigheden. Hier ligt een kans voor het bewegingsonderwijs om zicvh mee te profileren. In dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen motorische ontwikkeling en een actieve leefstijl en de bijdrage die het bewegingsonderwijs kan leveren

Het meten van motorische vaardigheid in de lichamelijke opvoeding

Kinderen zijn beduidend zwaarder en minder actief dan vroeger. Docenten Lichamelijke Opvoeding (LO) zouden een belangrijke rol kunnen spelen in het ombuigen van deze trends, onder andere door zich meer te richten op de motorische vaardigheid van kinderen, een belangrijke voorspeller van een meer actieve leefstijl op latere leeftijd. Uit de Nulmeting Bewegingsonderwijs (Reijgersberg et al., 2013) komt naar voren dat niet duidelijk is in hoeverre docenten LO bijdragen aan de motorische vaardigheid van kinderen. Om hier meer inzicht in te krijgen is behoefte aan een valide, betrouwbaar en praktisch toepasbaar meetinstrument. In dit artikel wordt ingegaan op het meten van de motorische vaardigheid binnen de context van de lichamelijke opvoeding met een nieuw meetinstrument: het Athletic Skills (AS)-beweegparcours

Validity of an Athletic Skills Track among 6- to 12-year old children

The purpose of this study was to examine the feasibility and validity of an Athletic Skills Track (AST) to assess fundamental movement skills among 6- to 12-year-old children in a physical education setting. 463 Dutch children (211 girls, 252 boys) completed three tests: the Körperkoordination-Test für Kinder (KTK) and two Athletic Skills Tracks (AST-1, AST-2). The validity of AST-1 and AST-2 was examined by correlating the time (sec) needed to complete the tracks and the KTK Motor Quotient (KTK MQ). Overall, there was a small correlation between AST-1 and the KTK MQ (r = - 0.474 (p = 0.01)) and a medium correlation between AST-2 and the KTK MQ (r = - 0.502 (p = 0.01)). When split up by age group the associations between the Athletic Skills Tracks and the KTK MQ were large for 12-year old children (AST-1: r = - 0.767; AST-2: r = - 0.727) and smallest for 8-year olds with a medium association (AST-1: r = - 0.501; AST-2: r = - 0.469). The results suggest that children’s motor skills can be assessed with a quick, convenient, and low-cost motor competence test in a physical education setting, i.e. an Athletic Skills Track. This is an Accepted Manuscript of an article published by Taylor & Francis in "Journal of Sports Sciences" on 3 March 2016, available online: https://doi.org/10.1080/02640414.2016.115192

Incidence of pheochromocytoma and sympathetic paraganglioma in the Netherlands:A nationwide study and systematic review

INTRODUCTION: Recent years have seen major changes in clinical practice which may have affected the incidence rates of pheochromocytoma(PCC)/sympathetic paraganglioma(sPGL). There is, however, a lack of up-to-date information describing trends in these incidence rates. METHODS: We searched the Dutch pathology registry to identify all histopathologically confirmed cases of PCC/sPGL diagnosed between 1995 and 2015. We calculated incidence rates according to age category as well as age-standardized incidence rates (ASR). We also searched Medline and Embase to find data on nationwide incidence rates of PCC/sPGL. RESULTS: The nationwide pathology study revealed a total of 1493 patients with either PCC or sPGL. The ASR for PCC increased from 0.29 (95% CI: 0.24-0.33) to 0.46 (95% CI: 0.39-0.53) per 100,000 person-years in the periods 1995-1999 and 2011-2015, respectively. For sPGL the ASR in these same periods were 0.08 (95% CI: 0.06-0.10) and 0.11 (95% CI: 0.09-0.13) per 100,000 person-years, respectively. Concomitantly, PCC size decreased (β -0.17; P < .001) and age at diagnosis increased (β 0.13; P = .001). Our systematic search yielded 3 papers reporting on a total of 530 PCC/sPGL cases, showing a combined annual incidence rate varying from 0.04 to 0.21 per 100,000 person-years. CONCLUSION: Incidence rates of PCC/sPGL have increased significantly over the past two decades. This trend coincides with a higher age and a smaller tumor size at diagnosis. Most likely these observations are at least in part the result of changes in clinical practice during the study period, with a more intensified use of both imaging studies and biochemical tests for detecting PCC/sPGL