104 research outputs found
Compact reflection nebulae, a transit phase of evolution from post-AGB to planetary nebulae
In a search of the optical counter-part of candidates of protoplanetary nebulae on the plates of UK Schmidt, ESO Schmidt, and POSS, five compact reflection nebulae associated with post-AGB stars were found. A simplified model (dust shell is spherical symmetric, expansion velocity of dust shell is constant, Q(sub sca)(lambda) is isotropic, and the dust grain properties are uniform) is used to estimate the visible condition of the dust shell due to the scattering of the core star's light. Under certain conditions the compact reflection nebulae can be seen of the POSS or ESO/SRC survey plates
Morbid Nerves and Morals:The Rise of Psychiatry in the Netherlands
Het gegeven van de chronische identiteitscrisis van de psychiatrie vormt het uitgangspunt van deze studie over de opkomst en wording van deze medische specialisatie in Nederland tussen 1870 en 1920. Onze veronderstelling is dat de wortels van deze professionele identiteitsproblematiek in deze periode te vinden zijn en dat deze zichtbaar kunnen worden gemaakt door na te gaan hoe het nieuwe vak psychiatrie in die periode vorm kreeg, hoe het door de beoefenaren ervan werd gelegitimeerd, waar zij werkten, wat hun beroepsdomein omvatte, wat zij deden en met welke moeilijkheden zij zich geconfronteerd zagen. De onderzochte periode, waarin het fundament werd gelegd voor de moderne psychiatrie in Nederland, wordt gemarkeerd door de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie (NVP) in 1871 en het jaar 1920, toen enkele belangrijke ontwikkelingen in het vakgebied waren uitgekristalliseerd en de basis was gelegd voor de verdere ontplooiing ervan. In deze periode nam het psychiatrisch werkveld in omvang toe en veranderden de beroepsgroep en het vakgebied van gedaante. De institutionele krankzinnigenzorg is al eeuwen oud, maar pas in de negentiende eeuw groeide deze uit tot een bij uitstek geneeskundig domein en kwam het medische vak dat psychiatrie ging heten, tot ontwikkeling. In Nederland was de oprichting van de NVP in dit opzicht een mijlpaal: voor het eerst organiseerden geneeskundigen die in krankzinnigengestichten werkzaam waren, de gestichtsgeneesheren, zich - en wel onder de noemer psychiatrie. Deze vereniging vormde de aanzet tot de vorming van een nieuw medisch specialisme, vanaf 1896 verenigd met de neurologie. In de laatste twee decennia van de negentiende eeuw vonden ingrijpende veranderingen in de krankzinnigenzorg plaats en begon de expansie van het psychiatrisch-neurologisch werkterrein. Tot ver in de twintigste eeuw zou de zorg voor geesteszieken in krankzinnigengestichten dan wel psychiatrische inrichtingen of ziekenhuizen het omvangrijkste werkveld en het kerndomein van het nieuwe specialisme zijn, maar al aan het eind van de negentiende eeuw begonnen beoefenaars van de psychiatrie en de neurologie hun activiteiten ook op andere terreinen, buiten de muren van het gesticht, te ontplooien. De grenzen van het psychiatrisch beroepsdomein en de daarmee verbonden beroepscompetentie lagen niet vast en verschoven voortdurend. Dit impliceert dat wij het werkveld van de psychiatrie niet op voorhand kunnen definiëren en afbakenen; het gaat ons immers juist om de vorming van dat werkterrein en de veranderingen die het onderging. Ons aangrijpingspunt kan dan ook niet het psychiatrisch domein zijn. Om de ontwikkeling van het psychiatrisch werkveld in kaart te brengen volgen wij de beroepsbeoefenaars op hun diverse werkplekken, dat wil zeggen de geneeskundigen die vanaf 1871 verenigd waren in de NVP en vanaf 1896 in de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie en Neurologie (NVPN). Deze medici werden in de negentiende eeuw overigens nog maar sporadisch psychiater genoemd. Zoals gezegd waren zij aanvankelijk werkzaam in krankzinnigengestichten en werden zij als gestichtsgeneesheer of -arts aangeduid. Pas aan het eind van de negentiende eeuw begonnen medici die zich op de universiteiten profileerden als specialisten op het gebied van de psychiatrie de benaming psychiater te gebruiken. Daarnaast werd de term zenuwarts gangbaar als aanduiding voor geneeskundigen die zich in algemene ziekenhuizen, sanatoria, kuur- en herstellingsoorden alsook in poliklinieken en particuliere praktijken toelegden op de behandeling van zowel geestesstoornissen als zenuwkwalen, waaronder ook neurologische en psychosomatische aandoeningen. Zoals uit de veranderde naamgeving van de beroepsvereniging blijkt, bestond er een overlap tussen het werkveld van de psychiatrie en dat van de neurologie. De drie benamingen voor deze gespecialiseerde geneeskundigen, gestichtsgeneesheer of -arts, psychiater en zenuwarts, bestonden tot 1920 (en ook nog in de daarop volgende decennia) naast elkaar. Aangezien de veranderende terminologie de uitbreiding van het beroepsdomein tot op zekere hoogte weerspiegelt en ook om anachronismen te voorkomen, maken wij in ons betoog gebruik van de toenmalige benamingen van de beroepsbeoefenaars. De psychiatrische beroepsgroep zoals we die thans kennen, bestond in de door ons behandelde periode nog niet; de interne eenheid was minder hecht en de afgrenzing ten opzichte van de rest van de geneeskunde was minder scherp. Overigens bestond ook de vrij nieuwe term psychiatrie als aanduiding van het vak en het werkveld naast andere terminologie, zoals krankzinnigenzorg en zenuw- en zielsziekten. De hoofdvraag van deze studie richt zich op de wijze waarop gestichtsartsen, psychiaters en zenuwartsen zich profileerden als een aparte beroepsgroep, hun werkveld vormgaven en hun vak wetenschappelijk en maatschappelijk legitimeerden. Deze vraag zal worden beantwoord door middel van onderzoek naar de cognitieve inhoud van de psychiatrie, de institutionele, juridische en maatschappelijke kaders waarin de beroepsbeoefenaars actief waren, hun professionele strategieën en de patiënten die zij behandelden. De hoofdvraag valt uiteen in de volgende deelvragen: - Wat behelsde het vak psychiatrie, hoe werden de grenzen van zijn werkgebied afgebakend? - Hoe verhielden beroepsbeoefenaren zich tot andere groepen die zich (deels) op hetzelfde werkterrein bewogen?- Met welke problemen en stoornissen hielden deze geneeskundigen zich bezig en hoe definieerden en behandelden zij deze?- Welke patiënten behandelden zij en waar gebeurde dat?- Wat waren hun werkplekken en welke veranderingen traden hierin op? - Wat was de verhouding tussen enerzijds hun concrete werkzaamheden en anderzijds hun theoretische uitgangspunten, hun ambities en het imago dat zij van hun vak uitdroegen?- Wat waren de doelstellingen en activiteiten van de beroepsvereniging en welke invulling gaven gestichtsartsen, psychiaters en zenuwartsen aan de maatschappelijke functie van hun vak?- Met welke moeilijkheden zagen zij zich geconfronteerd in hun streven naar een vergroting van hun werkterrein en maatschappelijke invloed? - Wat was de verhouding tussen enerzijds de psychiatrische beroepsuitoefening en anderzijds de juridische definities van geestesstoornissen, de bestuurlijk-juridische regelgeving omtrent de behandeling daarvan en het meer algemene beeld van geestesziekte in de maatschappij?Op basis van deze vraagstelling staan in ons boek drie met elkaar verbonden thema's centraal: de psychiatrische beroepsvorming, het uitdijende psychiatrische werkveld en de verhouding tussen professionele ambities en de psychiatrische praktijk waarin gestichtsartsen, psychiaters en zenuwartsen patiënten diagnostiseerden en trachtten te behandelen. Het psychiatrisch diagnose- en behandelrepertoire is niet los te zien van de reikwijdte van het domein van psychiatrie en dat kreeg op zijn beurt weer vorm door de invulling die de beroepsuitoefenaars gaven aan hun vak en de mate waarin zij hun professionele ambities wisten te realiseren. In tegenstelling tot de buurlanden is in Nederland nog nauwelijks systematisch en theoretisch onderbouwd onderzoek verricht naar het ontstaan van het psychiatrisch vak en beroep in de negentiende eeuw. Dit boek is bedoeld om deze lacune te vullen en het positioneert zich tussen soortgelijke onderzoeken naar de ontwikkeling van de psychiatrie in met name Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië.<br/
ESO Imaging survey: Optical Deep Public Survey
This paper presents new five passbands (UBVRI) optical wide-field imaging
data accumulated as part of the DEEP Public Survey (DPS) carried out as a
public survey by the ESO Imaging Survey (EIS) project. Out of the 3 square
degrees originally proposed, the survey covers 2.75 square degrees, in at least
one band (normally R), and 1.00 square degrees in five passbands. The median
seeing, as measured in the final stacked images, is 0.97", ranging from 0.75"
to 2.0". The median limiting magnitudes (AB system, 2" aperture, 5 sigma
detection limit) are U_(AB)=25.65, B_(AB)=25.54, V_(AB)=25.18, R_(AB) = 24.8
and I_(AB)=24.12 mag, consistent with those proposed in the original survey
design. The paper describes the observations and data reduction using the EIS
Data Reduction System and its associated EIS/MVM library. The quality of the
individual images were inspected, bad images discarded and the remaining used
to produce final image stacks in each passband, from which sources have been
extracted. Finally, the scientific quality of these final images and associated
catalogs was assessed qualitatively by visual inspection and quantitatively by
comparison of statistical measures derived from these data with those of other
authors as well as model predictions, and from direct comparison with the
results obtained from the reduction of the same dataset using an independent
(hands-on) software system. Finally to illustrate one application of this
survey, the results of a preliminary effort to identify sub-mJy radio sources
are reported. To the limiting magnitude reached in the R and I passbands the
success rate ranges from 66 to 81% (depending on the fields). These data are
publicly available at CDS.Comment: 24 pages, 26 figures. Accepted for pubblication in A&
De waarden van de groene stad
Groen zorgt voor een gezonde, leefbare, rendabele, schone en mooie stad, maar is ook economisch interessant voor de stad als vestigingsklimaat van bedrijven. In het Europese project Value (Valuing Attractive Landscapes in the Urban Economy) hebben tien partners van 2008 tot 2012 samengewerkt om bewijs te verzamelen van de economische meerwaarde die groen heeft voor steden. VHL op zijn beurt, onderzocht planningsmethoden over economische meerwaarde van het stadsgroen. In samenwerking met de gemeente Amersfoort is dit via experimenten in praktijk gebracht
ESO Imaging Survey: Infrared Deep Public Survey
This paper presents new J and Ks data obtained from observations conducted at
the ESO 3.5m New Technology Telescope using the SOFI camera. These data were
taken as part of the ESO Imaging Survey Deep Public Survey (DPS) and
significantly extend the earlier optical/infrared EIS-DEEP survey presented in
a previous paper. The DPS-IR survey comprises two observing strategies: shallow
Ks observations providing nearly full coverage of pointings with complementary
multi-band optical data and deeper J and Ks observations of the central parts
of these fields. The DPS-IR survey provides a coverage of roughly 2.1 square
degrees in Ks with 0.63 square degrees to fainter magnitudes and also covered
in J, over three independent regions of the sky. The goal of the present paper
is to describe the observations, the data reduction procedures, and to present
the final survey products. The astrometric solution with an estimated accuracy
of <0.15" is based on the USNO catalog. The final stacked images presented here
number 89 and 272, in J and Ks, respectively, the latter reflecting the larger
surveyed area. The J and Ks images were taken with a median seeing of 0.77" and
0.8". The images reach a median 5sigma limiting magnitude of J_AB~23.06 in an
aperture of 2", while the corresponding limiting magnitude in Ks_AB is ~21.41
and ~22.16 mag for the shallow and deep strategies. Overall, the observed
limiting magnitudes are consistent with those originally proposed. The quality
of the data has been assessed by comparing the measured magnitude of sources at
the bright end directly with those reported by the 2MASS survey and at the
faint end by comparing the counts of galaxies and stars with those of other
surveys to comparable depth and to model predictions. The final science-grade
catalogs and images are available at CDS.Comment: Accepted for publication in A&A, 14 pages, 8 figures, a full
resolution version of the paper is available from
http://www.astro.ku.dk/~lisbeth/eisdata/papers/5019.pd
On The Hydrogen Emission From The Type Ia Supernova 2002ic
The discovery of SN 2002ic and subsequent spectroscopic studies have led to
the surprising finding that SN 2002ic is a Type Ia supernova with strong
ejecta-circumstellar interaction. Here we show that nearly 1 year after the
explosion the supernova has become fainter overall, but the H emission
has brightened and broadened dramatically compared to earlier observations. We
have obtained spectropolarimetry data which show that the hydrogen-rich matter
is highly aspherically distributed. These observations suggest that the
supernova exploded inside a dense, clumpy, disk-like circumstellar environment
ESO Imaging Survey: infrared observations of CDF-S and HDF-S
This paper presents infrared data obtained from observations carried out at
the ESO 3.5m New Technology Telescope (NTT) of the Hubble Deep Field South
(HDF-S) and the Chandra Deep Field South (CDF-S). These data were taken as part
of the ESO Imaging Survey (EIS) program, a public survey conducted by ESO to
promote follow-up observations with the VLT. In the HDF-S field the infrared
observations cover an area of ~53 square arcmin, encompassing the HST WFPC2 and
STIS fields, in the JHKs passbands. The seeing measured in the final stacked
images ranges from 0.79" to 1.22" and the median limiting magnitudes (AB
system, 2" aperture, 5sigma detection limit) are J_AB~23.0, H_AB~22.8 and
K_AB~23.0 mag. Less complete data are also available in JKs for the adjacent
HST NICMOS field. For CDF-S, the infrared observations cover a total area of
\~100 square arcmin, reaching median limiting magnitudes (as defined above) of
J_AB~23.6 and K_AB~22.7 mag. For one CDF-S field H-band data are also
available. This paper describes the observations and presents the results of
new reductions carried out entirely through the un-supervised, high-throughput
EIS Data Reduction System and its associated EIS/MVM C++-based image processing
library developed, over the past 5 years, by the EIS project and now publicly
available. The paper also presents source catalogs extracted from the final
co-added images which are used to evaluate the scientific quality of the survey
products, and hence the performance of the software. This is done comparing the
results obtained in the present work with those obtained by other authors from
independent data and/or reductions carried out with different software packages
and techniques. The final science-grade catalogs and co-added images are
available at CDS.Comment: Accepted for publication in A&A, 13 pages, 12 figures; a full
resolution version of the paper is available from
http://www.astro.ku.dk/~lisbeth/eisdata/papers/4528.pdf ; related catalogs
and images are available through http://www.astro.ku.dk/~lisbeth/eisdata
- …