Beta-agonisten : stand van zaken en prognoses

Op dit moment zijn de Beta-agonisten clenbuterol, mabuterol, salbutamol, cimalerol en terbutaline zowel met een multi-screeningsmethode als met een multi-bevestigingsmethode te bepalen. Op korte termijn is te verwachten dat de Beta-agonisten bamethaan, orciprenaline (= metaproterenol) en isoproterenol aan de methoden kunnen worden toegevoegd. Omdat begin 1991 het RIKILT Standaard Voorschrift (RSV A0622) voor de multibevestigingsmethode voor afstemming aan het RIVM wordt voorgelegd, kan de keuring door de RVV worden uitgebreid van clenbuterol en salbutamol tot het bovengenoemd vijftal, zonder bevestigingsonderzoek van het RIKILT. Te verwachten is dat binnen enkele maanden de keuring kan worden uitgebreid naar een achttal Beta-agonisten. Het maximaal haalbare aantal Beta-agonisten welke met behulp van de beide multi-methoden kan worden bepaald zal rond de tien Beta-agonisten liggen. Voor een verdere uitbreiding van het aantal te bepalen Beta-agonisten zullen nieuwe antilichamen moeten worden opgewekt. Daarnaast moet voor het onderzoek op langere termijn aandacht besteed worden aan de isolatie van een biomolecuul (i.c. de beta-receptor), welke affiniteit heeft voor het farmacologisch actieve molecuulfragment dat in alle agonisten voorkomt. Naast het analytisch ontwikkelingswerk is ten behoeve van onder andere surveys en keuringen dierexperimenteel onderzoek uitgevoerd en zijn/worden door de AID genomen monsters urine en veevoeders geanalyseerd waarbij regelmatig sprake is van positieve bevindingen welke duiden op misbruik in de praktijk

Rapid tranquillisation for agitated patients in emergency psychiatric rooms: a randomised trial of midazolam versus haloperidol plus promethazine

OBJECTIVE: To compare two widely used drug treatments for people with aggression or agitation due to mental illness. DESIGN: Pragmatic, randomised clinical trial. SETTING: Three psychiatric emergency rooms in Rio de Janeiro, Brazil. SUBJECTS: 301 aggressive or agitated people. INTERVENTIONS: Open treatment with intramuscular midazolam or intramuscular haloperidol plus promethazine. MAIN OUTCOME MEASURES: Patients tranquil or sedated at 20 minutes. Secondary outcomes: patients tranquil or asleep by 40, 60, and 120 minutes; restrained or given extra drugs within 2 hours; severe adverse events; another episode of agitation or aggression; needing extra visits from doctor during first 24 hours; overall antipsychotic load in first 24 hours; and not discharged by two weeks

Onderzoek naar de toepassing van seleniumsolen bij de ontwikkeling van een snelle test voor het aantonen van biologisch actieve verbindingen en milieucontaminanten op ppb-nivo

Tussen Holland biotechnology bv (Hbt) en het RIKILT is overeengekomen een gemeenschappelijk onderzoek op te zetten naar de mogelijke toepassing van seleniumsolen in eenvoudige screeningstests voor de analyse van stoffen op het (sub)ppb-nivo. Een seleniumsol, gekoppeld aan antilichamen of eiwitconjugaten, wordt gebruikt als specifiek kleurlabel. Bij de tot nu toe uitgevoerde experimenten is nortestosteron (NT) als teststof gebruikt, omdat hiervoor voldoende antiserum en NT-eiwitconjugaten , alsmede monstermateriaal en analysemethoden beschikbaar zijn om een test op te zetten en te valideren. In eerste instantie werd gekozen voor het ontwikkelen van een striptest met nitrocellulose als drager. Uit de verrichtte experimenten bleek dat met een geringe hoeveelheid NT-eiwitconjugaat op de nitrocellulosestrip (overeenkomend met 0,3 ng NT) al een kleuring werd verkregen met antilichamen gelabeld met sol . Ook is een geringe hoeveelheid antistof op de strip (4,7 pmol IgG, dat theoretisch maximaal 2,6 ng NT kan binden) voldoende om een kleuring te geven met NT-eiwitconjugaat dat aan de sol gekoppeld is. Het laagste nivo toegevoegd vrij NT, waarbij tot nu toe een (visueel) kleurverschil werd waargenomen bedroeg 60 ng/ml. Vermoedelijk heeft het antilichaam een grotere aviditeit voor het NT-eiwitconjugaat dan voor het vrije NT, hetgeen de test nadelig beïnvloed. Door een ander NT-eiwitconjugaat of zelfs een conjugaat van een ander steroid te kiezen, kan mogelijk een veel gevoeligere test worden verkregen. De tot nu verkregen resultaten zijn hoopgevend en bieden voldoende perspectief om het samenwerkingsprojekt voor langere termijn te continueren

Evaluatie van het, in 1988 in het kader van het VREK-programma uitgevoerde onderzoek naar de cadmium-, lood-, kwik- en arseengehalten in vlees en organen van runderen, varkens, schapen, kalveren en pluimvee

De in 1988 in het kader van het LAC-signaleringsprogramma VREK gevonden lood-, cadmium-, kwik- en arseengehalten zijn gepresenteerd en vergeleken met de resultaten van voorgaande jaren. Voorts zijn de gevonden gehalten getoetst aan de geldende aktiegrenzen en normen. De in 1988 gevonden cadmium-, lood-, kwik- en arseengehalten in dierlijke produkten zijn in het algemeen vergelijkbaar met de onderzoeksresultaten van voorgaande jaren. De over de afgelopen jaren waargenomen licht dalende trend in de loodgehalten in organen van schapen, runderen en kalveren zijn mogelijk het gevolg van een daling van de atmosferische looddepositie t.o.v. voorgaande jaren. De dalende trend is het meest duidelijk bij schapen (intensieve beweiding). In de verdelingen van de in 1988 gevonden loodgehalten in vlees, levers en nieren van varkens is nauwelijks een verdere verandering opgetreden t.o.v. de resultaten van 1987. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gevonden loodgehalten de bepalingsgrens van de toegepaste analysemethode zeer dicht naderen. In 1988 werden in 2 monsters kalfslever de voor runderlever geformuleerde aktiegrens en norm voor cadmium overschreden. In 3 monsters rundernier werd de voor cadmium geldende aktiegrens overschreden. De norm werd hierbij niet overschreden. In 2 monsters schapenleren werden extreem hoge cadmiumgehalten (2.20 resp. 2.24 mg/kg) aangetroffen. Voor schapen zijn echter geen aktiegrenzen of normen vastgesteld

Super selective percutaneous transhepatic coil embolization of intrahepatic pseudoaneurysm after pediatric liver transplantation: a case report

Background Intrahepatic arterial pseudoaneurysms are a rare, life-threatening complication after pediatric liver transplantation. Treatment of choice represents interventional radiological management with endovascular embolization of the segmental artery proximal and distal to the aneurysm. However, this technique results in loss of arterial perfusion distal to the aneurysm with subsegment arterial ischemia. Case presentation We report a case of a 1-year-old girl with a pseudoaneurysm in the split-liver graft. Direct percutaneous, transhepatic access to the pseudoaneurysm was performed followed by super selective coil application into the aneurysm. Conclusion Super selective percutaneous, transhepatic coil application is feasible even in pediatric patients after liver transplantation and results in preservation of the entire course of the liver artery

Resultaten onderzoek bestrijdingsmiddelen, chloorbifenylen, zware metalen en diergeneesmiddelen in vlees, organen, vetten en urine (Nationaal Plan Overige Stoffen/ VREK) : jaaroverzicht 1989

Resultaten onderzoek bestrijdingsmiddelen, zware metalen en diergeneesmiddelen in vlees, organen, vetten en urine (Nationaal Plan Overige Stoffen/VREK). Jaaroverzicht 1989

Orientation of oblique airborne image sets - Experiences from the ISPRS/Eurosdr benchmark on multi-platform photogrammetry

During the last decade the use of airborne multi camera systems increased significantly. The development in digital camera technology allows mounting several mid- or small-format cameras efficiently onto one platform and thus enables image capture under different angles. Those oblique images turn out to be interesting for a number of applications since lateral parts of elevated objects, like buildings or trees, are visible. However, occlusion or illumination differences might challenge image processing. From an image orientation point of view those multi-camera systems bring the advantage of a better ray intersection geometry compared to nadir-only image blocks. On the other hand, varying scale, occlusion and atmospheric influences which are difficult to model impose problems to the image matching and bundle adjustment tasks. In order to understand current limitations of image orientation approaches and the influence of different parameters such as image overlap or GCP distribution, a commonly available dataset was released. The originally captured data comprises of a state-of-the-art image block with very high overlap, but in the first stage of the so-called ISPRS/EUROSDR benchmark on multi-platform photogrammetry only a reduced set of images was released. In this paper some first results obtained with this dataset are presented. They refer to different aspects like tie point matching across the viewing directions, influence of the oblique images onto the bundle adjustment, the role of image overlap and GCP distribution. As far as the tie point matching is concerned we observed that matching of overlapping images pointing to the same cardinal direction, or between nadir and oblique views in general is quite successful. Due to the quite different perspective between images of different viewing directions the standard tie point matching, for instance based on interest points does not work well. How to address occlusion and ambiguities due to different views onto objects is clearly a non-solved research problem so far. In our experiments we also confirm that the obtainable height accuracy is better when all images are used in bundle block adjustment. This was also shown in other research before and is confirmed here. Not surprisingly, the large overlap of 80/80% provides much better object space accuracy – random errors seem to be about 2-3fold smaller compared to the 60/60% overlap. A comparison of different software approaches shows that newly emerged commercial packages, initially intended to work with small frame image blocks, do perform very well

Evaluatie van het, in 1987 in het kader van het VREK-programma uitgevoerde onderzoek naar de cadmium-, lood-, kwik- en arseengehalten in vlees en organen van runderen, varkens, schapen, kalveren en pluimvee

De in 1987 in het kader van het LAC-signaleringsprograrruna VREK gevonden lood-, cadmium-, kwik- en arseengehalten zijn gepresenteerd en vergeleken met de resultaten van voorgaande jaren. Voorts zijn de gevonden gehalten getoetst aan de geldende aktiegrenzen en ontwerpnormen. In de verdelingen van de gevonden loodgehalten in vlees, levers en nieren van zowel runderen als varkens is in de loop van de jaren een verschuiving naar lagere waarden waarneembaar. De range waarbinnen de loodgehalten worden gevonden is echter nagenoeg konstant. De in 1987 gevonden loodgehalten in schapelevers liggen op een vergelijkbaar niveau als in 1986, maar op een beduidend lager niveau dan in de jaren daarvoor. Een mogelijke relatie tussen deze abrupte daling van de loodgehalten in schapelevers en de sterke toename van loodvrije benzine met een hiermee samenhangende vermeende daling in de atmosferische looddepositie zal nader worden onderzocht. In 1987 werden in kalfslevers meer lagere en in schapenieren daarentegen meer hogere cadmiumgehalten waargenomen. In 1987 werden in 1 monster varkensvlees en in 1 monster rundvlees de aktiegrens en de ontwerpnorm voor cadmium overschreden. Voorts werd in 2 monsters rundernier de voor cadmium geldende aktiegrens overschreden. In 1 monster van een rund werden in het vlees, de nier en de lever verhoogde arseengehalten waargenomen. Alleen de voor nieren geldende aktiegrens van arseen werd hierbij overschreden, terwijl de respectievelijke richtnormen niet werden overschreden

Effectiveness of second-generation antipsychotics: a naturalistic, randomized comparison of olanzapine, quetiapine, risperidone, and ziprasidone

<p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>No clear recommendations exist regarding which antipsychotic drug should be prescribed first for a patient suffering from psychosis. The primary aims of this naturalistic study were to assess the head-to-head effectiveness of first-line second-generation antipsychotics with regards to time until drug discontinuation, duration of index admission, time until readmission, change of psychopathology scores and tolerability outcomes.</p> <p>Methods</p> <p>Patients ≥ 18 years of age admitted to the emergency ward for symptoms of psychosis were consecutively randomized to risperidone (n = 53), olanzapine (n = 52), quetiapine (n = 50), or ziprasidone (n = 58), and followed for up to 2 years.</p> <p>Results</p> <p>A total of 213 patients were included, of which 68% were males. The sample represented a diverse population suffering from psychosis. At admittance the mean Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) total score was 74 points and 44% were antipsychotic drug naïve. The primary intention-to-treat analyses revealed no substantial differences between the drugs regarding the times until discontinuation of initial drug, until discharge from index admission, or until readmission. Quetiapine was superior to risperidone and olanzapine in reducing the PANSS total score and the positive subscore. Quetiapine was superior to the other drugs in decreasing the PANSS general psychopathology subscore; in decreasing the Clinical Global Impression - Severity of Illness scale score (CGI-S); and in increasing the Global Assessment of Functioning - Split version, Functions scale score (GAF-F). Ziprasidone was superior to risperidone in decreasing the PANSS positive symptoms subscore and the CGI-S score, and in increasing the GAF-F score. The drugs performed equally with regards to most tolerability outcomes except a higher increase of hip-circumference per day for olanzapine compared to risperidone, and more galactorrhoea for risperidone compared to the other groups.</p> <p>Conclusions</p> <p>Quetiapine appears to be a good starting drug candidate in this sample of patients admitted to hospital for symptoms of psychosis.</p> <p>Trial Registration</p> <p>ClinicalTrials.gov ID; URL: <url>http://www.clinicaltrials.gov/</url>: NCT00932529</p

Packages of Care for Schizophrenia in Low- and Middle-Income Countries

In the third in a series of six articles on packages of care for mental disorders in low- and middle-income countries, Jair Mari and colleagues discuss the treatment of schizophrenia