Expression of functional plant lectins in heterologous systems

The mannose-binding lectin from snowdrop (Galanthus nivalis agglutinin; GNA) was produced in Escherichia coli and purified as a functional protein after denturation/renaturation. Incorporation of the four extra C-terminal residues recently revealed from X-ray crystallographic data demonstrated that these residues increase binding to the glycoprotein carboxypeptidase Y. However, no differences in activities were observed in haemagglutination assays when compared to native GNA and toxicity towards rice brown planthopper (Nilaparvata lugens', BPH) in artificial diet bioassays was unaltered. Site-directed mutagenesis of the carbohydrate-binding site of GNA provided evidence of a direct correlation between the binding potential of GNA to BPH gut glycoprotein 'receptors' and the toxicity levels of GNA towards BPH nymphs. Functional recombinant plant lectins GNA and PHA (Phaseolus vulgaris agglutinin) were expressed in Pichia pastoris using native signal peptides or the Saccharomyces a-factor prepro-sequence to direct secretion. The a-factor prepro-sequence was inefficiently processed unless Glu-Ala repeats were added at the C-terminal end. In the latter case, removal of the Glu-Ala repeats was itself inefficient leading to recombinant lectins with heterogenous N-termini. In contrast, PHA expressed with the native signal peptide was secreted, correctly processed and fully functional. No expression of GNA from a construct containing the native GNA signal peptide was observed. The PHA-E signal peptide directed correct processing and secretion of both GNA and green fluorescent protein (GFP) when used in expression constructs in Pichia. A fusion protein containing both GNA and GFP (GNA-GFP) was expressed in Pichia pastoris. Simultaneous dual activities (i.e. carbohydrate binding and fluorescence) of recombinant GNA-GFP were demonstrated. Partial cleavage in the linker region resulted in co-purification of GNA which increased the binding activity of the fusion protein. Selective binding of GNA-GFP to haemocytes in the haemolymph of Lacanobia oleracea was observed, both in vitro and when the protein was fed to insects in diet

Norse-Icelandic Skaldic Poetry of the Scandinavian Middle Ages - an electronic edition

This presentation aims to describe an international project to edit the corpus of Old Norse-Icelandic skaldic poetry and to outline some issues related to electronic aspects of the project, both in its organisation and in its publication. Prof. Clunies Ross will outline the nature of the project and the place of the electronic edition. Tarrin Wills will present information relating to the electronic encoding of the corpus. This will include explanation and discussion of issues related to the collation of electronic facsimiles of the manuscripts and the encoding of skaldic verse, in particular, the encoding of the native poetic devices known as 'kenningar' and 'heiti'.Hosted by the Scholarly Text and Imaging Service (SETIS), the University of Sydney Library, and the Research Institute for Humanities and Social Sciences (RIHSS), the University of Sydney

Progressive kidney failure in chronic myelomonocytic leukaemia: don't forget lysozyme damage

Item does not contain fulltex

Prefrontal mechanisms of fear reduction after threat offset

Item does not contain fulltex

Implied motion activation in cortical area MT can be explained by visual low-level features

To investigate form-related activity inmotion-sensitive cortical areas, we recorded cell responses to animate implied motion in macaque middle temporal (MT) and medial superior temporal (MST) cortex and investigated these areas using fMRI in humans. In the single-cell studies, we compared responses with static images of human or monkey figures walking or running left or right with responses to the same human and monkey figures standing or sitting still. We also investigated whether the view of the animate figure (facing left or right) that elicited the highest response was correlated with the preferred direction for moving random dot patterns. First, figures were presented inside the cell's receptive field. Subsequently, figures were presented at the fovea while a dynamic noise pattern was presented at the cell's receptive field location. The results show that MT neurons did not discriminate between figures on the basis of the implied motion content. Instead, response preferences for implied motion correlated with preferences for low-level visual features such as orientation and size. No correlation was found between the preferred view of figures implying motion and the preferred direction for moving random dot patterns. Similar findings were obtained in a smaller population of MST cortical neurons. Testing human MT+ responses with fMRI further corroborated the notion that low-level stimulus features might explain implied motion activation in human MT+. Together, these results suggest that prior human imaging studies demonstrating animate implied motion processing in area MT+ can be best explained by sensitivity for low-level features rather than sensitivity for the motion implied by animate figures.Publisher PDFPeer reviewe

Directional anisotropy of motion responses in retinotopic cortex

Recently, evidence has emerged for a radial orientation bias in early visual cortex. These results predict that in early visual cortex a tangential bias should be present for motion direction. We tested this prediction in a human imaging study, using a translating random dot pattern that slowly rotated its motion direction 360° in cycles of 54 s. In addition, polar angle and eccentricity mapping were performed. This allowed the measurement of the BOLD response across the visual representations of the different retinotopic areas. We found that, in V1, V2, and V3, BOLD responses were consistently enhanced for centrifugal and centripetal motion, relative to tangential motion. The relative magnitude of the centrifugal and centripetal response biases changed with visual eccentricity. We found no motion direction biases in MT+. These results are in line with previously observed anisotropies in motion sensitivity across the visual field. However, the observation of radial motion biases in early visual cortex is surprising considering the evidence for a radial orientation bias. An additional experiment was performed to resolve this apparent conflict in results. The additional experiment revealed that the observed motion direction biases most likely originate from anisotropies in long range horizontal connections within visual cortex.</p

Archeologische monumentenzorg in het AHR-project : deel 1: het voorbereidende werk

Lit.opg., bijl

HOP 6

Waarom wordt een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) uitgegeven, dat is toch eigenlijk niets meer dan een instrument voor archeologische monumentenzorg? De inventarisatie is een eerste stap om na te gaan welke archeologische nalatenschap wordt bedreigd in een gebied waarvoor plannen zijn bedacht die de bodem niet onberoerd laten. Sinds enkele jaren is dit praktijk aan het worden in de archeologische monumentenzorg, omdat Nederland zich middels de ondertekening van het zogenaamde verdrag van Valletta (1992) heeft verplicht het archeologisch erfgoed te respecteren. Als gevolg van dit verdrag wordt de archeologische monumentenzorg behoorlijk gewijzigd. De initiatiefnemers van plannen die kwalijke gevolgen kunnen hebben voor de archeologie in de bodem, moeten nagaan wat er aan archeologie bekend is en mag worden verwacht en behoren hun plannen aan te passen zodat er geen bedreiging is. Als dat niet mogelijk is, behoren ze een archeologisch onderzoek te laten verrichten zodat de kennis van deze vindplaats behouden blijft. Deze SAI is gemaakt omdat het Hoogheemraadschap van Delfland de verantwoordelijkheid heeft voor het bouwen van een nieuwe afvalwater-zuiveringsinstallatie in de Harnaschpolder (gemeente Schipluiden). De komende jaren zal steeds meer afvalwater door ons worden geproduceerd, dat weer schoon in ons milieu behoort te worden geloosd. Behalve een zuiveringsinstallatie vergt dat ook circa 30 km aan leidingen waardoor afvalwater kan worden aangevoerd en gezuiverd water afgevoerd. Het bouwen en aanleggen van de leidingen zijn ingrijpende bodemverstoringen, die mogelijk een bedreiging zijn voor archeologie. Derhalve heeft het Hoogheemraadschap van Delfland zich ook archeologische monumentenzorg ten doel gesteld, waarvoor samenwerking is gezocht met de archeologische afdelingen van de gemeenten Den Haag, Rijswijk, Schipluiden, van de provincie Zuid-Holland en het Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. Vanwege de ruimtelijke omvang van het project is het mogelijk de archeologische monumentenzorg te benaderen vanuit een regionale invalshoek. De sporen en vondsten in de grond zijn relicten van mensen, die natuurlijk een veel grotere actieradius hadden dan die specifieke plek en tevens contacten onderhielden met andere mensen in hun omgeving. Willen archeologen een beeld kunnen schetsen over verleden samenlevingen, dan is het van belang dat daarvoor gebruik wordt gemaakt van kennis die op verschillende plekken in de bodem aanwezig is. Dat vergt een regionale aanpak. Bovendien is het raadzaam van te voren te bepalen wat wij willen weten over ons verleden. Dankzij het stellen van die vragen kunnen we bepalen welke archeologische nalatenschap waardevol is en behouden moet blijven of, als dat echt niet mogelijk is, wordt onderzocht met behulp van een onderzoeksprogramma dat is gebaseerd op die vragen. De SAI die is gemaakt voor de archeologische monumentenzorg in het Afvalwater Haagse Regio van het Hoogheemraadschap van Delfland is één van de eerste voorbeelden waarin niet alleen een inventarisatie is gemaakt van archeologische waarden, maar tevens een samenhangende visie presenteert van waaruit de keuzen worden gemaakt welke archeologie belangrijk is. Daarbij hoort een onderzoekskader, want archeologie is een toegepaste wetenschap, dat ten grondslag ligt aan de archeologische monumentenzorg. Deze Haagse Oudheidkundige Publicatie is echter niet alleen interessant omdat het een voorbeeld stelt. Het is tevens een presentatie van een visie waarin onze kennis over de archeologische bewoning in de Haagse regio is samengevoegd, met aandacht voor de ontwikkelingen in het milieu en landschap. Deze publicatie zal daarom uw nieuwsgierigheid naar de voormalige bewoning in deze regio zowel stillen als aanwakkeren