Meningokokkenziekte in Nederland : Achtergrondinformatie voor de Gezondheidsraad

Meningococcal disease is a very serious infectious disease caused by a bacterium, the meningococcus. There are different types of meningococcus; people become ill mainly from the B, C, W and Y serogroups. Since 2002, vaccination against serogroup C meningococcal disease has been included in the National Immunisation Programme for children of 14 months. As a result, serogroup C meningococcal disease has virtually disappeared. Vaccines against serogroup B have recently become available. In addition, since 2015, there has been a rapid increase in serogroup W meningococcal disease. Multi-component vaccines are available against A, C, W and Y serogroups. Based on these developments, among others, the Health Council will advise the Minister for Health, Welfare and Sport on whether and how the current immunisation programme against meningococcal disease should be adapted. To this end, RIVM has collected background information and recent data on meningococcal disease in the Netherlands. It includes the number of people in the Netherlands who become ill each year, the efficacy and safety of the vaccines, and what the public thinks about vaccination against invasive meningococcal disease. The infection causes a severe medical condition such as meningitis or blood poisoning, which can rapidly develop into shock, frequently causing death. The disease often begins with flu-like symptoms and fever which subsequently worsen very rapidly. The infection is relatively rare in the Netherlands; there are currently 100 to 150 patients a year. Five to ten percent of these patients die despite antibiotics and intensive care. Thirty percent of the patients are left with lifelong impairments such as hearing loss, limb amputation or epilepsy. Meningococcal disease is most common in children under the age of 5, adolescents and the elderly.Meningokokkenziekte is een zeer ernstige infectieziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie, de meningokok. Er zijn verschillende typen meningokokken; mensen worden vooral ziek van de serogroepen B, C, W en Y. Vaccinatie tegen meningokokkenziekte serogroep C is in Nederland sinds 2002 opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen van 14 maanden. Hierdoor komt meningokokkenziekte door serogroep C nauwelijks meer voor. Sinds kort zijn vaccins beschikbaar tegen serogroep B. Daarnaast is er sinds 2015 een snelle toename in meningokokkenziekte door serogroep W. Er zijn combinatievaccins beschikbaar tegen serogroep A, C, W en Y. Vanwege ondermeer deze ontwikkelingen gaat de Gezondheidsraad de minister van VWS adviseren of, en op welke manier, het huidige vaccinatieprogramma tegen meningokokkenziekte aangepast moet worden. Daartoe heeft het RIVM achtergrondinformatie en recente data over meningokokkenziekte in Nederland verzameld. Het gaat onder meer om het aantal mensen in Nederland dat jaarlijks ziek wordt, de effectiviteit en veiligheid van de vaccins, en hoe het publiek denkt over vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekte. De infectie geeft een ernstig ziektebeeld zoals hersenvliesontsteking of een bloedvergiftiging, die zich snel kan ontwikkelen tot een shock waar veel mensen aan overlijden. De ziekte begint vaak met griepachtige verschijnselen en koorts die vervolgens zeer snel verergeren. De infectie is in Nederland relatief zeldzaam; op dit moment zijn er 100 tot 150 patiënten per jaar. Van deze patiënten overlijdt 5-10 procent ondanks antibiotica en intensieve zorg. 30 procent van de patiënten houdt er levenslang beperkingen aan over zoals gehoorverlies, amputatie van een ledemaat of epilepsie. Meningokokkenziekte komt het meest voor bij kinderen jonger dan 5 jaar, adolescenten en ouderenMinisterie van VW

Cost-effectiveness of rotavirus vaccination in the Netherlands; the results of a consensus model

Contains fulltext : 96770.pdf (publisher's version ) (Open Access)BACKGROUND: Each year rotavirus gastroenteritis results in thousands of paediatric hospitalisations and primary care visits in the Netherlands. While two vaccines against rotavirus are registered, routine immunisation of infants has not yet been implemented. Existing cost-effectiveness studies showed inconsistent results for these vaccines because of lack of consensus on the impact. We aimed to investigate which factors had a major impact on cost-effectiveness and were primarily responsible for the large differences in previously estimated cost-effectiveness ratios. METHODS: Based on updated data on health outcomes and cost estimates, we re-assessed the cost-effectiveness of routine paediatric rotavirus vaccination within the National Immunization Program for the Netherlands. Two consensus meetings were organised with national and international experts in the field to achieve consensus and resolve potential controversies. RESULTS: It was estimated that rotavirus vaccination in the Netherlands could avert 34,214 cases of rotavirus gastroenteritis in children aged less than 5 years. Notably, 2,779 hospitalisations were averted of which 315 were extensions of existing hospital stays due to nosocomial rotavirus infection. With a threshold varying from 20K euro - 50K euro per QALY and according to the base-case scenario, the full vaccination costs per child leading to cost-effectiveness was euro 57.76 -euro 77.71. Results were sensitive to the inclusion of potential vaccine induced herd protection, QALY losses and number of deaths associated with rotavirus gastroenteritis. CONCLUSIONS: Our economic analysis indicates that inclusion of rotavirus vaccination in the Dutch National Immunization Program might be cost-effective depending on the cost of the vaccine and the impact of rotavirus gastroenteritis on children's quality of life

Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland. Ontwikkelingen in 2006

In 2006 several changes were made in the Dutch National Immunisation Programme (NIP): Hepatitis B vaccination at birth was added for children born to mothers positive for hepatitis B surface antigen; a new vaccine for diphtheria, tetanus, pertussis (a-cellular), poliomyelitis and Haemophilus influenzae (DTaP-IPV/Hib) was introduced; vaccination against pneumococcal disease was added at two, three, four and eleven months; risk groups for hepatitis B receive a combined vaccine for DTaP-IPV/Hib and HBV at the same ages; DT-IPV and aP at the age of four years were combined in one vaccine; and new MMR vaccines were introduced. As new information became available in 2006, the desirability to introduce vaccinations in the NIP for the following diseases could be (re)considered: hepatitis B (universal vaccination), rotavirus, varicella and human papillomavirus. For respiratory syncytial virus and meningococcal serogroup B disease no candidate vaccines are available yet. Extension of the programme with available vaccines for hepatitis A, influenza and tuberculosis is not (yet) recommended. The NIP in the Netherlands is effective and safe. However, continued monitoring of the effectiveness and safety of the NIP is important as changes are made regularly. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of diseases. Furthermore, the programme should be regularly reviewed as new vaccines become available.In 2006 traden verschillende veranderingen op in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland: kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B krijgen vlak na de geboorte een hepatitis B vaccinatie; er is een ander vaccin geintroduceerd voor difterie, kinkhoest (a-cellulair), tetanus, poliomyelitis en Haemophilus influenzae (DaKTP/Hib); vaccinatie tegen pneumokokken is toegevoegd op de leeftijd van 2, drie, vier en elf maanden; risicogroepen voor hepatitis B krijgen op diezelfde leeftijden een combinatievaccin voor DaKTP/Hib en hepatitis B; DTP en aK zijn gecombineerd in een vaccin op vierjarige leeftijd; en er zijn nieuwe BMR vaccins geintroduceerd. Op basis van informatie die in 2006 beschikbaar is gekomen wordt geadviseerd de introductie van vaccinaties voor de volgende ziekten te overwegen: hepatitis B (universele vaccinatie), rotavirus, waterpokken en humaan papillomavirus. Voor respiratoir syncytieel virus en meningokokken B zijn nog geen kandidaatvaccins beschikbaar en uitbreiding van het RVP met beschikbare vaccins voor hepatitis A, influenza en tuberculose wordt nog niet aanbevolen. Het RVP is effectief en veilig, maar voortdurende bewaking hiervan is groot belang, omdat er regelmatig veranderingen optreden. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen. Verder moet regelmatig bekeken worden of het RVP aangepast moet worden aangezien er steeds nieuwe vaccins beschikbaar komen

Systematic identification of functional modules and cis-regulatory elements in Arabidopsis thaliana

<p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>Several large-scale gene co-expression networks have been constructed successfully for predicting gene functional modules and cis-regulatory elements in Arabidopsis (<it>Arabidopsis thaliana</it>)<it>.</it> However, these networks are usually constructed and analyzed in an <it>ad hoc</it> manner. In this study, we propose a completely parameter-free and systematic method for constructing gene co-expression networks and predicting functional modules as well as cis-regulatory elements.</p> <p>Results</p> <p>Our novel method consists of an automated network construction algorithm, a parameter-free procedure to predict functional modules, and a strategy for finding known cis-regulatory elements that is suitable for consensus scanning without prior knowledge of the allowed extent of degeneracy of the motif. We apply the method to study a large collection of gene expression microarray data in Arabidopsis. We estimate that our co-expression network has ~94% of accuracy, and has topological properties similar to other biological networks, such as being scale-free and having a high clustering coefficient. Remarkably, among the ~300 predicted modules whose sizes are at least 20, 88% have at least one significantly enriched functions, including a few extremely significant ones (ribosome, <it>p</it> < 1E-300, photosynthetic membrane, <it>p</it> < 1.3E-137, proteasome complex, <it>p</it> < 5.9E-126). In addition, we are able to predict cis-regulatory elements for 66.7% of the modules, and the association between the enriched cis-regulatory elements and the enriched functional terms can often be confirmed by the literature. Overall, our results are much more significant than those reported by several previous studies on similar data sets. Finally, we utilize the co-expression network to dissect the promoters of 19 Arabidopsis genes involved in the metabolism and signaling of the important plant hormone gibberellin, and achieved promising results that reveal interesting insight into the biosynthesis and signaling of gibberellin.</p> <p>Conclusions</p> <p>The results show that our method is highly effective in finding functional modules from real microarray data. Our application on Arabidopsis leads to the discovery of the largest number of annotated Arabidopsis functional modules in the literature. Given the high statistical significance of functional enrichment and the agreement between cis-regulatory and functional annotations, we believe our Arabidopsis gene modules can be used to predict the functions of unknown genes in Arabidopsis, and to understand the regulatory mechanisms of many genes.</p

The integrated analysis of metabolic and protein interaction networks reveals novel molecular organizing principles

Background: The study of biological interaction networks is a central theme of systems biology. Here, we investigate the relationships between two distinct types of interaction networks: the metabolic pathway map and the protein-protein interaction network (PIN). It has long been established that successive enzymatic steps are often catalyzed by physically interacting proteins forming permanent or transient multi-enzymes complexes. Inspecting high-throughput PIN data, it was shown recently that, indeed, enzymes involved in successive reactions are generally more likely to interact than other protein pairs. In our study, we expanded this line of research to include comparisons of the underlying respective network topologies as well as to investigate whether the spatial organization of enzyme interactions correlates with metabolic efficiency. Results: Analyzing yeast data, we detected long-range correlations between shortest paths between proteins in both network types suggesting a mutual correspondence of both network architectures. We discovered that the organizing principles of physical interactions between metabolic enzymes differ from the general PIN of all proteins. While physical interactions between proteins are generally dissortative, enzyme interactions were observed to be assortative. Thus, enzymes frequently interact with other enzymes of similar rather than different degree. Enzymes carrying high flux loads are more likely to physically interact than enzymes with lower metabolic throughput. In particular, enzymes associated with catabolic pathways as well as enzymes involved in the biosynthesis of complex molecules were found to exhibit high degrees of physical clustering. Single proteins were identified that connect major components of the cellular metabolism and may thus be essential for the structural integrity of several biosynthetic systems. Conclusion: Our results reveal topological equivalences between the protein interaction network and the metabolic pathway network. Evolved protein interactions may contribute significantly towards increasing the efficiency of metabolic processes by permitting higher metabolic fluxes. Thus, our results shed further light on the unifying principles shaping the evolution of both the functional (metabolic) as well as the physical interaction network

Migraine in women: the role of hormones and their impact on vascular diseases

Migraine is a predominantly female disorder. Menarche, menstruation, pregnancy, and menopause, and also the use of hormonal contraceptives and hormone replacement treatment may influence migraine occurrence. Migraine usually starts after menarche, occurs more frequently in the days just before or during menstruation, and ameliorates during pregnancy and menopause. Those variations are mediated by fluctuation of estrogen levels through their influence on cellular excitability or cerebral vasculature. Moreover, administration of exogenous hormones may cause worsening of migraine as may expose migrainous women to an increased risk of vascular disease. In fact, migraine with aura represents a risk factor for stroke, cardiac disease, and vascular mortality. Studies have shown that administration of combined oral contraceptives to migraineurs may further increase the risk for ischemic stroke. Consequently, in women suffering from migraine with aura caution should be deserved when prescribing combined oral contraceptives

Systematic review of methods used in meta-analyses where a primary outcome is an adverse or unintended event

addresses: Peninsula College of Medicine and Dentistry, St Luke's Campus, University of Exeter, Exeter, UK. [email protected]: PMCID: PMC3528446types: Journal Article; Research Support, Non-U.S. Gov't© 2012 Warren et al.; licensee BioMed Central Ltd. This is an Open Access article distributed under the terms of the Creative Commons Attribution License ( http://creativecommons.org/licenses/by/2.0), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original work is properly cited.Adverse consequences of medical interventions are a source of concern, but clinical trials may lack power to detect elevated rates of such events, while observational studies have inherent limitations. Meta-analysis allows the combination of individual studies, which can increase power and provide stronger evidence relating to adverse events. However, meta-analysis of adverse events has associated methodological challenges. The aim of this study was to systematically identify and review the methodology used in meta-analyses where a primary outcome is an adverse or unintended event, following a therapeutic intervention