61 research outputs found

    Validatie van de modellen SMART2, SUMO 1, NUCOM en MOVE op site-, regionaal en national niveau

    Get PDF
    De bodem-vegetatiemodellen NUCOM, SMART2, SUMO 1 en MOVE zijn in dit onderzoek gevalideerd op drie schaalniveaus. NUCOM is een model dat de bodem- en vegetatieontwikkelingsprocessen simuleert op lokale en regionale schaal. SMART2 simuleert de bodemprocessen en is in principe schaalonafhankelijk. SUMO 1 simuleert de vegetatieontwikkeling op basis van simulaties door SMART2. MOVE voorspelt onder andere de kans op voorkomen van plantensoorten op basis van SMART2-uitkomsten. Op siteniveau, het Hulshorsterzand en Sellingen, bleken de modellen de situatie redelijk te kunnen voorspellen. Over het algemeen kwamen de biomassavoorspellingen van NUCOM iets beter overeen met de metingen dan de biomassavoorspellingen van SUMO. Op regionale schaal, de Veluwe, bleken SMART2, SUMO 1 en NUCOM de pH redelijk te voorspellen. De N-beschikbaarheid is niet gevalideerd aan de hand van metingen, maar alleen tussen de modellen onderling vergeleken. SMART2 voorspelt een kleinere range dan SUMO 1. NUCOM voorspelde voor de bossen, graslanden en heidevelden zonder beheer een hogere N-beschikbaarheid dan de twee andere modellen, terwijl er met NUCOM met beheer alleen voor heidevelden een lagere N-beschikbaarheid werd voorspeld. De door MOVE voorspelde kans op voorkomen van plantensoorten op basis van de modeluitkomsten van SMART2-SUMO 1 en NUCOM is positief gecorreleerd met de werkelijke presentie van soorten. De voorspelbaarheid van aanwezige soorten is echter vrij gering. Mogelijke oorzaken hiervan zijn een te hoge gesimuleerde N-beschikbaarheid door de simulatiemodellen, en/of een slechte omzetting naar de Ellenberg-indicatorwaarde voor nutriëntenrijkdom, die als invoer voor MOVE dient. Deze laatste oorzaak speelt waarschijnlijk de grootste rol hierbij. Op nationaal niveau zijn alleen SMART2 SUMO 1 getest. De voorspelde pH is vergeleken met een van vegetatieopnamen afgeleide pH. Voor beide modellen geldt dat de overeenkomst redelijk goed was tussen beide en de afgeleide pH

    Disturbance and resource availability act differently on the same suite of plant traits: revisiting assembly hypotheses.

    Get PDF
    Understanding the mechanisms of trait selection at the scale of plant communities is a crucial step toward predicting community assembly. Although it is commonly assumed that disturbance and resource availability constrain separate suites of traits, representing the regenerative and established phases, respectively, a quantification and test of this accepted hypothesis is still lacking due to limitations of traditional statistical techniques. In this paper we quantify, using structural equation modeling (SEM), the relative contributions of disturbance and resource availability to the selection of suites of traits at the community scale. Our model specifies and reflects previously obtained ecological insights, taking disturbance and nutrient availability as central drivers affecting leaf, allometric, seed, and phenology traits in 156 (semi-) natural plant communities throughout The Netherlands. The common hypothesis positing that disturbance and resource availability each affect a set of mutually independent traits was not consistent with the data. Instead, our final model shows that most traits are strongly affected by both drivers. In addition, trait-trait constraints are more important in community assembly than environmental drivers in half of the cases. Both aspects of trait selection are crucial for correctly predicting ecosystem processes and community assembly, and they provide new insights into hitherto underappreciated ecological interactions. © 2012 by the Ecological Society of America

    Soil eutrophication shaped the composition of pollinator assemblages during the past century

    Get PDF
    Atmospheric nitrogen deposition and other sources of environmental eutrophication have increased substantially over the past century worldwide, notwithstanding the recent declining trends in Europe. Despite the recognized susceptibility of plants to eutrophication, few studies evaluated how impacts propagate to consumers, such as pollinators. Here we aim to test if soil eutrophication contributes to the temporal dynamics of pollinators and their larval resources. We used a temporally and spatially explicit historical dataset with information on species occurrences to test if soil eutrophication, and more specifically nitrogen deposition, contributes to the patterns of change of plant and pollinator richness in the Netherlands over an 80 yr period. We focus on bees and butterflies, two groups for which we have good knowledge of larval resources that allowed us to define groups of species with different nitrogen related diet preferences. For each group we estimated richness changes between different 20‐yr periods at local, regional and national scale, using analytical methods developed for analyzing richness changes based on collection data. Our findings suggest that the impacts of soil eutrophication on plant communities propagate to higher trophic levels, but with a time‐lag. Pollinators with nitrogen‐related diet preferences were particularly affected, in turn potentially impairing the performance of pollinator‐dependent plants. Pollinator declines continued even after their focal plants started to recover. In addition, our results suggest that current levels of nitrogen deposition still have a negative impact on most groups here analyzed, constraining richness recoveries and accentuating declines. Our results indicate that the global increase in nitrogen availability plays an important role in the ongoing pollinator decline. Consequently, species tolerances to soil nitrogen levels should be considered across all trophic levels in management plans that aim to halt biodiversity loss and enhance ecosystems services worldwide
    corecore