Correlations of health status indicators with perceived neuropsychological impairment and cognitive processing speed in multiple sclerosis

Background: Comorbidity and health behaviours may explain heterogeneity regarding cognitive performance in multiple sclerosis. Patient-reported cognitive difficulties have impact but do not consistently correlate with objective cognitive performance. Our study aims to investigate whether health status indicators including comorbidities, body mass index, physical activity, smoking, sleeping behaviour and consumption patterns for fish, alcohol and caffeinated drinks are associated with measures of subjective and objective cognitive performance. Methods: Survey data on self-reported cognitive performance, assessed with the MS Neuropsychological Screening Questionnaire (MSNQ), were related to the presence of arterial hypertension, diabetes mellitus, cardiovascular and chronic renal diseases, hypercholesterolemia, depression based on 2-question screening tool, health and consumption behaviors. We included the Symbol Digit Modalities Test when available within 6 months as an objective, performance-based metric of cognitive processing speed. We investigated the interrelation between all variables with a Spearman correlation matrix and corrected for multiple testing. Regression models were built and controlled for age, sex and phenotype. Results: We used available data from 751 patients with definite MS, including 290 SDMT scores within a time window of 6 months, to study relations between variables. MSNQ and SDMT scores were not significantly correlated. Correlation patterns for subjective and objective performance differed. Age, disease duration and physical disability correlated with SDMT scores only. Regression analyses could be performed for MSNQ scores in 595/751 (79.2%) and for SDMT scores in 234/751 (31.2%) participants. After restricting variables to avoid collinearity and adjusting for the number of variables, regression models explained 15% of the variance for subjective and 14% of the variance for objective cognitive performance. A higher number of physical comorbidities, reporting depressive symptoms, sleeping 9 h or more and daily use of sleeping medication were associated with lower subjective cognitive performance, whereas increasing age was associated with reduced processing speed. These associations persisted after correction for multiple testing. Conclusion: Increasing age is associated with reduced cognitive processing speed whereas comorbidities and sleep behaviors contribute to subjective cognitive performance

The Development and Validation of a Novice Nurse Decision-Making Skills Education Curriculum

Novice nurses (NNs) are entering critical care environments with limited knowledge, skills, and decision-making expertise. They are expected to care for complex patients in a dynamic healthcare setting. The research question for this project examined whether NNs improve their knowledge and skills by participating in a nursing decision-making skills curriculum. The purpose of the project was to develop and validate a nursing decision-making skills education curriculum working in an intermediate critical care unit. Taba\u27s instructional theoretical model was used to guide the new curriculum development along with current evidence based practice found in the current literature. Scaffolding approach theory encouraged the use of more knowledgeable peers or educators to assist NN with skill acquisition. Project participants consisted of 5 local learning specialists in critical-care nursing with a minimum of a bachelor\u27s of science degree in nursing as well as national certifications. Upon curriculum review completion, each of the 5 specialists were asked to complete a 5-point Likert scale survey to evaluate the content of the newly developed curriculum. Descriptive analysis was completed on the survey data. Three of the 5 learning specialists agreed and 2 strongly agreed that the program met its stated objectives. Three of the learning specialists strongly agreed and 2 agreed that the course content was relevant to NNs\u27 day-to-day roles and that the material and resources facilitated the development of decision-making skills. Adjunct NN education may promote positive social change by providing an effective strategy for improving decision-making skills among NNs, potentially leading to improved patient outcomes in a healthier community with a skilled healthcare workforce

Historische evolutie van zeescheldehabitats:kwantitatieve en kwalitatieve analyse van invloedsfactoren

In een eerste historische analyse van de ingreep-effectrelaties op de Zeeschelde (Van Braeckel et al., 2006) werden data verzameld, geëvalueerd naar kwaliteit en continuïteit en ecologisch geïnterpreteerd. De eerste analyse van ingrepen, getij en evolutie van Zeescheldehabitats was vooral kwalitatief. Eenduidige oorzaak-gevolg relaties waren moeilijk te leggen omdat verschillende ingrepen gelijktijdig plaatsvonden en het relatief belang van autonome processen moeilijk in te schatten was. Kennishiaten werden geïdentificeerd en een aantal onderzoeksvragen werden als stelling geformuleerd."br/"In dit vervolgproject werd de systeemkennis verder uitgediept met nieuw verworven informatie: de tij-analyse werd meer in detail doorgevoerd en het historisch beeld van de ecotopen werd vervolledigd. Het doel van deze vervolgstudie was vooral om ingreep-effect relaties beter te kwantificeren."br/"Met betrekking tot arealen werd vastgesteld dat slik- en schoroppervlakten langs de Zeeschelde en haar getijgebonden zijrivieren respectievelijk met 66% en 82% verminderden tussen 1850 en 2003. Sinds 1930 verdween ook 40% van het ondiep subtidaal. Zowel rechtstreekse habitatvernietiging als hydrodynamische en morfologische ontwikkelingen die voortschrijdende erosie veroorzaken, liggen hier aan de basis. Meer bepaald rechttrekkingen, inpolderingen, dijkwerken, zeespiegelstijging, wijziging en manipulatie van het debiet van de bovenafvoer, verruiming en verdieping van de vaargeul, vaargeulonderhoud en"br/"baggerstortwerken, zandwinning en morfologische aanpassingen worden steeds in die context vermeld."br/"In deze studie wordt met behulp van numerieke modelleringen (1D en 2D modellen) getracht het effect van de verschillende ingrepen te kwantificeren. Het doel is om de relatieve bijdrage van rechttrekkingen, debietwijzigingen van de bovenafvoer, inpolderingen, verruimingen, zandwinning en de algemene zeespiegelstijging op de getij-indringing in het Schelde-estuarium te bepalen. Omdat de morfologische veranderingen van het Middelgat en het Gat van Ossenisse eveneens het getij beïnvloedden werden ook deze gemodelleerd in enkele bagger/stort-scenario‟s. Vertrekkend van modellen die de huidige topo-bathymetrie"br/"weergeven worden de ingrepen uit het verleden schematisch ongedaan gemaakt. Het resultaat is dus niet echt een reconstructie van het verleden maar eerder een „hindcast‟ vanuit het heden. Door de resultaten van verschillende simulaties te vergelijken kunnen richting en grootteorde van het aandeel van de ingrepen op wijzigingen in de getij-variabelen begroot worden. Via deze getijkenmerken werd dan de potentiële impact op areaal en kwaliteit van habitats ingeschat."br/"Een laagwater daling heeft de potentie in zich de slikoppervlakte te vergroten, althans indien de hoogtegradiënt niet te steil is. Op dezelfde wijze kan stijging van hoogwater potentieel schoruitbreiding met zich meebrengen op voorwaarde dat de zijdelingse ruimte voorhanden is. De werkelijke ontwikkeling van slikken en schorren ten gevolge van toenemend getijverschil is echter ook nog afhankelijk van sedimentvracht, hydro- en morfodynamiek en topografie. In de Zeeschelde is de beschikbaarheid van sediment geen beperkende factor. Door gebrek aan zijdelingse ruimte en luwten echter zal toename in het getijverschil zelden in duurzame slik- en schorwinst resulteren. Document type: Boo