Voorbij God en mens, De zin van de wereld volgens het denken van Jean-Luc Nancy

In deze afstudeerscriptie staat de thematiek van zin en zingeving in de moderniteit centraal. Vanuit een filosofische invalshoek wordt het begrip zingeving daarbij als problematisch voorondersteld. Zo is het een term die zou kunnen suggereren dat er ‘eigenlijk’ geen zin is, maar dat de mens om de één of andere beweegreden aan dingen zin kan verlenen. Ook lijkt het begrip zingeving een activistisch mensbeeld te veronderstellen dat op autonome wijze de wereld om zich heen zou kunnen scheppen. Aan de hand van het werk van de Franse filosoof Jean-Luc Nancy (1940) is dit dominante mensbeeld vanuit waar de mens zelf de werkelijkheid waarin het functioneert zou dragen en vormgeven, kritisch onderzocht. De volgende tweeledige vraagstelling fungeerde hierbij als leidraad: hoe kunnen we aan de hand van het denken van Nancy het fenomeen zingeving begrijpen als we met hem stellen dat de zin niet langer afhankelijk is van een gever? En hoe kan de derde weg die hij op dit punt schetst, namelijk die tussen een religieuze en een humanistische zingeving, beoordeeld worden? Voor het beantwoorden van deze vraag heb ik de boeken The Sense of the World (Nancy, 1997) en Being Singular Plural (Nancy, 2000) grondig bestudeerd. Nancy stelt een heideggeriaans geïnspireerde benadering van zin voor waarbij de nadruk ligt op het altijd al gegeven zijn van zin. Die zin behoort aan een wereld zonder externe grond of fundament toe. Dat heeft tot gevolg dat de wereld de zin slechts in zichzelf kan vinden en op niets daarbuiten kan steunen. De mens wordt gezien als een Dasein dat in deze wereld en daarmee in de zin is opgenomen. Hieruit volgt de these dat wij zin zijn in plaats van hebben. Vervolgens is deze these uitgewerkt aan de hand van Nancy’s sociale ontologie. Hier is concreter ingegaan op de vraag hoe het Dasein existeert en welke gevolgen dit heeft voor het denken over zin. Daaruit komt naar voren dat het Dasein alleen als meervoudigheid, dat wil zeggen als ‘wij’ gedacht kan worden. De vraag naar zin blijkt hiermee wezenlijk verbonden te zijn met de vraag naar de gemeenschap. In het laatste hoofdstuk van deze scriptie zijn de gevolgen van het denken van Nancy voor de humanistiek en voor het denken over gemeenschap kritisch geanalyseerd. Ten eerste is Nancy’s visie op zin vergeleken met het zingevingsbegrip zoals dat binnen het humanisme en de humanistiek gehanteerd wordt. Door het onderzoeken van de raakvlakken met centrale noties zoals autonomie, levenskunst en horizontale transcendentie is tevens de relevantie van Nancy’s filosofie voor de humanistiek onderzocht. Vervolgens is de vraag beantwoord wat de betekenis van Nancy’s sociale ontologie kan zijn voor het denken over gemeenschap. Met zijn actuele gemeenschapsfilosofie neemt Nancy ook in dit debat een originele positie in. Zowel in het denken over zin als in de reflectie over de huidige maatschappij verwerpt Nancy het idee dat de individuele mens als fundament kan dienen voor het denken en handelen. Met deze derde weg die Nancy voorstelt, zijn er in de conclusie nieuwe betekenissen van zin gevormd. In die betekenissen van zin is de mens uit zijn eigen centrum weggehaald en deze worden daarom gedecentreerde of gedehumaniseerde vormen van zin genoemd. Begrippen als wereld, eindigheid, gebeurtenis en gift zijn voorbeelden van dergelijke nieuwe zinsbetekenissen en gaan voorbij aan een goddelijk of menselijk idee van zin en zingeving. In mijn ogen impliceert dit denken een onoverbrugbaar verschil met een humanistische visie op zingeving. Wel pleit ik ervoor dat de humanistiek het filosofische begrip dat Nancy van zin hanteert, meeneemt in haar denken over zingeving en verder onderzoekt. Op die manier krijgt het begrip zingeving meerdere betekenissen die naast elkaar kunnen bestaan. Niet alleen de vraag naar datgene wat het menselijk leven betekenis en richting kan geven staat dan centraal, maar ook de vraag naar de in zichzelf besloten zin krijgt op die manier een plaats binnen de humanistiek

Selective digestive and oropharyngeal decontamination in medical and surgical ICU patients:individual patient data meta-analysis

Objectives: Selective digestive decontamination (SDD) and selective oropharyngeal decontamination (SOD) improved intensive care unit (ICU), hospital and 28-day survival in ICUs with low levels of antibiotic resistance. Yet it is unclear whether the effect differs between medical and surgical ICU patients.& para;& para;Methods: In an individual patient data meta-analysis, we systematically searched PubMed and included all randomized controlled studies published since 2000. We performed a two-stage meta-analysis with separate logistic regression models per study and per outcome (hospital survival and ICU survival) and subsequent pooling of main and interaction effects.& para;& para;Results: Six studies, all performed in countries with low levels of antibiotic resistance, yielded 16 528 hospital admissions and 17 884 ICU admissions for complete case analysis. Compared to standard care or placebo, the pooled adjusted odds ratios for hospital mortality was 0.82 (95% confidence interval (CI) 0.72-0.93) for SDD and 0.84 (95% CI 0.73-0.97) for SOD. Compared to SOD, the adjusted odds ratio for hospital mortality was 0.90 (95% CI 0.82-0.97) for SDD. The effects on hospital mortality were not modified by type of ICU admission (p values for interaction terms were 0.66 for SDD and control, 0.87 for SOD and control and 0.47 for SDD and SOD). Similar results were found for ICU mortality.& para;& para;Conclusions: In ICUs with low levels of antibiotic resistance, the effectiveness of SDD and SOD was not modified by type of ICU admission. SDD and SOD improved hospital and ICU survival compared to standard care in both patient populations, with SDD being more effective than SOD. (C) 2017 The Author(s). Published by Elsevier Ltd on behalf of European Society of Clinical Microbiology and Infectious Diseases

The views of health care professionals about selective decontamination of the digestive tract: An international, theoretically informed interview study

Purpose: Selective Decontamination of the Digestive tract (SDD) as a prophylactic intervention improves hospital-acquired infection and survival rates. Uptake of SDD is low and remains controversial. This study applied the Theoretical Domains Framework (TDF) to assess ICU clinicians’ views about SDD in regions with limited or no adoption of SDD. Materials and Methods: Participants were health professionals with ‘decisional authority’ for the adoption of SDD. Semistructured interviews were conducted as the first round of a Delphi study. Views about SDDadoption, delivery and further SDD research were explored. Directed content analysis of interview data identified sub-themes which informed item development for subsequent Delphi rounds. Linguistic features of interview data were also explored. Results: 141 participants provided interview data. Fifty-six sub-themes were identified; 46 were common across regions. Beliefs about consequences was the most widely elaborated theme. Linguistic features of how participants discussed SDD included caution expressed when discussing the risks and benefits and words such as worry, anxiety and fear when discussing potential antibiotic resistance associated with SDD. Conclusions: We identified salient beliefs, barriers and facilitators to SDD adoption and delivery. What participants said about SDD and the way in which they said it demonstrated the degree of clinical caution, uncertainty and concern that SDD evokes

Novel Clinical Criteria Allow Detection of Short Stature Homeobox-Containing Gene Haploinsufficiency Caused by Either Gene or Enhancer Region Defects

Introduction: Short stature homeobox-containing gene (SHOX) haploinsufficiency is associated with short stature, Madelung deformity and mesomelia. Current clinical screening tools are based on patients with intragenic variants or deletions. However, recent discoveries showed that deletions of the enhancer elements are quite common. The majority of these patients show less body disproportion and respond better to recombinant human growth hormone treatment. We redefined clinical criteria for genetic analysis to facilitate detection of the full spectrum of SHOX haploinsufficiency. Methods: We analyzed 51 children with SHOX variants or deletions and 25 children with a deletion in its enhancer region. Data were compared to 277 children referred for suspicion of growth failure without endocrine or genetic pathology. Results: Only half of the patients with an enhancer region deletion fulfilled any of the current screening criteria. We propose new clinical criteria based on sitting height to height ratio >1 SDS or arm span ≥3 cm below height, with a sensitivity of 99%. When these criteria are combined with obligatory short stature, the sensitivity to detect SHOX haploinsufficiency is 68.1%, the specificity 80.6%, and the number needed to screen 21 patients. Conclusion: Novel clinical criteria for screening for SHOX haploinsufficiency allow the detection of patients within the full genetic spectrum, that is, intragenic variants and enhancer region deletions

Оценка эффективности управления деятельностью предприятия

Целью исследования является оценка эффективности управления деятельностью предприятия как интегрального показателя, то есть управления совокупностью деятельностей, таких как производственная, инвестиционная, инновационная, маркетинговая и финансовая

Development and validation of a uniform QUality Instrument for ClerKship (QUICK)

ObjectiveBecause both clerks and medical faculty quality management workers expressed the need for it, we aimed to develop a compact, valid and uniform instrument to assess the quality of Dutch clinical clerkships across all medical faculties in the Netherlands.MethodWe divided all 249 items from existing published and unpublished clerkship quality instruments into the three essential learning environment domains: content, atmosphere and organisation. In a 3-stage Delphi procedure, the 45 most relevant items from this list were selected that comprehensively covered the three domains. All clinical clerks in the country’s northeastern educational region were invited to evaluate their last clerkship using this draft instrument. We used half of these data for item reduction and the other half to validate the final instrument, the QUality Instrument for ClerKships (QUICK).ResultsAfter the Delphi procedure and further item reduction, the QUICK comprises 15 items, 5 in each domain. The internal consistency of the QUICK and each of the three domains was satisfactory (Cronbach’s α 0.88, 0.73, 0.84 and 0.67, respectively). The variance of the draft instrument domain scores were explained for &gt;80% by item variance of the final QUICK. A panel of educational experts and medical faculty quality management workers evaluated QUICK’s face validity as good.ConclusionThe QUICK is a concise and valid instrument to assess the quality of Dutch clinical clerkships. Its repeated use in a quality cycle can contribute to monitoring and ongoing development of the quality of this key phase in the medical education curriculum.OBJECTIVE: Because both clerks and medical faculty quality management workers expressed the need for it, we aimed to develop a compact, valid and uniform instrument to assess the quality of Dutch clinical clerkships across all medical faculties in the Netherlands.METHOD: We divided all 249 items from existing published and unpublished clerkship quality instruments into the three essential learning environment domains: content, atmosphere and organisation. In a 3-stage Delphi procedure, the 45 most relevant items from this list were selected that comprehensively covered the three domains. All clinical clerks in the country's northeastern educational region were invited to evaluate their last clerkship using this draft instrument. We used half of these data for item reduction and the other half to validate the final instrument, the QUality Instrument for ClerKships (QUICK).RESULTS: After the Delphi procedure and further item reduction, the QUICK comprises 15 items, 5 in each domain. The internal consistency of the QUICK and each of the three domains was satisfactory (Cronbach's α 0.88, 0.73, 0.84 and 0.67, respectively). The variance of the draft instrument domain scores were explained for &gt;80% by item variance of the final QUICK. A panel of educational experts and medical faculty quality management workers evaluated QUICK's face validity as good.CONCLUSION: The QUICK is a concise and valid instrument to assess the quality of Dutch clinical clerkships. Its repeated use in a quality cycle can contribute to monitoring and ongoing development of the quality of this key phase in the medical education curriculum.</p

Novel Leptin Receptor Mutations Identified in Two Girls with Severe Obesity Are Associated with Increased Bone Mineral Density

Background: Recessive mutations in the leptin receptor (LEPR) are a rare cause of hyperphagia and severe early-onset obesity. To date, the phenotype has only been described in 25 obese children, some of whom also had altered immune function, hypogonadotropic hypogonadism, reduced growth hormone secretion, hypothalamic hypothyroidism or reduced adult height. We provide a detailed description of the phenotype of 2 affected girls to add to this knowledge. Methods: Whole-exome sequencing and targeted sequencing were used to detect the LEPR mutations. RNA analysis was performed to assess the effect of splice-site mutations. Results: In 2 unrelated girls with severe obesity, three novel LEPR mutations were detected. Longitudinal growth data show normal childhood growth, and in the older girl, a normal adult height despite hypogonadotropic hypogonadism and the lack of an obvious pubertal growth spurt. Bone age is remarkably advanced in the younger (prepubertal) girl, and bone mineral density (BMD) is high in both girls, which might be directly or indirectly related to leptin resistance. Conclusion: The spectrum of clinical features of LEPR deficiency may be expanded with increased BMD. Future observations in LEPR-deficient subjects should help further unravel the role of leptin in human bone biology