24 research outputs found

    What do patients and dermatologists prefer regarding low-risk basal cell carcinoma follow-up care? A discrete choice experiment

    Get PDF
    Background Follow-up after low-risk basal cell carcinoma (BCC) is being provided more frequently than recommended by guidelines. To design an acceptable strategy to successfully reduce this ‘low-value’ care, it is important to obtain insights into the preferences of patients and dermatologists. Objective To determine the preferences and needs of patients and dermatologists to reduce low-risk BCC follow-up care, and the trade-offs they are willing to make. Methods A questionnaire including a discrete choice experiment was created, containing attributes regarding amount of follow-up, continuity of care, method of providing addition information, type of healthcare provider, duration of follow-up visits and skin examination. In total, 371 BCC patients and all Dutch dermatologists and dermatology residents (n = 620) were invited to complete the questionnaire. A panel latent class model was used for analysis. Results Eighty-four dermatologists and 266 BCC patients (21% and 72% response rates respectively) completed the discrete choice experiment. If the post-treatment visit was performed by the same person as treatment provider and a hand-out was provided to patients containing personalised information, the acceptance of having no additional follow-up visits (i.e. following the guidelines) would increase from 55% to 77% by patients. Female patients and older dermatologists, however, are less willing to accept the guidelines and prefer additional follow-up visits. Limitations The low response rate of dermatologists. Conclusion This discrete choice experiment revealed a feasible strategy to substantially reduce costs, while maintaining quality of care, based on the preferences and needs of BCC patients, which is supported by dermatologists.Q1Revista Internacional - Indexad

    Richtlijn Vroegtijdige Zorgplanning. Toesting

    No full text
    Achtergrond: Vroegtijdige zorgplanning (VZP) is een concept dat de laatste jaren toenemende aandacht krijgt. Het is een vrijwillig en continu communicatieproces tussen de patiënt, zijn familie en de zorgverlener waarbij toekomstige medische zorgdoelen besproken worden. Het concept tracht aandacht te bieden aan de autonomie van de patiënt en zijn wensen centraal te plaatsen in de zorg. Een Vlaamse richtlijn werd opgesteld door een samenwerking tussen de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen, het Academisch Centrum Huisartsgeneeskunde van de KU Leuven en de dienst Geriatrie van het UZ Gent. Het doel van deze richtlijn is het formuleren van adviezen voor alle gezondheidswerkers over de praktische toepassing en het verloop van VZP bij de wilsbekwame patiënt en dit zowel in de thuiszorg, het woonzorgcentrum als het ziekenhuis. Doel: Er werd gestart met een literatuursearch naar antwoorden op onderzoeksvragen rond de ervaringen en percepties van patiënten en gezondheidswerkers met VZP, noodzakelijke voorwaarden en de uitkomsten van VZP voor de betrokkenen. Vervolgens werd in het kader van het validatieproces van de Vlaamse concept richtlijn geëvalueerd naar haalbaarheid en inzetbaarheid in de praktijk. Methode: Initieel werd een literatuursearch verricht en werden artikels aangereikt door experten en gevonden via de sneeuwbalmethode. Vervolgens werd de Vlaamse concept richtlijn voorgelegd aan verschillende groepen: 1 groep leden van patiëntenverenigingen, 1 groep verpleegkundigen, 5 LOKgroepen van huisartsen verspreid in Vlaanderen, en 2 groepen samengesteld uit ziekenhuisartsen en personeel van ziekenhuizen. Een totaal van 105 betrokken werd personen bereikt. De kwalitatieve evaluatie gebeurde door initieel open te peilen naar persoonlijke invulling en ervaringen met VZP, gevolgd door een groepsdiscussie aan de hand van de voorgestelde kernaanbevelingen uit de concept richtlijn. De discussies werden opgenomen op audiotape, nadien werden ze uitgetikt, manueel gecodeerd, verwerkt en thematisch geanalyseerd. Resultaten: Uit de literatuur blijkt dat het initiatief voor een VZP best van de arts komt, gesteund op een goede vertrouwensrelatie. Verschillende sleutelmomenten kunnen aanleiding geven tot het starten van dit gesprek. Bij wijziging van de toekomstperspectieven van de betrokken persoon moet het gesprek hervat worden. Best worden de patiënt begeleid in het opstellen van zorgdoelen, welke nadien genoteerd worden op specifieke documenten. Artsen blijken de wensen van hun patiënt hiermee accuraat in te kunnen schatten. De documenten moeten vlot beschikbaar zijn en bij elke transfer ter beschikking gesteld worden. VZP leidt voor de patiënt tot een minder agressieve zorg en een grotere levenskwaliteit en tevredenheid aan het levenseind. Voor de naasten zorgt VZP voor minder stress, verlicht het de rouw en worden intrafamiliale conflicten gemakkelijker opgelost. Artsen voelen zich tenslotte meer vertrouwd met de wensen van de patiënt. De kwalitatieve evaluatie door patiënten, artsen en verpleegkundigen leverde standpunten op die grotendeels rijmen met de bevindingen uit de literatuur. Deelnemers onderstreepten de nood een goede, open communicatie waarbij de patiënt voldoende geïnformeerd werd. Zowel medische als nietmedische sleutelmomenten zijn belangrijk, ook het initiatief van de patiënt is een dankbaar moment. De noodzakelijke tijdsinvestering levert achteraf veel winst op in moeilijke momenten, in conflictsituaties of tijdens wachtdiensten. De huisarts speelt een voorname rol in het proces, verpleegkundigen hebben een faciliterende functie. De zorgdoelen worden best gedocumenteerd, eventueel aangevuld met enkele specifiek beschreven situaties. Huisartsen ervaren dat VZP drempelverlagend werkt en onzekerheden wegneemt, daarnaast voelen ze medico-legaal meer zekerheid. Er is een tekort aan kennis bij artsen rond het concept en een mentaliteitswijziging is soms nodig. Daarnaast verloopt de communicatie tussen zorgverleners in vele gevallen stroef. Ook bleken patiënten onvoldoende op de hoogte te zijn van het bestaan van het concept. De kernaanbevelingen uit de richtlijn werden enthousiast onthaald, stuitten op weinig weerstand en de deelnemers waren positief verrast over de effecten van VZP. Zorgplanning leeft binnen alle disciplines en leeftijdsgroepen. De voornaamste bemerkingen waren op inhoudelijk vlak en niet zozeer naar structuur en opbouw. Besluit: VZP is een zorgconcept dat aan interesse wint en breed gedragen wordt door patiënten en zorgverleners in alle instituten. De kernaanbevelingen uit de voorgestelde richtlijn werden enthousiast onthaald. Best zou er een informatiecampagne rond VZP gevoerd worden om zowel patiënten als zorgverleners beter te informeren. Daarnaast is een opleiding voor alle zorgverleners rond VZP wenselijk en zouden er initiatieven moeten gevoerd worden om de communicatie tussen verschillende zorgstrekkers te verbeterenstatus: publishe

    AAM Factors influencing current low-value follow-up care after basal cell carcinoma and suggested strategies for de-adoption: a qualitative study.

    No full text
    Providing follow-up to low-risk basal cell carcinoma (BCC) patients can be considered as low-value care. However, dermatologists still provide substantial follow-up care to this patient group, for reasons not well understood. The aim of this study was to identify factors influencing current BCC follow-up practices among dermatologists and suggested strategies to de-adopt this low-value care. In addition, views of patients regarding follow-up care were explored. A qualitative study was conducted consisting of 18 semi-structured interviews with dermatologists and three focus groups with a total of 17 low-risk BCC-patients who had received dermatological care. The interviews focused on current follow-up practices, influencing factors, and suggested strategies to de-adopt the follow-up care. The focus groups comprised preferred follow-up schedules and providers as well as content of follow-up. All (group)interviews were transcribed verbatim, and analysed by two researchers using Atlas.ti software. Factors influencing current follow-up care practices among dermatologists included complying with patients' preferences, lack of trust in general practitioners (GPs), financial incentives and force of habit. Patients reported varying needs regarding periodic follow-up visits, preferred to be seen by a dermatologist and indicated a need for improved information provision. Suggested strategies by dermatologists to de-adopt the low-value care encompassed educating patients with improved information, educating GPs to increase trust of dermatologists, realising appropriate financial reimbursement and informing dermatologists about the low-value of care. A mixture of factors appear to contribute to current follow-up practices after low-risk BCC. I
    corecore