264 research outputs found

    The distributive trade sector and its impact on euro area prices

    Get PDF
    At a time of a consolidation and an increasing internationalisation of the distributive trade sector, three major phenomena have been simultaneously altering the structure of euro area trade for several years now : the success of hard discounters, the emergence of private-label products, and the growth in online shopping. All three tend to exert downward pressure on price levels. Whereas the first two factors are particularly pronounced in Belgium, online shopping is less of a factor. There have been no significant competition anomalies uncovered in the sector in Belgium. Retailers are not particularly concentrated at either the local or national level. And yet, despite improvements in recent years, Belgian regulation of the sector remains very invasive and could discourage the opening of new points of sale. Given the impact of the distributive trade sector’s structural characteristics on price-setting behaviour, and the differences in price levels within each country and between euro area countries, structural reforms are needed to enhance competition and take better advantage of the common market. However, even though harmonising regulations and eliminating implicit barriers should help lessen differences within the euro area, some differences are unavoidable due to consumer preferences and cultural differences from one country to the next, and even regionally.retail, regulation, competition, market structure, pricing

    Incidence of injuries in competition of Leonese wrestling and associated factors (2005–2015) Incidencia de lesiones en la competición de Lucha Leonesa y Factores Asociados (2005-2015)

    Get PDF
    © 2018. This manuscript version is made available under the CC-BY-NC-ND 4.0 license http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/4.0/Introducción: La lucha tradicional es considerada un patrimonio cultural de la humanidad que debe protegerse. El estudio de las lesiones y sus factores asociados puede favorecer la protección de este patrimonio. El presente estudio pretende analizar la incidencia de las lesiones y sus factores asociados en la competición de una modalidad de lucha tradicional: la Lucha Leonesa (LL). Material y métodos: Estudio observacional, prospectivo y de cohorte, que recolectó las lesiones ocurridas durante las competiciones de verano entre 2005 y 2015. La incidencia de lesiones fue calculada por cada 1000 atletas/expuestos (AEs), en función de la edad de iniciación a la LL, edad en el momento de la competición, regularidad de los participantes en la competición, perfil ganador y categoría de peso. Se utilizó un análisis multivariante mediante un modelo mixto lineal generalizado, asumiendo que las lesiones seguían una distribución de Poisson. Resultados: Se registraron 308 luchadores y 406 lesiones en 31.970 AEs. La incidencia de lesiones por cada 1000 AEs fue de 3 lesiones (graves), 6,7 (moderadas y graves) y 12,7 (en el total de lesiones registradas). Se observó una mayor incidencia en aquellos luchadores: no regulares (IRR = 1,076; IC: 0,846-1,368), con perfil no ganador y los que se iniciaron en la lucha de adolescentes (IRR = 1,115; IC: 0,856-1,452). Los luchadores con perfil no ganador tuvieron un mayor riesgo de lesiones en las categorías de semipesados y pesados. Conclusiones: La incidencia de lesiones en la LL es consistente con la incidencia esperada en otros deportes de contacto. La ausencia de regularidad a la hora de competir, haberse iniciado tarde en la lucha, mostrar un perfil no ganador y competir en la categoría de los pesos pesados, son factores que se asocian al riesgo de presentar una lesión en sus practicantesPeer ReviewedPostprint (author's final draft

    Archeologische evaluatie en waardering van de site Keizersberg (Leuven, provincie Vlaams-Brabant)

    Get PDF
    De Keizersberg maakt deel uit van de zuidelijke heuvels van het Hageland die de stad Leuven in het noorden omringen en gekenmerkt worden door steile hellingen en plateauvormige heuveltoppen. Voordat de mens op grote schaal op de Keizersberg ingreep, moeten deze hellingen heel wat minder steil geweest zijn. De dominante positie van de Keizersberg de stad overschouwend en prominent zichtbaar vanuit de benedenstad heeft de mens steeds aangetrokken. Omwille van de topografische kenmerken van de Keizersberg is niet uit te sluiten dat op deze plaats een versterking heeft gestaan in de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen. Tot nu toe ontbrak hiervoor echter elke aanwijzing. Ook deze studie van de gekende archeologische waarnemingen en vondsten heeft geen bewijzen kunnen aanleveren van menselijke activiteit op de Keizersberg van vóór einde 12de/begin 13de eeuw. Het booronderzoek geeft echter aan waarom dergelijke vondsten (nog) niet aangetroffen werden. Grote delen van het plateau van de Keizersberg zijn vanaf de 13de eeuw immers verschillende meters opgehoogd. Een bevestiging van deze hypothese wordt geleverd door de vondst van enkele aardewerkfragmenten in een proefsleuf die uit de ijzertijd, de Romeinse periode of de vroege middeleeuwen dateren. Dit verklaart ook het feit dat het geofysisch onderzoek in deze zone geen anomalieën aangaf die konden verbonden worden met in de ondergond aanwezige muren en funderingen. De veelvuldige aanwezigheid van stortlagen op grote delen van de Keizersberg en haar hellingen zijn getuigen van de eeuwenlange menselijke bouwijver en de daarmee samenhangende ingrepen in de bodem. Hiervan zijn de middeleeuwse hertogelijke burcht, de commanderij van de tempeliers (opgevolgd door de hospitaalridders), en de 2de stadsomwalling de exponenten op de Keizersberg. De burcht werd waarschijnlijk opgericht in het begin van de 13de eeuw door hertog Hendrik I van Brabant. Het archeologisch onderzoek heeft dit niet kunnen bevestigen noch weerleggen. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat de burcht één of meerdere voorlopers kende. Indien op de Keizersberg een neerhof als onderdeel van een motte aanwezig was, is het denkbaar dat er, als voorloper van de burcht en misschien zelfs op dezelfde locatie gelegen, ook een opperhof heeft gelegen. Indien het opperhof op de plaats van de burcht lag, zal hiervan waarschijnlijk elk spoor uitgewist zijn door de bouw van de burcht en het graven van de gracht er omheen. De expansie- en defensiepolitiek van de hertogen van Brabant ging immers gepaard met de uitbouw van een administratie en de oprichting van burchten. Qua architectuur is de hertogelijke burcht van de Keizersberg een typevoorbeeld van de ronde hoogteburchten. De burcht was aan de west-, noord- en oostzijde omgeven door een brede en diepe (droge) gracht. In de 13de eeuw was Leuven nog de onbetwiste hoofdstad van het hertogdom Brabant, al zou het tij snel keren. Na de opname van het hertogdom van Brabant door achtereenvolgens het Bourgondische (1430) en Habsburgse rijk (1482) en na het insluiten van de site binnen een nieuwe stadsomwalling vanaf 1357, verbleven machthebbers als Keizer Karel (1ste helft 16de eeuw) en de aartshertogen Albrecht en Isabella (eind 16de begin 17de eeuw) slechts kort en sporadisch in de burcht, die werd beheerd door lokale kasteelheren. Door de verminderde status van de burcht, was er ook minder aandacht (en geld) voor onderhouds- en herstellingswerken. De burcht had immers stabiliteitsproblemen en bleef niet gespaard van branden. Hierdoor trad vanaf het midden van de 17de eeuw een fase van verval in, met sloopactiviteiten en ruiming van ingestorte delen. In het oostelijk deel van de Keizersberg bevond zich de commanderij. Deze zou opgericht zijn door de tempeliers tussen 1184 en 1220, dus nog voor de bouw van de burcht. De kapel van de commanderij was aan Sint-Niklaas gewijd, maar vanaf het midden van de 15de eeuw werd ze meestal Sint-Janskerk(je) genoemd gezien de kerk toen herbouwd werd. In die periode was de kerk een drukbezocht pelgrimsoord. Van de commanderij is op zich niet veel bewaard gebleven. Naast de schapenstal en een waterput, bevinden zich nog een aantal (keer)muren en dagzomende funderingen op het terrein van de commanderij. Verspreid over het terrein bevinden zich ook nog bouwelementen die hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn van de gebouwen van de commanderij. In de ondergrond zitten echter heel wat meer resten van de commanderij bewaard. Het proefsleuvenonderzoek binnen deze zone heeft aangetoond dat er inderdaad resten van bebouwing van de 13de tot de 20ste eeuw in de ondergrond aanwezig zijn. Deze resten bevinden zich onmiddelijk onder het maaiveld en zijn dus zeer kwetsbaar voor nieuwe bodemingrepen. De vondst van twee menselijke skeletten uit de periode 13de tot 18de eeuw bewijzen dat er binnen deze zone ook een begraafplaats was, waarschijnlijk rondom de Sint-Niklaas/Sint-Janskerk. Ook het geofysisch onderzoek gaf tal van aanwijzingen naar funderingen, wegen,... in de bodem die in verband kunnen gebracht worden met de commanderij én de bebouwde zone van die commanderij mee kunnen helpen afbakenen. Bij de bouw van de 2de stadsomwalling rond Leuven (14de eeuw) kwam de Keizersberg binnen de stad te liggen (intra muros). Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat een deel van de 2de stadsomwalling binnen de site van de Keizersberg was gelegen. Deze wal was al grotendeels weg gegraven vóór de aanleg van de Ludenscheidsingel in 1972. Er zijn echter aanwijzingen dat er nog funderingen in de bodem aanwezig kunnen zijn. Het bureauonderzoek heeft aangetoond dat van de 12de tot de 20ste eeuw nog op andere plaatsen (resten van) bebouwing stond op de Keizersberg. De visuele terreinopname en het booronderzoek heeft verder ook aangetoond dat de grondstoffen van de Keizersberg ook door de mens ontgonnen werden en een grondige bodemkundige studie reveleerde de aanwezigheid van uitzonderlijk goed bewaarde hortizolen, bodems die zich ontwikkeld hebben onder grond die lange tijd (> 500 jaar) in gebruik was als moestuin. Ook zones op de Keizersberg waar geen bebouwing is geweest kunnen dus toch een hoge erfgoedwaarde hebben. Op basis van deze en nog meer resultaten en van een waardering op basis van de criteria besluit het rapport dat deze archeologische site een hoge inhoudelijke, vormelijke en belevingswaarde heeft en het areaal van de Keizersberg in aanmerking komt voor bescherming. De synthesekaarten opgesteld op basis van de resultaten van dit onderzoek, kunnen dienen voor het opstellen van een erfgoedbeheersplan voor deze site

    Lesiones en la lucha tradicional: el caso de la lucha leonesa (2005-2015)

    Get PDF
    El objetivo de este estudio fue describir la localización anatómica, el tipo y la gravedad de las lesiones ocurridas en las competiciones oficiales de las ligas de verano masculinas (2005-2015) de Lucha Leonesa. Al objeto de realizar un análisis más profundo, se tuvo en cuenta, el perfil del luchador. Se produjeron un total de 401 lesiones, siendo los luchadores de mayor nivel los que menos número de lesiones sufrieron. Las contusiones fueron las lesiones más frecuentes (41,4%) pero entre las graves fueron los esguinces (42,3%). Los miembros inferiores fueron la localización más frecuente en el total de lesiones (38,2%) y entre las graves (45,4%). La rodilla, el tórax y el hombro acumulaban casi la mitad de las lesiones y el 68% de las lesiones graves. Los resultados obtenidos sugieren que las características de las lesiones que se pueden observar en la lucha leonesa son similares a las de otros deportes de combate.Peer ReviewedPostprint (published version

    Health Related Quality of Life and Return to Work After Minor Extremity Injuries: a Longitudinal Study Comparing Upper Versus Lower Extremity Injuries

    Get PDF
    Purpose: To investigate the impact on health related quality of life (HRQL) during the first year after minor extremity injury and to determine whether there is a difference in recovery patterns and return to work between upper extremity injuries (UEI) and lower extremity injuries (LEI). Method: A total of 181 adults’ age 18 years or older randomly selected from patients admitted to an emergency department with minor injuries were studied. HRQL was measured using the Functional Status Questionnaire (FSQ) at 1–2 weeks, 3, 6, and 12-months post-injury. Pre-injury FSQ scores were measured retrospectively at admission. A quasi-least square (QLS) model was constructed to examine differences of FSQ scores at each measuring point for UEI and LEI. Results: Fractures of the knee/lower leg (25%) were the most frequently injured body area. Slips or falls (57%) and traffic-related events (22%) were the most common injury causes. The mean ISS was 4.2 (SD 0.86). Both groups had significant declines in the FSQ scores physical and social functioning at 1–2 weeks after injury. Patients with UEI made larger improvements in the first 3 months post-injury versus patients with LEI whose improvements extended over the first 6 months. None of the groups reached the pre-injury FSQ scores during the first post-injury year except in the subscale work performance where UEI exceeded the pre-injury scores. At 12 months post-injury, significant lower FSQ scores remained in the LEI group compared to the UEI group in intermediate activities of daily living (p = 0.036, d 0.4) and work performance (p = 0.004, d 0.7). The return to work at 3 months and 12 months were 76% and 88% for UEI and 58% and 77% for LEI. No significant differences were found between groups in the FSQ scale mental health and social interaction. Conclusions: LEI had the highest impact on HRQL and return to work during the first year which exceeded the consequences of UEI. These findings contribute to the information about the consequences of injury in order to give sufficient prognostic information to patients and different stakeholders. Future investigations should aim to investigate specific minor extremity injuries and identify factors that facilitate recovery and return to work

    Injuries in Traditional Wrestling: The Leonese Wrestling Case Study (2005-2015)

    Full text link
    El objetivo de este estudio fue describir la localización anatómica, el tipo y la gravedad de las lesiones ocurridas en las competiciones oficiales de las ligas de verano masculinas (2005-2015) de Lucha Leonesa. Al objeto de realizar un análisis más profundo, se tuvo en cuenta, el perfil del luchador. Se produjeron un total de 401 lesiones, siendo los luchadores de mayor nivel los que menos número de lesiones sufrieron. Las contusiones fueron las lesiones más frecuentes (41,4%) pero entre las graves fueron los esguinces (42,3%). Los miembros inferiores fueron la localización más frecuente en el total de lesiones (38,2%) y entre las graves (45,4%). La rodilla, el tórax y el hombro acumulaban casi la mitad de las lesiones y el 68% de las lesiones graves. Los resultados obtenidos sugieren que las características de las lesiones que se pueden observar en la lucha leonesa son similares a las de otros deportes de combateThis study aimed at describing the anatomical location, type and severity of the sport injuries observed during the Leonese Wrestling “masculine summer leagues” official tournaments (2005-2015). The wrestler’s profile was taken into account as a way to achieve a deep analysis. A total of 401 injuries were registered. The best wrestlers were the ones that suffered the least number of injuries. Contusions were the type of injuries more frequently registered (41.4%), while sprains were the most common cause of severe injury (42.3%). The most frequent anatomical location affected and the one in which a great number of severe injuries occurred were the lower limbs (38.2% and 45.4%). The knee, thorax, and shoulder accounted for almost half of the total injuries and represented 68% of the severe injuries. The obtained results suggest that Leonese Wrestling show a similar injury pattern to the one observed in other combat sportsEste trabajo contó con financiación parcial de la Diputación de León, la Federación Territorial de Castilla y León de Lucha y CIBERESP (MTM2015-64465-C2-1-R; MINECO / FEDER

    Evaluatie en waardering van de archeologische sites Rooiveld-Papenvijvers(Oostkamp, provincie West-Vlaanderen)

    Get PDF
    Dit rapport beschrijft de resultaten van het waarderend onderzoek op de archeologische sites Rooiveld-Papenvijvers in Oostkamp (West-Vlaanderen). De oudste sporen van menselijke activiteit in dit gebied gaan terug tot het mesolithicum. De bewoning tijdens het neolithicum is goed gedocumenteerd. Naast de opgegraven nederzetting te Waardamme Vijvers, leverde het proefsleuvenonderzoek te Papenvijvers een finaal-neolithische site (3de millennium cal BC). Verder leverden de beperkte prospecties op verschillende plaatsen, waaronder Oostkamp Nieuwenhove en Hertsberge Papevijvers, lithische artefacten op die naar alle waarschijnlijkheid tot een niet nader te bepalen fase van het neolithicum behoren. Deze situatie is vrij uniek voor Vlaanderen. Neolithische bewoning in de zandige delen van Vlaanderen ontbrak tot nog toe vrijwel, met uitzondering van enkele graven van de Klokbekercultuur. De opgraving te Waardamme Vijvers is bijzonder vanwege de ontdekking van de eerste en vooralsnog enige huisplattegrond uit het neolithicum in Vlaanderen. Sporen uit de bronstijd zijn dankzij de luchtfotografie heel talrijk in het gebied. Het desktop onderzoek leverde in totaal een negental cirkelvormige structuren op die naar alle waarschijnlijkheid mogen geïnterpreteerd worden als resten van grafheuvels uit de vroege en midden-bronstijd. Het is ook duidelijk dat de regio in de bronstijd bewoond was, o.a. door de opgraving op de site Waardamme Vijvers. Voor de ijzertijd is de situatie vermoedelijk gelijklopend. De enige nederzetting die uit deze periode werd aangetroffen komt eveneens uit de opgraving in Waardamme Vijvers. Voor de Romeinse periode beschikken we slechts over de sporen van een grafveld op Waardamme Vijvers en keramiekvondsten. Latere periodes zijn alleen via cartografische bronnen gedocumenteerd. Het rapport eindigt met aanbevelingen voor verder onderzoek en beheer van dit gebied
    corecore