19 research outputs found

    Subglacial Meltwater Supported Aerobic Marine Habitats During Snowball Earth

    Full text link
    The Earth’s most severe ice ages interrupted a crucial interval in eukaryotic evolution with widespread ice coverage during the Cryogenian Period (720 to 635 Ma). Aerobic eukaryotes must have survived the “Snowball Earth” glaciations, requiring the persistence of oxygenated marine habitats, yet evidence for these environments is lacking. We examine iron formations within globally distributed Cryogenian glacial successions to reconstruct the redox state of the synglacial oceans. Iron isotope ratios and cerium anomalies from a range of glaciomarine environments reveal pervasive anoxia in the ice-covered oceans but increasing oxidation with proximity to the ice shelf grounding line. We propose that the outwash of subglacial meltwater supplied oxygen to the synglacial oceans, creating glaciomarine oxygen oases. The confluence of oxygen-rich meltwater and iron-rich seawater may have provided sufficient energy to sustain chemosynthetic communities. These processes could have supplied the requisite oxygen and organic carbon source for the survival of early animals and other eukaryotic heterotrophs through these extreme glaciations

    Testate amoebae in pollen slides

    Get PDF
    Among the non-pollen micro-fossils commonly encountered in Quaternary sediment samples prepared for pollen analysis are many shells of testate amoebae. Testate amoebae are eukaryotic micro-organisms which are increasingly used in ecological and palaeoecological studies, particularly as indicators of hydrological change in Sphagnum-dominated peatlands. In this study we address the extent to which testate amoebae are used in palynological research, the key challenges to more widespread use, and the extent to which ecological information is retained in the testate amoeba assemblages of standard palynological slides. To achieve this we review the literature on the use of testate amoebae in palynology, compare testate amoeba records produced by palynological and water-based preparation methods and carry out simulations using previously-derived datasets. Our results show that testate amoebae are widely encountered in Quaternary palynological studies, primarily in peatlands, but the information which they can provide is undermined by limited taxonomic knowledge. Many taxa are destroyed in pollen preparations, but for taxa that are retained patterns of abundance parallel those determined using water-based preparation methods. Although the loss of sensitive taxa limits the ecological information contained in testate amoeba assemblages the information preserved is likely to be useful in a multiproxy approach to palaeoenvironmental reconstruction. To help improve taxonomic awareness and encourage the use of testate amoebae in palynology we present a basic introduction to testate amoeba taxonomy and a guide to the taxonomic literature

    RAM 115

    No full text
    Naar aanleiding van het verrichte onderzoek zijn enkele algemene conclusies te trekken aangaande de kwaliteit van de site, en vragen te formuleren waaraan bij eventueel toekomstig onderzoek aandacht moet worden besteed. Hierbij wordt de aandacht gericht op het archeologisch monument de ringwalburg en de daarmee samenhangende bewoning, en niet op de latere sporen die meer in rechtstreeks verband staan met het huidige Domburg. Allereerst kan geconstateerd worden dat de conservering van de burg redelijk goed te noemen is. Dit geldt vooral voor de dieper gelegen archeologische restanten, die door de beschermende werking van de bovenliggende grondlagen en de gemiddelde grondwaterstand goed behouden zijn, en daardoor een rijke bron van informatie vertegenwoordigen. Dit geldt vooral voor de botanische en archeo-zoölogische resten, onderzoeksgebieden waar voor deze periode en in het westelijk mariene-gebied weinig bekend is. De hogere delen van de burg, vooral de wal, kennen wel aantasting door latere activiteiten. Zo heeft men de bovenzijde van de ringwal in Domburg bij de tot nu toe uitgevoerde opgravingen, als gevolg van aantastingen, niet kunnen vaststellen. Daarnaast laat het onderzoek aan pollen en botanische macroresten zien dat ook de kwaliteit daarvan minder is dan in de dieper gelegen lagen. Hoewel bij het onderzoek aan het grondwater het geconstateerde waterpeil ruim boven de genomen monsters uit de wal ligt, is het de vraag of de grondwaterstand permanent zo hoog is (geweest). Mogelijk dat de mindere staat van de botanische resten geweten moet worden aan fluctuaties van het grondwater. Deze vragen kunnen mogelijk binnen een monitoringsprogramma beantwoord worden. De hoge stand van het grondwater, feitelijk deels water dat omlaag stroomt uit de duinen, levert voor de technische uitvoering van een opgraving enkele problemen op. Het is niet goed mogelijk om zonder hulp van damwanden en bronbemaling de oudste fasen van de burg en de eventueel eraan voorafgaande bewoning te onderzoeken. Daar moet bij eventueel toekomstig onderzoek in technisch, financieel en organisatorisch opzicht rekening mee gehouden worden. Wanneer het om inhoudelijk vragen gaat, zijn enkele zaken van belang die in de toekomst in het veld extra de aandacht verdienen. Allereerst dient er een goed beeld te worden verkregen van het landschap van voor de aanleg, en tijdens het gebruik van de burg. Enerzijds gaat het om gegevens die betrekking hebben op het reliëf en de topografie van het terrein, anderzijds gaat het om een reconstructie van het landschap door middel van archeo-botanisch en -zoölogisch onderzoek. De vraagstellingen op deze onderzoeksterreinen dienen dan ook terug te komen in het 'Programma van Eisen' en de uitvoering van toekomstig onderzoek. Een tweede aandachtsgebied betreft de burg: de opbouw van de wal en de gracht, de bewoning en de fasering daarin en het gebruik van het burgterrein. Deze vragen zijn tot nu toe door de lastige opgravingomstandigheden, onder andere door het grondwater en het relatief kleine oppervlak dat onderzocht kon worden, slechts deels beantwoord. Een laatste aandachtspunt dat genoemd moet worden betreft de begravingen. Daar is nog zoveel onduidelijkheid over wat betreft samenhang, ouderdom, stratigrafie en locatie, dat dit in de toekomst de nodige aandacht verdient
    corecore