118 research outputs found
Vergeten linies: Antwerpse bunkers en loopgraven door de lens van Leutnant Zimmermann (1918)
Onderzoek van de Universiteit Gent in het Koninklijk Legermuseum (KLM) in Brussel bracht in 2007 een reeks van 46 onbekende luchtfotoâs aan het licht. De fotoâs dateren van januari 1918 en zijn van Duitse origine. Ze dragen het opschrift Kaiserliche Fortifikation Antwerpen en werden genomen door de tot dan toe onbekende luitenant Zimmermann. Het was direct duidelijk dat de fotoâs een schat aan historische informatie bevatten. Het provinciebestuur van Antwerpen liet ze grondig analyseren om er zo veel mogelijk informatie uit te halen. Dat gebeurde vanaf 2008 in het project âInventarisatie en verwerking van het luchtfotografisch fonds âZimmermannââ (Stichelbaut et al. 2009).
Een dergelijke analyse van historische luchtfotoâs verloopt volgens een vast stramien. Allereerst scannen we de originele contactafdrukken met een resolutie van 400 dpi (dots per inch). De metadata (gegevens op de foto zoals de naam van de fotograaf, ligging, datum en hoogte van de opname) voeren we in in een eenvoudige databank. De volgende, uiterst belangrijke stappen zijn het terugvinden van de exacte lokalisatie van de fotoâs en het geografisch corrigeren van de fotoâs zodat ze zo verticaal mogelijk op een kaart kunnen worden geprojecteerd. Dat zogenaamde georectificeren bestaat uit het aanduiden van minstens zes grondcontrolepunten op de historische luchtfoto en op de hedendaagse topografische kaart met schaal 1:10.000. Dat gebeurt in een geografisch informatiesysteem (GIS). In de meeste gevallen zijn die controlepunten hoeken van grachten en perceelgrenzen, kruispunten van wegen, of andere punten die zowel op de oude foto als op de hedendaagse kaart te herkennen zijn. Via de software worden de X- en Y-as van de foto onafhankelijk van elkaar geschaald. Zo krijgen we een zo verticaal mogelijk beeld, dat gebruikt kan worden om kaarten te maken met de exacte aanduiding van de relicten. Op de luchtfotoâs uit het KLM zijn allerlei sporen te zien die dateren uit de Eerste Wereldoorlog. Ze werden herkend en geĂŻnterpreteerd op basis van vorig onderzoek (Stichelbaut 2011). De exacte contouren van de sporen worden vervolgens digitaal overgetekend in een aparte GIS-laag, waardoor ze geanalyseerd kunnen worden. Ten slotte worden de sporen geprojecteerd op een moderne topografische kaart. Op die manier verkrijgen we een gedetailleerd inzicht in de densiteit, de diversiteit en de ruimtelijke verspreiding van de op de foto herkende relicten uit de Eerste Wereldoorlog. De luchtfoto is dus de bron. De digitale laag in de GIS-software is het werkdocument voor verdere studie.
Het onderzoek toonde aan dat de fotoreeks een deel van de Duitse verdediging langs de Belgisch-Nederlandse grens afbeeldt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bouwde de Duitse bezetter, uit vrees voor een aanval vanuit het neutrale Nederland, een verdedigingslinie van bunkers en loopgraven langs grote delen van de grens. In de provincie Antwerpen bestond die verdediging uit twee verschillende delen. De Nordabschnitt vormde het deel van de linie ten noorden en oosten van de stad Antwerpen, van de Schelde tot Schoten, en was deel van de grotere Stellung Antwerpen, de verdedigingsgordel rond de stad. In Schoten volgde de Turnhout-Kanalstellung het tracĂ© van het kanaal Dessel-Schoten tot in Turnhout. Vanaf de âOude Komâ in Turnhout vormde ze een halve kringstelling rond de stad, eindigend in Corsendonck in Oud-Turnhout. De gevonden luchtfotoâs documenteren het grootste deel van die stellingen: op zijn verkenningsvlucht vloog de Duitse piloot over Zwijndrecht, Beveren, Antwerpen, Stabroek, Kapellen, Brasschaat, Schoten, Brecht, Rijkevorsel, Beerse, Turnhout en Oud-Turnhout. Meer dan 530 militaire verdedigingselementen werden geĂŻdentificeerd en gelokaliseerd op een actuele kaart. De variatie aan verdedigingselementen is groot, van loopgraven en borstweringen, over bunkers en artillerieposten, tot de forten en schansen van de Antwerpse buitenlinie.
In 2012 doken 39 luchtfotofiches met het opschrift âZimmermannâ op in doos 25 van het zogenaamde Moskouarchief van het KLM. Ze bleken genomen te zijn op dezelfde data en maken deel uit van de reeds bekende reeks. Iedere fiche bevat ook een interpretatie van de fotoâs, meestal met een gedetailleerde schets van de gefotografeerde verdedigingswerken. 32 van de 39 âMoskoubeeldenâ waren bekend en kunnen dus als dubbels beschouwd worden. 7 beelden zijn nieuw en vormen dus een aanvulling op de collectie. Het totale aantal teruggevonden beelden kwam zo op 53. Alle fotoâs werden op dezelfde manier geanalyseerd. Verder zaten in het Moskouarchief (doos 952) tal van Duitse en Belgische kaarten en plannen van de Duitse verdedigingswerken ten noorden en oosten van Antwerpen en langs het kanaal Dessel-Schoten.
Hoeveel is bewaard gebleven van die militaire infrastructuur uit de Eerste Wereldoorlog? Dat was de vraag die aan de basis lag van het project âZimmermann anno 2010. Inventarisatie en (omgevings)analyse van bovengronds bewaarde WO I-relicten van de Antwerpen-Turnhoutstellungâ (Dossche et al. 2012). Die analyse begon met een bureauonderzoek, gevolgd door een grondige inventarisatie op het terrein van de bovengronds bewaarde militaire verdedigingselementen. De gegevens werden geĂŻntegreerd in een databank en resulteerden in kaartmateriaal in een geografisch informatiesysteem (GIS).
In een eerste fase van het bureauonderzoek bekeken we de historische gegevens, de Zimmermann-fotoâs zelf en de resultaten van de studie uit 2008-2009. De gratis satellietbeelden van de web-applicatie Google Earth gaven een eerste idee van het aantal bewaarde relicten. In een tweede fase verzamelden we de reeds beschikbare informatie over de linies en de nog bestaande structuren. Die gegevens werden ter voorbereiding van het veldwerk geĂŻmporteerd in een GIS, waarbij alle kaarten en fotoâs in hetzelfde coördinatensysteem werden gezet. Zo konden we ze op een eenvoudige manier vergelijken en de locatie van de op de foto zichtbare elementen vlot op de hedendaagse kaart terugvinden. Enkele analoge bronnen moesten daarvoor gedigitaliseerd worden en op de kaart ârechtgetrokkenâ worden (scannen en georefereren, vergelijkbaar met het proces van de luchtfotoâs). Op die manier konden we het volledige traject van de terreininventarisatie in detail uitstippelen en voorbereiden. In de laatste fase ontwikkelden we een efficiĂ«nte werkwijze: voor het terreinwerk werden alle fotoâs, kaarten en gegevens op een iPad met ingebouwd gps gezet. Zo konden we de exacte locatie van de bekende, maar grotendeels verdwenen resten terugvinden. Op die locaties werd dan een gedetailleerde inventarisatie uitgevoerd. Ook alle historische gegevens en de typeplannen van de verschillende bunkermodellen werden op de tabletcomputer gezet, zodat we ze op het terrein direct konden raadplegen. Tijdens het veldwerk vulden we de databank rechtstreeks aan. Extra informatie werd op papier genoteerd.
Het terreinwerk zelf bestond uit een grondig onderzoek van de gebieden die door de luchtfotoâs worden bedekt. De bovengronds bewaarde restanten van het militaire erfgoed van de Eerste Wereldoorlog werden gedetailleerd geĂŻnventariseerd. Met toestemming van de eigenaars controleerden we alle percelen, of die nu in woonwijken, bossen, akkers of industriegebied lagen. De bovengronds bewaarde relicten kregen een uniek nummer (Z001, Z002 enzovoort). De restanten werden gelokaliseerd met een gps-toestel met een nauwkeurigheid van vijf meter, aangeduid op de digitale kaarten op de iPad, en in detail gefotografeerd en beschreven aan de hand van inventarisfiches en de digitale databank. De informatie bestaat uit een beschrijving van de locatie en context van de sporen (coördinaten en tekstuele beschrijving), een beschrijving van de monumenten zelf (zie criteria hieronder) en een inschatting van de bewaringstoestand.
Beschrijving van het monument:
âą Type (uitgebreide typologie)
âą Tekstuele beschrijving
âą Mogelijke datering
âą Afmetingen, bovengronds bewaarde hoogte
⹠Oriëntatie (richting vijandelijke zijde/schietgat t.o.v. magnetisch noorden)
âą Bouwmaterialen
âą Aantal ingangen, kijk- en schietgaten, eventuele pantserkoepels
âą Aanwezigheid van camouflage
âą Graad van afwerking (ruw-fijn)
Locatie en context:
⹠Coördinaten
âą Gemeente - toponiem
âą Context en bereikbaarheid
Bewaringstoestand:
âą Algemene inschatting: slecht tot uitstekend
âą Graad en aard van begroeiing
âą Ingangen: dichtgemaakt of nog open
De zoektocht naar en analyse van de bewaarde militaire infrastructuur leverde 476 relicten op. Dat is verrassend veel. De structuren kunnen onderverdeeld worden in de volgende types:
âą 399 bunkers, waarvan er 8 verzonken zijn (ondergronds bewaard) en 4 bovengronds afgebroken, dus 387 bovengronds bewaarde bunkers. Een twintigtal verschillende types werden herkend en benoemd;
âą 58 stukken bovengronds bewaarde loopgraaf met een lengte van 10 meter tot een paar honderd meter (43 stukken gevechtsloopgraaf, 13 verbindingsloopgraven, 2 naderingsloopgraven);
âą 10 aarden kazematten;
âą 5 aarden borstweringen (waarvan de eventuele bijbehorende loopgraaf niet bewaard is);
âą 4 onbepaalde, niet te herkennen sporen.
De meeste militaire resten (400) maken deel uit van de zogenaamde Nordabschnitt. Bijna de helft van de bewaarde structuren ligt in Kapellen (197). Brasschaat telt 96 relicten, Stabroek 67 en Schoten 40. De kanaalverdediging had een kleinere dichtheid en de restanten zijn er minder goed bewaard. Verspreid over Schoten, Brecht, Rijkevorsel, Beerse, Turnhout en Oud-Turnhout werden 76 structuren aangetroffen.
De hoeveelheid, de diversiteit en de goede bewaringstoestand van de militaire elementen zijn uniek voor België en maken van het geheel een uitzonderlijk stuk militair erfgoed. Vooral het goed bewaarde en indrukwekkende Duitse loopgravensysteem uit 1917 is belangrijk: meer dan tien kilometer loopgraven zijn uitstekend bewaard gebleven. Dat is zelfs op Europees vlak uitzonderlijk. Ook uit de fase juist vóór de oorlog is uniek erfgoed teruggevonden. Uiterst zeldzaam is een reeks van zeven goed bewaarde Belgische bunkers uit 1914. Ze behoren tot de oudste bewaarde betonnen schuilplaatsen in ons land.
Gekoppeld aan het archeologische terreinwerk werd ook de landschappelijke context onderzocht. Dat onderzoek had als doel inzicht te verkrijgen in de stabiliteit of de dynamiek van het landschap waarin de militaire relicten zich bevinden (of bevonden) en het bepalen van de invloed daarvan op de relicten zelf en op de omgeving.
Vooraleer het terreinwerk en de daaraan verbonden analyse kon beginnen, werd het relevante bronmateriaal geanalyseerd: literatuur, fotografisch materiaal en historische kaarten van de regio. Ook hier kwam na het bureauonderzoek het terrein zelf aan bod. Het huidige landschap werd door intensieve terreinobservaties geĂŻnventariseerd. We bezochten 128 observatiepunten waarvan er 88 systematisch werden beschreven aan de hand van een fiche. Van 40 namen we enkel een foto. Tijdens het terreinwerk werd per observatiepunt een algemene landschappelijke beschrijving gemaakt met de landschappelijke hoofdstructuren, de geomorfologische structuur, de waardevolle elementen en karakteristieke zichten. Voorts werd gefocust op de oorlogsrelicten: hoe zijn ze in het landschap gepositioneerd en wat is hun toegankelijkheid en bereikbaarheid? Zowel bij de observatiepunten zelf als bij de fotolocaties werden fotoâs gemaakt van de zichtbare relicten uit de Eerste Wereldoorlog. Ook werden panoramafotoâs gemaakt waarop de militaire relicten duidelijk in het landschap herkenbaar zijn.
Met de informatie uit de literatuur en de terreinobservatie maakten we een gebiedsdekkende landschapskarakterisering. Via de analyse van historisch, fotografisch en cartografisch bronmateriaal bepaalden we de landschappelijke evolutie en de tijdsdiepte. Eerst werd de situatie van het gebied in vijf periodes in kaart gebracht, met name in 1918, 1960, 1990, 2002-2003 en 2010. Per periode werden de verschillende landschapstypes gekarteerd. Ten tweede voerden we een analyse uit van de landschapsdynamiek. Daarbij wordt het landgebruik doorheen de tijd onderzocht. Op die manier verkrijgen we inzicht in de stabiliteit of dynamiek van het landschap waarin de militaire relicten gelegen zijn.
Op basis van een tijdreeksanalyse van luchtfotoâs tussen 1918 en 2010 kregen we inzichten in de diversiteit van de landschapsdynamiek langs de volledige gefotografeerde linie. Het huidige landgebruik blijkt een bepalende factor voor de huidige herkenbaarheid, de bewaringstoestand en de functie van de nog aanwezige relicten. Het is opvallend dat het grootste deel (65%) van de gelokaliseerde relicten goed bewaard is. Bunkers zijn terug te vinden in alle huidige landschapstypes, ongeacht de veranderingen die ze doorgemaakt hebben. Loopgravensystemen bleken minder resistent tegen landschappelijke veranderingen zoals de toename van residentiĂ«le bebouwing, industriĂ«le activiteiten of schaalvergroting van de landbouw. Belangrijke relicten van de loopgravensystemen zijn wel mooi bewaard in een aantal bosgebieden, zoals het Mastenbos, het Wolvenbos en de Uitlegger in Kapellen, of rond het fort van Schoten.
Op basis van de archeologische inventaris van de militaire relicten, de landschappelijke analyse van het huidige landgebruik en visuele kenmerken van verschillende deelgebieden, kunnen de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden opgesomd met betrekking tot de militaire relicten en hun landschappelijke context. De zoektocht naar de potenties en knelpunten vormde de basis van een visievorming, geconcentreerd rond twee strategische doelstellingen: (1) behouden en vrijwaren en (2) ontsluiten van het militaire en landschappelijke erfgoed. De visie en bijbehorende cartografische voorstelling geven de mogelijke keuzes weer. Ze formuleert duidelijke doelstellingen, suggereert mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen en duidt aan met welke maatregelen we die kunnen bereiken.
Het Europese project âGreat War between the linesâ, deel van het Europese âInterreg IV A - 2 ZeeĂ«nprogrammaâ, bood in 2012 de kans om een vervolgonderzoek uit te voeren. In het project âOntsluitingsmogelijkheden van het militaire erfgoed van de Antwerpen-Turnhoutstellungâ (Verplaetse et al. 2012) moesten voor drie specifiek gekozen deelgebieden van de linie inrichtingsvoorstellen over bewaring en ontsluiting van het erfgoed voorgesteld worden. Het project focuste op deelgebieden, elk in een specifieke landschappelijke omgeving: het agrarische landschap ten noorden van de dorpskern van Stabroek, het Mastenbos in Kapellen en de geĂŻndustrialiseerde en residentiĂ«le kanaalzone van Schoten tot Turnhout. Voor de uitwerking van die detailstudie werd in drie fasen gewerkt. Allereerst werd het huidige toeristische, recreatieve en cultuurhistorische aanbod van elk deelgebied in kaart gebracht en geanalyseerd, waarbij de plus- en minpunten werden opgelijst. Door het gebied in een volgende fase voor verschillende factoren (bereikbaarheid, ontsluiting op het terrein âŠ) te evalueren ten opzichte van een gewenste referentiesituatie, konden we duidelijk aangeven waar zich nieuwe ontsluitingsmogelijkheden voordoen. Op basis van de resultaten uit de analyse en evaluatie werd voor elk deelgebied in de derde fase een concept opgesteld, dat beschouwd wordt als de invalshoek voor het uitwerken van de ontsluiting van het gebied.
Deze verschillende projecten resulteerden in een rijke dataset die zowel voor het beheer van het erfgoed als voor verder wetenschappelijk onderzoek een unieke bron is. Dit boek brengt alle gegevens samen en vormt het sluitstuk van jarenlang onderzoek. De fotoâs zijn een onmiskenbare historische bron waarop we zowel de oudere forten en schansen en de Belgische verdediging uit 1914 als de Duitse verdedigingslijn uit 1917 kunnen herkennen. De studie van de beelden toont aan hoe die stellingen er in werkelijkheid uitzagen, hoe ze vanuit de lucht gedocumenteerd werden, uit welke elementen de militaire werken bestonden en, bovenal, hun exacte positie in het huidige landschap. Met moderne cartografische technieken kon de oorspronkelijke linie tot in de kleinste details in kaart worden gebracht. De GIS-laag en de bijbehorende databank zijn de ideale werkinstrumenten voor een proactief erfgoedbeleid. Het is onze hoop en verwachting dat een dergelijk beleid spoedig wordt ontplooid en dat dit boek daarbij als stevig fundament zal dienen.Une recherche effectuĂ©e en 2007 par lâuniversitĂ© de Gand dans les archives du MusĂ©e Royal de lâArmĂ©e (MRA) Ă Bruxelles mit au jour une sĂ©rie de 46 photographies aĂ©riennes inconnues. Ces photos dâorigine allemande datent de janvier 1918. Elles portent lâinscription Kaiserliche Fortifikation Antwerpen et ont Ă©tĂ© prises par un personnage jusque-lĂ inconnu, le lieutenant Zimmermann. Elles se rĂ©vĂ©lĂšrent trĂšs vite une mine prĂ©cieuse dâinformations historiques. La Province dâAnvers les a fait Ă©tudier en dĂ©tail afin dâen extraire un maximum dâinformations. LâĂ©tude fut rĂ©alisĂ©e Ă partir de 2008 dans le cadre dâun projet collaboratif âInventarisatie en verwerking van het luchtfotografisch fonds âZimmermannââ (Stichelbaut et al. 2009).
Une telle analyse de photographies aĂ©riennes historiques sâeffectue suivant une mĂ©thode bien dĂ©finie. Les photos originales sont dâabord scannĂ©es Ă une rĂ©solution de 400 dpi (dots per inch). Les mĂ©tadonnĂ©es sont encodĂ©es dans une banque de donnĂ©es : nom du photographe, localisation, date et altitude de la photo. Les dĂ©marches suivantes, trĂšs importantes, permettent de positionner exactement la photo, puis gĂ©o-rectifient lâimage, de telle sorte quâelle puisse ĂȘtre projetĂ©e le plus verticalement possible sur une carte. Cette gĂ©o-rectification exige de dĂ©finir au moins six points de contrĂŽle sur le document historique et de les reporter sur une carte topographique moderne Ă lâĂ©chelle 1/10.000e. Cela sâeffectue dans un systĂšme dâinformation gĂ©ographique (SIG). Ces points de contrĂŽle sont souvent des limites de parcelles, des fossĂ©s, des croisements de routes ou dâautres points marquants que lâon peut trouver tant sur la photo que sur les cartes modernes. Un logiciel spĂ©cial rĂ©Ă©chelonne indĂ©pendamment les axes X et Y de la photo. On obtient ainsi une image quasiment verticale qui permet de produire des cartes prĂ©cises indiquant tous les vestiges visibles sur la photo. Ces photos rĂ©vĂšlent toute une sĂ©rie de traces de la PremiĂšre Guerre mondiale. Elles sont identifiĂ©es et interprĂ©tĂ©es Ă partir de lâexpĂ©rience acquise lors de recherches antĂ©rieures (Stichelbaut 2011). Les contours exacts des vestiges sont ensuite numĂ©risĂ©s dans une couche SIG spĂ©cifique, ce qui permet toutes sortes dâanalyses. Les vestiges sont enfin projetĂ©s sur une carte topographique actuelle. Cette recherche permet dâobtenir une image prĂ©cise de la densitĂ©, de la diversitĂ© et de lâorganisation spatiale des vestiges de la PremiĂšre Guerre mondiale. La photographie devient donc la source et la carte numĂ©rique produite par le SIG est un document de travail pour lâavenir.
Cette recherche a montrĂ© que les photographies documentent une partie de la ligne de dĂ©fense allemande le long de la frontiĂšre belgo-nĂ©erlandaise. En effet, au cours de la PremiĂšre Guerre mondiale, lâoccupant allemand, craignant une attaque venant des Pays-Bas, pourtant neutres, construisit une ligne de dĂ©fense composĂ©e de bunkers et de tranchĂ©es le long de cette frontiĂšre. Dans la province dâAnvers, cette ligne se compose de deux sections. La section appelĂ©e Nordabschnitt se trouve au nord et Ă lâouest de la ville dâAnvers, depuis lâEscaut jusquâĂ Schoten, et fait partie de la Stellung Antwerpen, une ligne de dĂ©fense plus importante entourant toute la ville. La Turnhout Kanalstellung commence Ă Schoten et longe le canal de Dessel-Schoten jusquâĂ Turnhout. A partir de lâancien bassin (Oude Kom) Ă Turnhout, elle forme un demi-cercle autour de la ville pour se terminer Ă Corsendonk - Oud Turnhout. Les photographies aĂ©riennes retrouvĂ©es couvrent la majeure partie de ces dĂ©fenses : lors de son vol de reconnaissance, le pilote allemand survola Zwijndrecht, Beveren, Anvers, Stabroek, Kapellen, Brasschaat, Schoten, Brecht, Rijkevorsel, Beerse, Turnhout et Oud-Turnhout. Plus de 530 Ă©lĂ©ments de dĂ©fense militaire ont Ă©tĂ© identifiĂ©s et localisĂ©s sur une carte moderne. Ces vestiges sont de toutes sortes, allant de tranchĂ©es et parapets aux forts et remparts de la ligne extĂ©rieure dâAnvers en passant par des bunkers et des postes dâartillerie.
En 2012, 39 nouvelles photographies avec lâinscription « Zimmermann » apparurent dans la boĂźte 25 des archives dites de Moscou au MRA. Elles semblent avoir Ă©tĂ© prises aux mĂȘmes dates et donc faire partie de la sĂ©rie dĂ©jĂ connue. Chaque photo sâaccompagne dâune fiche dâinterprĂ©tation, souvent avec une esquisse dĂ©taillĂ©e des fortifications. Trente-deux des 39 âimages de Moscouâ Ă©taient dĂ©jĂ connues et peuvent donc ĂȘtre considĂ©rĂ©es comme des doubles. Sept sont donc nouvelles et complĂštent la collection existante. Ce qui amĂšne le total des photographies aĂ©riennes de cette sĂ©rie Ă 53. Les nouvelles photos ont Ă©tĂ© examinĂ©es suivant la mĂ©thode dĂ©crite ci-dessus. On retrouva Ă©galement dans les archives de Moscou (boĂźte 952) un grand nombre de cartes et de plans des systĂšmes de dĂ©fense allemands au nord et Ă lâest dâAnvers et le long du canal Dessel-Schoten.
Que reste-t-il de cette infrastructure militaire de la PremiĂšre Guerre mondiale ? VoilĂ la question qui Ă©tait en 2010 Ă la base du projet intitulĂ© « Zimmerman anno 2010. Inventaire et analyse (environnementale) des vestiges conservĂ©s de la premiĂšre guerre mondiale le long de la Antwerpen-Tunrhoutstellung » (Dossche et al. 2012). Cette analyse commence avec une Ă©tude de bureau, suivie dâun inventaire dĂ©taillĂ© sur le terrain de tous les vestiges militaires conservĂ©s. Ces donnĂ©es ont Ă©tĂ© intĂ©grĂ©e
- âŠ