33 research outputs found

    [Faecal contamination along the Dutch Coastal Zone: current and future situation]

    Get PDF
    SAMENVATTING. De zwemwaterkwaliteit van het zeewater langs de Nederlandse kust laat vanaf de jaren tachtig een trend van continue verbetering zien. Deze trend werd echter doorbroken in 2002 door waarnemingen van licht tot sterk verhoogde concentraties fecale bacteriën. Op grond van de overschrijding van de kwaliteitsnorm is aan veel Nederlandse kustgemeenten geen Blauwe Vlag toegekend. In 2003 waren de resultaten van de zwemwaterkwaliteitsmetingen voor de Nederlandse kust weer in lijn met de trend. Over de beoordeling van de kwaliteit van het zwemwater bestaat veel onduidelijkheid. De EUcommissie beoordeelt de kwaliteit op grond van de imperatieve waarden opgenomen in de EU-Richtlijn Zwemwaterkwaliteit uit 1976, terwijl de Blauwe Vlag wordt toegekend op grond van de streefwaarden uit dezelfde Richtlijn. Dit heeft tot gevolg dat de EU-Commissie een goede beoordeling kan geven, terwijl de beoordeling volgens de richtlijnen voor de Blauwe Vlag juist onvoldoende is. Wanneer een negatieve beoordeling in de publiciteit komt, kan dat nadelige economische gevolgen hebben, met name voor de toeristische sector. Het belang van de zwemwaterkwaliteit is aanzienlijk. Het watergerelateerde toerisme vertegenwoordigt in de Nederlandse economie een kwart van de binnenlandse toeristische bestedingen. In opdracht van TNO-MEP is een inventarisatie gemaakt van alle mogelijke bronnen van fecale verontreiniging, waarbij tevens aandacht is geschonken aan het beleid met betrekking tot deze bronnen. In dit rapport zijn de volgende aspecten behandeld: • Het gedrag van fecale bacteriën onder wisselende fysische omstandigheden • De fecale bronnen en hun bijdrage aan de verontreiniging van het zwemwater op drie geselecteerde locaties langs de Nederlandse kust • Huidig en toekomstig beleid ten aanzien van de normering van de zwemwaterkwaliteit • En overzicht van vigerend en toekomstig beleid ten aanzien van de bronnen van fecale verontreiniging Vanwege het grote aantal zwemwaterlocaties langs de kust is een selectie gemaakt van drie locaties langs de kust met ieder een verschillend achterland: stedelijk, industrieel en agrarisch. De gekozen locaties zijn: Egmond aan Zee, Wijk aan Zee en Scheveningen. De resultaten uit het onderzoek laten zien dat er in een periode zonder hevige regenval geen verhoogde gezondheidsrisico’s verbonden zijn aan het zwemmen in de Noordzee. Bronnen als zwemmers, honden, paarden, vogels, scheepvaart, jachthavens en ongerioleerde lozingen, zijn in dit onderzoek beoordeeld. Van zwemmers, honden, paarden en vogels is de bijdrage verwaarloosbaar. Bij de scheepvaart, jachthavens en ongerioleerde lozingen is geconstateerd dat er wel sprake is van een bijdrage, maar dat er wegens het ontbreken van meetgegevens geen betrouwbare uitspraken over de emissie gedaan kan worden. Dit onderzoek toont aan dat riooloverstorten de grootste fecale bron op de drie locaties waren. Bijna alle overstorten lozen op zoet oppervlaktewater. Dit water kan uiteindelijk in zee stromen en de zwemwaterkwaliteit indirect nadelig beïnvloeden. In Egmond aan Zee en Wijk aan Zee geldt dat de overstorten direct op het strand lozen, terwijl in Scheveningen de bypass van de RWZI rechtstreeks op de 2,5 km pijpleiding in zee loost. Momenteel wordt nabij Scheveningen de nieuwe zuiveringsinstallatie Harnaschpolder gebouwd, waardoor na 2008 de 2,5 km pijpleiding in zee nog uitsluitend het effluent zal lozen. Op grond van epidemiologisch onderzoek stelde de EU-Commissie in 2002 een nieuwe richtlijn voor ter bescherming van de zwemwaterkwaliteit. Wanneer deze richtlijn wordt aangenomen, komt er meer duidelijkheid betreffende de normering. De datum van invoering is nog onbekend, aangezien de lidstaten over dit onderwerp nog geen overeenstemming hebben bereikt. Als het voorstel in huidige vorm wordt aangenomen zullen er extra beleidsmaatregelen genomen moeten worden om zorg te dragen voor monitoring en handhaving van het vastgelegde kwaliteitsniveau. De overstortproblematiek staat sinds medio negentiger jaren op de politieke agenda. De sanering van risicovolle overstorten is in het vigerende beleid opgenomen, maar de uitvoering hiervan loopt achter op de planning. Overstorten zullen nooit geheel voorkomen kunnen worden, maar beschermende maatregelen kunnen de frequentie en invloed tot een minimum beperken. Een beleidsmaatregel om het aantal overstorten te beperken is bijvoorbeeld het aanleggen van rioleringen met gescheiden systemen voor de afvoer van afvalwater en regenwater. In de Vierde Nota Waterhuishouding is opgenomen dat voor 2010 ongeveer 20% van de bestaande gebieden en 60% van de nieuwe gebieden met een verhard oppervlak niet zullen worden aangekoppeld. De effluenten van de RWZI's zijn aan specifieke kwaliteitseisen gebonden. De kwaliteitseisen zijn beperkt tot waarden voor BZV1, CZV, onopgeloste bestanddelen, fosfaten en stikstof. Metingen naar fecale bacteriën werden tot nu toe nog niet verricht. Ruwe schattingen kunnen met behulp van de BZV waarden en het debiet worden berekend. De betrouwbaarheid van deze schattingen is echter laag. Hoewel effluenten een continue bron van fecale bacteriën vormen, is het zeewatermilieu nagenoeg altijd in staat om deze instroom van bacteriën af te breken. Mede door de verdunning is de bijdrage van dit effluent op de zeewaterkwaliteit minimaal.dhr. Edwin Foekema, TNO-MEP mw. ir. A.L.E. Lansu, Open Universiteit dr. Wilfried Ivens, Open Universitei

    EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies (NDA); Scientific Opinion related to the Tolerable Upper Intake Level of eicosapentaenoic acid (EPA), docosahexaenoic acid (DHA) and docosapentaenoic acid (DPA)

    Get PDF
    <p>Following a request from the European Commission, the Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies was asked to deliver a scientific opinion on the Tolerable Upper Intake Level (UL) of the n-3 LCPUFAs eicosapentaenoic acid (EPA), docosahexaenoic acid (DHA) and docosapentaenoic acid (DPA). Available data are insufficient to establish a UL for n-3 LCPUFA (individually or combined) for any population group. At observed intake levels, consumption of n-3 LCPUFA has not been associated with adverse effects in healthy children or adults. Long-term supplemental intakes of EPA and DHA combined up to about 5 g/day do not appear to increase the risk of spontaneous bleeding episodes or bleeding complications, or affect glucose homeostasis immune function or lipid peroxidation, provided the oxidative stability of the n-3 LCPUFAs is guaranteed. Supplemental intakes of EPA and DHA combined at doses of 2 6 g/day, and of DHA at doses of 2 4 g/day, induce an increase in LDL-cholesterol concentrations of about 3 % which may not have an adverse effect on cardiovascular disease risk, whereas EPA at doses up to 4 g/day has no significant effect on LDL cholesterol. Supplemental intakes of EPA and DHA combined at doses up to 5 g/day, and supplemental intakes of EPA alone up to 1.8 g/day, do not raise safety concerns for adults. Dietary recommendations for EPA and DHA based on cardiovascular risk considerations for European adults are between 250 and 500 mg/day. Supplemental intakes of DHA alone up to about 1 g/day do not raise safety concerns for the general population. No data are available for DPA when consumed alone. In the majority of the human studies considered, fish oils, also containing DPA in generally unknown (but relatively low) amounts, were the source of EPA and DHA.</p&gt

    Rail not answer

    No full text
    PRS

    External resistive modes in tokamaks

    No full text
    corecore