29 research outputs found
Klimaatportaal Vlaanderen : Kompas voor een klimaatbestendig en weerbaar Vlaanderen
Deze rapportage beschrijft de verschillende elementen van het Klimaatportaal Vlaanderen zoals dat in mei 2018 werd opgeleverd. Het Klimaatportaal Vlaanderen is ontwikkeld in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij om op een gebruiksvriendelijke manier klimaatinformatie voor Vlaanderen (geo)grafisch beschikbaar te maken en te bundelen op één weblocatie. Het Klimaatportaal Vlaanderen omvat informatie over de klimaattoestand (historisch/actueel en scenario’s tot 2100), de klimaat-effecten (hitte, overstroming, zeespiegelstijging en droogte) en de klimaatimpact (bijvoorbeeld mogelijke getroffenen, economische schade). Op die manier identificeert het portaal ook de meest kwetsbare zones voor klimaatverandering in Vlaanderen, en helpt het allerlei organisaties bij de uitwerking van het (lokale) adaptatiebeleid. Het portaal zal vooral gemeenten en steden helpen bij het ontwikkelen van een lokaal adaptatieplan en ondersteunt ook bij de implementatie en rapportering in het kader van het EU-Burgemeestersconvenant (beleidsbrief Omgeving 2017-2018 ingediend door minister Joke Schauvliege, SD 8. OD 56).Deze rapportage gaat in op de verschillende onderdelen van het portaal om te duiden welke informatie toegevoegd is, hoe en waarom dat is gebeurd en op welke manier de informatie te raadplegen is. Eerst is beschreven wat de uitgangspunten zijn voor het portaal. Die zijn deels ingegeven door de wensen vanuit gebruikers, deels vanuit de sterke punten die naar voor komen uit een vergelijkende studie van internationale klimaatportalen. Ook wordt de structuur van het portaal beschreven.Vervolgens wordt per thema, zoals deze in het Klimaatportaal Vlaanderen worden onderscheiden, een korte uitleg van het thema gegeven. Ook wordt beschreven voor zowel de klimaateffecten als de klimaatimpacts, welke data in het Klimaatportaal Vlaanderen opgenomen zijn en waar relevant wat de bron van de data was of hoe deze zijn afgeleid. Per thema wordt ook een afsluitend overzicht gegeven met de belangrijkste conclusies die vanuit de thematische data en de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken en data-analyses zijn te trekken.In een tweetal hoofdstukken wordt een technisch-inhoudelijk overzicht gegeven van het Klimaatportaal Vlaanderen, hoe het portaal is opgezet en hoe het portaal te bedienen is. Er wordt een overzicht gegeven van de technische architectuur van het portaal op hoofdniveau. Daarnaast zijn de meest relevante functionaliteiten van het Klimaatportaal Vlaanderen en met name van de applicatie ‘Kaarten en cijfers’ uitgewerkt. Dit geeft een goede basis voor het verkennen en bedienen van de verschillende onderdelen van het Klimaatportaal Vlaanderen.Dit rapport eindigt met de belangrijkste conclusies omtrent het opzetten van het Klimaatportaal Vlaanderen, de uitgevoerde data-analyses en de uiteindelijk beschikbaar gestelde data en informatie
Marginal agricultural land low-input systems for biomass production
This study deals with approaches for a social-ecological friendly European bioeconomy based on biomass from industrial crops cultivated on marginal agricultural land. The selected crops to be investigated are: Biomass sorghum, camelina, cardoon, castor, crambe, Ethiopian mustard, giant reed, hemp, lupin, miscanthus, pennycress, poplar, reed canary grass, safflower, Siberian elm, switchgrass, tall wheatgrass, wild sugarcane, and willow. The research question focused on the overall crop growth suitability under low-input management. The study assessed: (i) How the growth suitability of industrial crops can be defined under the given natural constraints of European marginal agricultural lands; and (ii) which agricultural practices are required for marginal agricultural land low-input systems (MALLIS). For the growth-suitability analysis, available thresholds and growth requirements of the selected industrial crops were defined. The marginal agricultural land was categorized according to the agro-ecological zone (AEZ) concept in combination with the marginality constraints, so-called 'marginal agro-ecological zones' (M-AEZ). It was found that both large marginal agricultural areas and numerous agricultural practices are available for industrial crop cultivation on European marginal agricultural lands. These results help to further describe the suitability of industrial crops for the development of social-ecologically friendly MALLIS in Europe
Marginal Agricultural Land Low-Input Systems for Biomass Production
This study deals with approaches for a social-ecological friendly European bioeconomy based on biomass from industrial crops cultivated on marginal agricultural land. The selected crops to be investigated are: Biomass sorghum, camelina, cardoon, castor, crambe, Ethiopian mustard, giant reed, hemp, lupin, miscanthus, pennycress, poplar, reed canary grass, safflower, Siberian elm, switchgrass, tall wheatgrass, wild sugarcane, and willow. The research question focused on the overall crop growth suitability under low-input management. The study assessed: (i) How the growth suitability of industrial crops can be defined under the given natural constraints of European marginal agricultural lands; and (ii) which agricultural practices are required for marginal agricultural land low-input systems (MALLIS). For the growth-suitability analysis, available thresholds and growth requirements of the selected industrial crops were defined. The marginal agricultural land was categorized according to the agro-ecological zone (AEZ) concept in combination with the marginality constraints, so-called ‘marginal agro-ecological zones’ (M-AEZ). It was found that both large marginal agricultural areas and numerous agricultural practices are available for industrial crop cultivation on European marginal agricultural lands. These results help to further describe the suitability of industrial crops for the development of social-ecologically friendly MALLIS in Europe
Kansenkaarten voor duurzaam benutten Natuurlijk Kapitaal
Local projects conducted within the framework of the Natural Capital Netherlands (NKN) programmeidentified various opportunities for mutual improvement of natural capital and the economy. In a follow-upstudy we investigated whether the insights gained also apply to other parts of the Netherlands. Which areasoffer the best opportunities? What measures are needed in these areas to actually capitalise on theseopportunities, and who are the relevant stakeholders? To address these questions, the local opportunitiesidentified in the NKN projects were explored at the national level, using ‘opportunity maps’. The three localprojects are: Greening the Common Agricultural Policy, Clean Water and Delta Programm
Recreatiemodel AVANAR 2.0 nader beschreven en toegelicht : achtergronddocumentatie voor Status A
This report contains supplementary technical documentation on the recreation model AVANAR, version 2.0.AVANAR is an abbreviation of the Dutch study on ‘Reconciling supply of & demand for nature as recreationalspace’. This report was set out to gain the A-status with respect to modelling. A short description is given inthis report together with more information on those features that have not been described earlier or only in afragmented manner. As for the latter, technical details described elsewhere have been brought together,several new tests of version 2.0 of the model are reported and earlier validation studies have beensummarized. For other features, like the argumentation of the choices made, the text refers to relevantearlier publications about AVANA
Beloopbaarheid gemeten : pilotstudie naar de mate van beloopbaarheid van ov-knooppunten en hun buurten in de provincie Utrecht
Het is mogelijk om op basis van kwaliteitsindicatoren de beloopbaarheid van buurten en ov-knooppunten te meten met data via een Geografische Informatie Systeem (GIS). Een loopscore kan worden berekend op basis van 160 indicatoren, onderverdeeld in 9 hoofdindicatoren: Infrastructuur, Omgevingskwaliteit, Directheid van voorzieningen, Toegankelijkheid, Levendigheid, Allure, Veiligheid, Aantrekkelijkheid en Bewegwijzering. In een pilotstudie zijn 103 indicatoren geoperationaliseerd voor 38 ov-knooppunten (waarvan 28 treinstations en 10 bushaltes) die gekoppeld zijn aan 151 buurten in 19 gemeenten in de provincie Utrecht. De loopscore geeft een redelijke indicatie van de kwaliteit waarmee beleidsmedewerkers inzicht krijgen in hoeverre gemeentelijke loopmogelijkheden voetgangersvriendelijk zijn en welke ingrepen wenselijk zijn om – in het kader van de Omgevingswet – de leefomgeving van burgers en hun gezondheid te verbeteren. Uit de analyse blijkt dat van de totale lengte aan loopmogelijkheden 58% een positieve loopscore heeft. Utrecht Centraal Station scoort het hoogst en treinstation Breukelen het laagst. Zamenhofdreef in de gemeente Utrecht scoort het hoogst bij de bushaltes en Rijnsweerd-Noord in dezelfde gemeente is de laagst scorende bushalte. De belangrijkste aanbevelingen zijn om ontbrekende data in het databestand te verzamelen en een gebruiksvriendelijk dashboard zal de tool bruikbaarder maken