10 research outputs found

    Hoe kan de bespreekbaarheid van psychische en verslavingsklachten in de werkomgeving verbeterd worden?:Een focusgroepstudie vanuit meerdere perspectieven binnen de Nederlandse krijgsmacht

    Get PDF
    Doel Veel werknemers in hoogrisicoberoepen, zoals militairen, worden op het werk blootgesteld aan stressoren. Dit verhoogt het risico op het ontwikkelen van psychische klachten (inclusief verslaving). Het kunnen bespreken van psychische klachten met de leidinggevende of collega’s kan positieve gevolgen hebben voor het werk, zoals sociale steun en werkaanpassingen, maar het kan ook leiden tot negatieve gevolgen zoals stigma en discriminatie. Dit maakt de keuze om wel of niet open te zijn over psychische klachten en verslaving een complex dilemma met gevolgen voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid. Het doel van de huidige studie was de belemmerende en bevorderende factoren voor het bespreken van psychische klachten in de werkomgeving bij militairen in kaart te brengen, vanuit meerdere perspectieven. Methode Een kwalitatieve focusgroepstudie binnen de Nederlandse krijgsmacht vanuit verschillende perspectieven is uitgevoerd. De focusgroepgesprekken zijn opgenomen en getranscribeerd. Inhoudsanalyse met inductieve benadering werd uitgevoerd in het softwareprogramma Atlas.ti. Deelnemers In totaal hebben 46 mensen deelgenomen, verdeeld over 8 homogene focusgroepen, die drie perspectieven vertegenwoordigden: militairen met psychische klachten (N=20), militairen zonder psychische klachten (N=10) en militaire zorgprofessionals (N=16). Resultaten Er werden vijf belemmerende factoren gevonden voor het bespreken van psychische klachten in de werkomgeving: (1) angst voor negatieve carrière consequenties, (2) angst voor sociale afwijzing, (3) gebrek aan steun vanuit de leidinggevende, (4) het moeilijk vinden te praten over psychische klachten en (5) de werkcultuur waarin mensen geacht worden sterk te zijn. Er zijn ook drie bevorderende factoren gevonden: (1) verwachte positieve gevolgen van openheid (dat je beter kan worden en dat je openheid anderen kan helpen), (2) steun vanuit de leidinggevende en (3) psychische klachten die werkgerelateerd waren konden makkelijker besproken worden. De perspectieven van de drie groepen kwamen sterk overeen. Conclusie Vanuit alle drie de perspectieven werd bevestigd dat bijna alle belemmerende factoren gerelateerd waren aan de angst een ‘stempel’ te krijgen, en daardoor negatiever beoordeeld te worden (stigma) of negatiever behandeld te worden (discriminatie). De onderzoeksbevindingen tonen daarmee aan dat stigma en discriminatie rond psychische klachten een aanzienlijke barrière vormen voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid, en dat destigmatiserende interventies nodig zijn. De kennis, de houding en het gedrag van leidinggevenden bleken van cruciaal belang voor het wel of niet bespreken van psychische klachten. Voor hen ligt daarom een sleutelrol voor militairen met dergelijke klachten. Tenslotte zou op beleidsniveau moeten worden bekeken wat gedaan kan worden bepaalde angsten, zoals de angst voor negatieve carrière gevolgen, weg te nemen. Samen kan dit zorgen voor betere bespreekbaarheid van psychische klachten in de werkomgeving. Betere bespreekbaarheid kan het ook makkelijker maken vroegtijdig hulp te zoeken, wat ook weer belangrijk is voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid

    Altered white matter microstructural organization in posttraumatic stress disorder across 3047 adults: results from the PGC-ENIGMA PTSD consortium

    Get PDF
    A growing number of studies have examined alterations in white matter organization in people with posttraumatic stress disorder (PTSD) using diffusion MRI (dMRI), but the results have been mixed which may be partially due to relatively small sample sizes among studies. Altered structural connectivity may be both a neurobiological vulnerability for, and a result of, PTSD. In an effort to find reliable effects, we present a multi-cohort analysis of dMRI metrics across 3047 individuals from 28 cohorts currently participating in the PGC-ENIGMA PTSD working group (a joint partnership between the Psychiatric Genomics Consortium and the Enhancing NeuroImaging Genetics through Meta-Analysis consortium). Comparing regional white matter metrics across the full brain in 1426 individuals with PTSD and 1621 controls (2174 males/873 females) between ages 18-83, 92% of whom were trauma-exposed, we report associations between PTSD and disrupted white matter organization measured by lower fractional anisotropy (FA) in the tapetum region of the corpus callosum (Cohen's d = -0.11, p = 0.0055). The tapetum connects the left and right hippocampus, for which structure and function have been consistently implicated in PTSD. Results were consistent even after accounting for the effects of multiple potentially confounding variables: childhood trauma exposure, comorbid depression, history of traumatic brain injury, current alcohol abuse or dependence, and current use of psychotropic medications. Our results show that PTSD may be associated with alterations in the broader hippocampal network.New methods for child psychiatric diagnosis and treatment outcome evaluatio

    Neuroimaging-based classification of PTSD using data-driven computational approaches: a multisite big data study from the ENIGMA-PGC PTSD consortium

    Get PDF
    Background: Recent advances in data-driven computational approaches have been helpful in devising tools to objectively diagnose psychiatric disorders. However, current machine learning studies limited to small homogeneous samples, different methodologies, and different imaging collection protocols, limit the ability to directly compare and generalize their results. Here we aimed to classify individuals with PTSD versus controls and assess the generalizability using a large heterogeneous brain datasets from the ENIGMA-PGC PTSD Working group. Methods: We analyzed brain MRI data from 3,477 structural-MRI; 2,495 resting state-fMRI; and 1,952 diffusion-MRI. First, we identified the brain features that best distinguish individuals with PTSD from controls using traditional machine learning methods. Second, we assessed the utility of the denoising variational autoencoder (DVAE) and evaluated its classification performance. Third, we assessed the generalizability and reproducibility of both models using leave-one-site-out cross-validation procedure for each modality. Results: We found lower performance in classifying PTSD vs. controls with data from over 20 sites (60 % test AUC for s-MRI, 59 % for rs-fMRI and 56 % for D-MRI), as compared to other studies run on single-site data. The performance increased when classifying PTSD from HC without trauma history in each modality (75 % AUC). The classification performance remained intact when applying the DVAE framework, which reduced the number of features. Finally, we found that the DVAE framework achieved better generalization to unseen datasets compared with the traditional machine learning frameworks, albeit performance was slightly above chance. Conclusion: These results have the potential to provide a baseline classification performance for PTSD when using large scale neuroimaging datasets. Our findings show that the control group used can heavily affect classification performance. The DVAE framework provided better generalizability for the multi-site data. This may be more significant in clinical practice since the neuroimaging-based diagnostic DVAE classification models are much less site-specific, rendering them more generalizable.Stress-related psychiatric disorders across the life spa

    Hoe kan de bespreekbaarheid van psychische en verslavingsklachten in de werkomgeving verbeterd worden?: Een focusgroepstudie vanuit meerdere perspectieven binnen de Nederlandse krijgsmacht

    No full text
    Doel Veel werknemers in hoogrisicoberoepen, zoals militairen, worden op het werk blootgesteld aan stressoren. Dit verhoogt het risico op het ontwikkelen van psychische klachten (inclusief verslaving). Het kunnen bespreken van psychische klachten met de leidinggevende of collega’s kan positieve gevolgen hebben voor het werk, zoals sociale steun en werkaanpassingen, maar het kan ook leiden tot negatieve gevolgen zoals stigma en discriminatie. Dit maakt de keuze om wel of niet open te zijn over psychische klachten en verslaving een complex dilemma met gevolgen voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid. Het doel van de huidige studie was de belemmerende en bevorderende factoren voor het bespreken van psychische klachten in de werkomgeving bij militairen in kaart te brengen, vanuit meerdere perspectieven. Methode Een kwalitatieve focusgroepstudie binnen de Nederlandse krijgsmacht vanuit verschillende perspectieven is uitgevoerd. De focusgroepgesprekken zijn opgenomen en getranscribeerd. Inhoudsanalyse met inductieve benadering werd uitgevoerd in het softwareprogramma Atlas.ti. Deelnemers In totaal hebben 46 mensen deelgenomen, verdeeld over 8 homogene focusgroepen, die drie perspectieven vertegenwoordigden: militairen met psychische klachten (N=20), militairen zonder psychische klachten (N=10) en militaire zorgprofessionals (N=16). Resultaten Er werden vijf belemmerende factoren gevonden voor het bespreken van psychische klachten in de werkomgeving: (1) angst voor negatieve carrière consequenties, (2) angst voor sociale afwijzing, (3) gebrek aan steun vanuit de leidinggevende, (4) het moeilijk vinden te praten over psychische klachten en (5) de werkcultuur waarin mensen geacht worden sterk te zijn. Er zijn ook drie bevorderende factoren gevonden: (1) verwachte positieve gevolgen van openheid (dat je beter kan worden en dat je openheid anderen kan helpen), (2) steun vanuit de leidinggevende en (3) psychische klachten die werkgerelateerd waren konden makkelijker besproken worden. De perspectieven van de drie groepen kwamen sterk overeen. Conclusie Vanuit alle drie de perspectieven werd bevestigd dat bijna alle belemmerende factoren gerelateerd waren aan de angst een ‘stempel’ te krijgen, en daardoor negatiever beoordeeld te worden (stigma) of negatiever behandeld te worden (discriminatie). De onderzoeksbevindingen tonen daarmee aan dat stigma en discriminatie rond psychische klachten een aanzienlijke barrière vormen voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid, en dat destigmatiserende interventies nodig zijn. De kennis, de houding en het gedrag van leidinggevenden bleken van cruciaal belang voor het wel of niet bespreken van psychische klachten. Voor hen ligt daarom een sleutelrol voor militairen met dergelijke klachten. Tenslotte zou op beleidsniveau moeten worden bekeken wat gedaan kan worden bepaalde angsten, zoals de angst voor negatieve carrière gevolgen, weg te nemen. Samen kan dit zorgen voor betere bespreekbaarheid van psychische klachten in de werkomgeving. Betere bespreekbaarheid kan het ook makkelijker maken vroegtijdig hulp te zoeken, wat ook weer belangrijk is voor gezondheid, welzijn en duurzame inzetbaarheid

    Can I play too? Physical activity engagement of children with developmental coordination disorders

    No full text
    Background. Children with developmental coordination disorders (DCD) are less physically active and have significantly different patterns of social and physical play than their well-coordinated peers. Factors. The impact of motor incoordination on physical activity engagements throughout life is influenced by a multitude of factors. External factors such as the social, cultural and physical environment may act as either supports or barriers to active physical involvement. Individual characteristics including the unique physical and psychological attributes of the child with motor coordination difficulties also impact on engagement in physically active occupations. Result. A model is proposed that conceptualizes the multiple dimensions which impinge on the decisions to select, engage and persist in physical activities for children with developmental coordination disorders. Practice Implications. The occupational therapist's role in promoting a balanced and physically active lifestyle is explored. Interventions to increase physical activity participation for children with DCD are dependent on a full understanding of the complex, multi-dimensional correlates of occupational engagement

    Cortical volume abnormalities in posttraumatic stress disorder: an ENIGMA-psychiatric genomics consortium PTSD workgroup mega-analysis

    No full text
    Studies of posttraumatic stress disorder (PTSD) report volume abnormalities in multiple regions of the cerebral cortex. However, findings for many regions, particularly regions outside commonly studied emotion-related prefrontal, insular, and limbic regions, are inconsistent and tentative. Also, few studies address the possibility that PTSD abnormalities may be confounded by comorbid depression. A mega-analysis investigating all cortical regions in a large sample of PTSD and control subjects can potentially provide new insight into these issues. Given this perspective, our group aggregated regional volumes data of 68 cortical regions across both hemispheres from 1379 PTSD patients to 2192 controls without PTSD after data were processed by 32 international laboratories using ENIGMA standardized procedures. We examined whether regional cortical volumes were different in PTSD vs. controls, were associated with posttraumatic stress symptom (PTSS) severity, or were affected by comorbid depression. Volumes of left and right lateral orbitofrontal gyri (LOFG), left superior temporal gyrus, and right insular, lingual and superior parietal gyri were significantly smaller, on average, in PTSD patients than controls (standardized coefficients = -0.111 to -0.068, FDR corrected P values < 0.039) and were significantly negatively correlated with PTSS severity. After adjusting for depression symptoms, the PTSD findings in left and right LOFG remained significant. These findings indicate that cortical volumes in PTSD patients are smaller in prefrontal regulatory regions, as well as in broader emotion and sensory processing cortical regions.Stress-related psychiatric disorders across the life spa

    Altered white matter microstructural organization in posttraumatic stress disorder across 3047 adults: results from the PGC-ENIGMA PTSD consortium

    Get PDF
    A growing number of studies have examined alterations in white matter organization in people with posttraumatic stress disorder (PTSD) using diffusion MRI (dMRI), but the results have been mixed which may be partially due to relatively small sample sizes among studies. Altered structural connectivity may be both a neurobiological vulnerability for, and a result of, PTSD. In an effort to find reliable effects, we present a multi-cohort analysis of dMRI metrics across 3047 individuals from 28 cohorts currently participating in the PGC-ENIGMA PTSD working group (a joint partnership between the Psychiatric Genomics Consortium and the Enhancing NeuroImaging Genetics through Meta-Analysis consortium). Comparing regional white matter metrics across the full brain in 1426 individuals with PTSD and 1621 controls (2174 males/873 females) between ages 18–83, 92% of whom were trauma-exposed, we report associations between PTSD and disrupted white matter organization measured by lower fractional anisotropy (FA) in the tapetum region of the corpus callosum (Cohen’s d = −0.11, p = 0.0055). The tapetum connects the left and right hippocampus, for which structure and function have been consistently implicated in PTSD. Results were consistent even after accounting for the effects of multiple potentially confounding variables: childhood trauma exposure, comorbid depression, history of traumatic brain injury, current alcohol abuse or dependence, and current use of psychotropic medications. Our results show that PTSD may be associated with alterations in the broader hippocampal network. © 2019, The Author(s), under exclusive licence to Springer Nature Limited.N

    Enhancing discovery of genetic variants for posttraumatic stress disorder through integration of quantitative phenotypes and trauma exposure information

    Get PDF
    BACKGROUND: Posttraumatic stress disorder (PTSD) is heritable and a potential consequence of exposure to traumatic stress. Evidence suggests that a quantitative approach to PTSD phenotype measurement and incorporation of lifetime trauma exposure (LTE) information could enhance the discovery power of PTSD genome-wide association studies (GWASs). METHODS: A GWAS on PTSD symptoms was performed in 51 cohorts followed by a fixed-effects meta-analysis (N = 182,199 European ancestry participants). A GWAS of LTE burden was performed in the UK Biobank cohort (N = 132,988). Genetic correlations were evaluated with linkage disequilibrium score regression. Multivariate analysis was performed using Multi-Trait Analysis of GWAS. Functional mapping and annotation of leading loci was performed with FUMA. Replication was evaluated using the Million Veteran Program GWAS of PTSD total symptoms. RESULTS: GWASs of PTSD symptoms and LTE burden identified 5 and 6 independent genome-wide significant loci, respectively. There was a 72% genetic correlation between PTSD and LTE. PTSD and LTE showed largely similar patterns of genetic correlation with other traits, albeit with some distinctions. Adjusting PTSD for LTE reduced PTSD heritability by 31%. Multivariate analysis of PTSD and LTE increased the effective sample size of the PTSD GWAS by 20% and identified 4 additional loci. Four of these 9 PTSD loci were independently replicated in the Million Veteran Program. CONCLUSIONS: Through using a quantitative trait measure of PTSD, we identified novel risk loci not previously identified using prior case-control analyses. PTSD and LTE have a high genetic overlap that can be leveraged to increase discovery power through multivariate methods.</p

    Peroxisome Biogenesis and Function

    No full text
    corecore