Don't leave me out in the cold:How peer experiences predict physical health in adolescence

Publieke samenvatting M de Bruine Don’t leave me out in the cold. Voor adolescenten is bij de groep horen belangrijk voor hun welbevinden. Wanneer ze gepest worden, of niet lekker in de groep van leeftijdsgenoten liggen (bijv. impopulair zijn) kan dit langdurige consequenties hebben voor hun gezondheid. Tot nu toe heeft onderzoek zich vooral gericht op hoe zulke ervaringen invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid van adolescenten. Daarnaast heeft onderzoek ook laten zien dat negatieve ervaringen met leeftijdsgenoten invloed kunnen hebben op de fysieke gezondheid. Het is echter nog onduidelijk welke biologische processen hieraan ten grondslag liggen en welke ervaringen precies een rol spelen. Om hier meer inzicht in te krijgen kijkt dit proefschrift naar drie verschillende ervaringen, namelijk gepest worden, en twee vormen van status in de groep; populariteit en hoe (on)aardig adolescenten in de groep worden gevonden. Er wordt gekeken naar de mate waarin deze ervaringen bijdragen aan hoe fysiek gezond adolescenten zich voelen en het functioneren van hun immuunsysteem door te kijken naar ontstekingswaarden in het bloed. Daarvoor werden verscheidende groepen adolescenten over meerdere jaren gevolgd. Hieruit kwamen drie belangrijke bevindingen naar voren. Ten eerste zijn, naast andere vroege tegenslagen in het leven (bijv. een lage SES in kindertijd), negatieve ervaringen in de groep leeftijdsgenoten voorspellend voor de lichamelijke gezondheid van adolescenten. Ten tweede hebben ervaringen die ogenschijnlijk minder heftig zijn dan pesten, zoals de status van een adolescent in de groep, ook invloed op het functioneren van het immuunsysteem van adolescenten. Het is daarom belangrijk om niet alleen alert te zijn op duidelijke stressoren zoals gepest worden, maar ook op of een adolescent niet zo lekker in de groep ligt. Ten derde, leiden er meerdere wegen tot een slechtere lichamelijke gezondheid van adolescenten. De bevindingen in dit proefschrift suggereren dat gepest worden en de status in de groep leeftijdsgenoten de lichamelijke gezondheid van adolescenten zowel direct beïnvloeden als indirect door een vergrote kans op roken en een hoger BMI. Voor adolescenten die gepest worden of niet lekker in de groep liggen kunnen lichamelijke gezondheidssymptomen een psychosomatische oorzaak hebben. Voor artsen zou het de moeite waard kunnen zijn om ook naar de negatieve ervaringen met leeftijdsgenoten te vragen wanneer jongeren zich bij hun melden met gezondheidsklachten zonder aanwijsbare medische oorzaak

The reward value of infant facial cuteness tracks within-subject changes in women’s salivary testosterone

“Baby schema” refers to infant characteristics, such as facial cues, that positively influence cuteness perceptions and trigger caregiving and protective behaviors in adults. Current models of hormonal regulation of parenting behaviors address how hormones may modulate protective behaviors and nurturance, but not how hormones may modulate responses to infant cuteness. To explore this issue, we investigated possible relationships between the reward value of infant facial cuteness and within-woman changes in testosterone, estradiol, and progesterone levels. Multilevel modeling of these data showed that infant cuteness was more rewarding when women’s salivary testosterone levels were high. Moreover, this within-woman effect of testosterone was independent of the possible effects of estradiol and progesterone and was not simply a consequence of changes in women’s cuteness perceptions. These results suggest that testosterone may modulate differential responses to infant facial cuteness, potentially revealing a new route through which testosterone shapes selective allocation of parental resources

The physiological correlates of children's emotions in contexts of moral transgression

Heightened attention to sociomoral conflicts and arousal at the prospect of committing moral transgressions are thought to increase the likelihood of negatively valenced moral emotions (NVMEs; e.g., guilt) in children. Here, we tested this biphasic model of moral emotions with a psychophysiological framework. For a series of vignettes depicting moral transgressions, 5- and 8-year-olds (N = 138) were asked to anticipate their emotions as hypothetical victimizers. Their responses were coded for the presence and intensity of NVMEs. In addition, their heart rate (HR) was calculated for three intervals of interest: a baseline period, the presentation of vignettes, and the anticipation of emotions following vignettes. We used multilevel modeling to examine how change in children's HR across these intervals related to the intensity of their NVMEs. Those who experienced greater HR deceleration from baseline to vignettes and greater acceleration from vignettes to anticipated emotions reported more intense NVMEs. We discuss the potential attention- and arousal-related processes behind children's physiological reactivity and anticipated emotions in contexts of moral transgression

How Do Women Interpret the NHS Information Leaflet about Cervical Cancer Screening?

Background. Organized screening programs often rely on written materials to inform the public. In the United Kingdom, women invited for cervical cancer screening receive a leaflet from the National Health Service (NHS) to support screening decisions. However, information about screening may be too complex for people to understand, potentially hindering informed decision making. Objectives. We aimed to identify women’s difficulties in interpreting the leaflet used in England and negative and positive responses to the leaflet. Methods. We used a sequential mixedmethods design involving 2 steps: cognitive think-aloud interviews (n = 20), followed by an England-wide survey (n = 602). Data were collected between June 2017 and December 2018, and participants included women aged 25 to 64 y with varying sociodemographics. Results. Interview results revealed misunderstandings concerning screening results, benefits, and additional tests and treatment, although participants tended to react positively to numerical information. Participants were often unfamiliar with the potential harms associated with screening (i.e., screening risks), key aspects of human papillomavirus, and complex terms (e.g., dyskaryosis). Survey results indicated that interpretation difficulties were common (M correct items = 12.5 of 23). Lower understanding was associated with lower educational level (b’s .0.15, P’s \0.001), lower numeracy scores (b = 0.36, P \ 0.001), and nonwhite ethnicity (b = 0.10, P = 0.007). The leaflet was evaluated positively overall. Conclusions. Despite previous user testing of the leaflet, key information may be too complex for some recipients. As a consequence, they may struggle to make informed decisions about screening participation based on the information provided. We discuss implications for the improvement of communications about screening and decision support

Epidemiologie en bestrijding van bacteriekanker bij pruimenbomen

De introductie van de zwakke onderstam VVA-1 heeft een nieuwe impuls gegeven aan de (intensieve) pruimenteelt in Nederland. Helaas blijkt het probleem van bacteriekanker, veroorzaakt door Pseudomonas syringae bacterie-soorten, een rem te zijn op de verdere ontwikkeling van de pruimenteelt in Nederland. De volgende conclusies en aanbevelingen volgen uit dit onderzoek: • Kwekerij handelingen kunnen van belang zijn bij het ontstaan van bacteriekanker (bijvoorbeeld inknippen van de bomen, opschonen en rooien). Deze activiteiten zijn standaard bij het opkweken van pruimenbomen. • De grootste invloed lijkt de onderstam VVA-1 te hebben. Onder Nederlandse omstandigheden kan er een zware infectiedruk zijn. Blijkbaar te groot voor VVA-1. • In het (Nederlandse) rassen- en veredelingsonderzoek voor pruimen én kersen moet resistentie tegen bacteriekanker prioriteit hebben. • Onderstam-ras combinaties moeten specifiek getoetst worden op gevoeligheid voor Pseudomonas syringae infecties. • Opvolgen van algemene beheersmaatregelen in de boomgaard om infectie (of verdere verspreiding) te voorkomen is aan te bevelen

Disentangling the effects of peer status and peer victimization on perceived physical health in adolescence

Introduction: Although exposure to peer victimization during adolescence has been linked to poorer (perceived) physical health, little is known about how multiple peer stressors may independently and conjointly be related with adolescent physical health outcomes. The current study investigated the unique, interactive, and cumulative effects of peer victimization and two types of peer status (i.e., peer preference and peer popularity) on adolescent perceived physical health, while separating between- and within-person effects. Methods: Two hundred and thirty-three adolescents (Mage = 12.7 years; 47.2% females) enrolled in two secondary schools in the Netherlands completed self-report measures and sociometric nominations of peer status four times, every 6 months, during the first 2 years of secondary school. Results: Multilevel analysis showed that adolescents who reported higher levels of peer victimization than their peers also reported more perceived physical health problems. Moreover, when adolescents were exposed to higher levels of peer victimization (as compared with their own average levels), they also reported poorer perceived physical health (as compared with their own average levels). No main or interactive effects of peer status were found and the effect of a cumulative peer stress score emerged to be driven by peer victimization. Conclusions: Findings revealed both between- and within-person effects of peer victimization on perceived physical health, suggesting that peer victimization may be the most salient peer stressor to affect physical health outcomes in adolescence

Bestrijding vroegtijdige bladvalziekte bij Golden Delicious mutanten in de boomkwekerij

Vroegtijdige bladval bij Golden Delicious (mutanten) is een fenomeen dat wereldwijd optreedt. In de jaren 1960-1970 is voor dit probleem veel aandacht geweest in Nederland. Hierbij is gekeken naar voeding, weersinvloeden en diverse ziekteverwekkers, maar tot een oplossing heeft dit niet geleid. De bladval werd uiteindelijk aanvaard als iets wat bij het ras hoorde. De problematiek van vroegtijdige bladval in de vruchtboomkwekerij was aanleiding om nieuw onderzoek te starten. Het ras Golden Delicious is in Nederland minder belangrijk geworden. Het fenomeen vroegtijdige bladval bestaat echter nog steeds. Vaak worden bladmeststoffen gespoten om het probleem, meestal zonder succes, tegen te gaan. Vruchtboomkwekers ervaren kwaliteitsverlies door vroegtijdige bladval bij Golden. De symptomen in de kwekerij en de boomgaard zijn vergelijkbaar. Eerst ontstaan necrotische vlekjes op het blad, dan vergelen de bladeren en tegelijkertijd begint de vroegtijdige bladval. In de vruchtboomkwekerij resulteert deze bladval in verkaling van het hout en bomen van lichtere kwaliteit. In de fruitteelt is bladval bij Golden Delicious ook nog steeds een probleem. Daar kan het de kwaliteit van de vruchten nadelig beïnvloeden

Comparing consumer perceptions of appliances' electricity use to appliances' actual direct-metered consumption

Many strategies for reducing residential energy consumption—including product labelling programs, subsidies for the purchase of efficient devices, behavioral programs that encourage efficient energy use, and others—rely on building owners and end users to make informed investment and operational decisions. These strategies may be ineffective if consumers are unaware of how much electricity is used by different devices in their homes and buildings. This study therefore compares consumers' perceptions of their appliances' electricity use to these appliances' actual direct-metered electricity consumption. Using an online survey, 118 homeowners from Austin, Texas were asked to estimate the energy consumption of six household devices which were monitored in the participants' homes. Homeowners were randomly assigned to assess their appliance-specific electricity use in terms of energy units (kWh/month) or energy cost units ($/month) for an average summer month. Consistent with previous studies, participants overestimated the energy consumed by their low energy consuming devices and slightly underestimated that of their most energy-consuming device. Results also showed that responses of the experimental groups estimating their consumption in energy units and energy cost units were similar, the accuracy of the two groups' perceptions was similar, and levels of confidence in the two groups were similar. These results suggest that targeted information campaigns focused on air conditioning energy consumption and device power reduction opportunities could improve consumer decision-making to save energy and reduce demand