13 research outputs found

    Use of SMS texts for facilitating access to online alcohol interventions: a feasibility study

    Get PDF
    A41 Use of SMS texts for facilitating access to online alcohol interventions: a feasibility study In: Addiction Science & Clinical Practice 2017, 12(Suppl 1): A4

    De ziekenhuis-CJG’er als verbindingsprofessional tussen de kindergeneeskunde en het jeugddomein (JIVES)

    No full text
    Achtergrond en doelstelling: Sinds de transitie van de jeugdzorg is het aantal polikliniekconsulten van kinderen met psychosociale problematiek toegenomen. Het ontbreekt kinderartsen aan tijd en specifeke kennis om deze problematiek op te pakken. Daarnaast weten ze niet altijd naar welke instanties het beste verwezen kan worden. Om kinderen snel en efectief te kunnen helpen zijn de kinderartsen van het Bredase Amphia Ziekenhuis een integrale samenwerking aangegaan met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit heeft ertoe geleid dat jeugdverpleegkundigen, werkzaam voor het CJG (ziekenhuis-CJG’ers), zijn ingezet als verbindingsprofessional tussen het medische en het sociale domein. Uiteindelijk doel van deze samenwerking is dat kinderen met psychosociale problematiek sneller de best passende zorg krijgen, dat kinderen/gezinnen tevreden zijn met de geboden zorg en dat er een betere verbinding ontstaat tussen het medische en het sociale domein. De vraagstelling van dit onderzoek was: hoe ervaren ziekenhuis-CJG’ers de integrale werkwijze? Methoden: In een gerandomiseerde gecontroleerde trial wordt een nieuwe vorm van integrale samenwerking geëvalueerd. In een procesevaluatie met ziekenhuis-CJG’ers en kinderartsen wordt de werkwijze geëvalueerd. Kinderen met (bijkomende) psychosociale problematiek die tussen 2017 en 2019 de polikliniek Kindergeneeskunde bezoeken worden gerandomiseerd naar een interventie- of controlegroep. Kinderen met ernstige psychiatrische problematiek of (complexe) medische problematiek waarvoor acute zorg geïnitieerd moet worden en medische behandeling geen uitstel vraagt, zijn uitgesloten. Kinderen uit de interventiegroep worden direct verwezen= naar de ziekenhuis-CJG’er. Deze legt snel contact met het kind gezin en brengt een huisbezoek, zodat zij snel de gehele situatie kan overzien. Tijdens het huisbezoek verduidelijkt ze samen met het kind gezin de hulpvraag. Vervolgens geeft ze advies, gaat ze zelf met het kind/gezin aan de slag of verwijst ze naar de best passende hulpverlenende instantie. Zes weken nadat het kind/gezin zelf verder kan of is doorverwezen neemt de ziekenhuis-CJG’er contact op om de (tevredenheid over de) ontvangen hulp te monitoren. Kinderen uit de controlegroep ontvangen care as usual. Deze kinderen worden terugverwezen naar bijvoorbeeld de huisarts. De ouders van deze kinderen moeten zelf contact opnemen met de hulpverlenende instantie waarnaar hun kind is verwezen. Resultaten: Uit een procesevaluatie met de ziekenhuis-CJG’ers over de integrale werkwijze komt naar voren dat zij een toegevoegde waarde van hun rol zien in het verduidelijken van de hulpvraag van kinderen/het gezin. Doordat zij op huisbezoek gaan overzien zij wat een kind/gezin nodig heeft om verder te kunnen. Daarnaast – overstijgend – signaleren zij of bepaalde problematiek vaker voorkomt, met als doel hier met de betrokken instanties over in gesprek te gaan. Ten slotte geven ze, vanuit hun rol als jeugdverpleegkundige met zowel medische kennis als kennis van het sociale domein, adviezen aan jeugdverpleegkundigen die niet werkzaam zijn voor het CJG en CJG’ers die geen jeugdverpleegkundige achtergrond hebben. Op deze wijze fungeren zij als verbinder tussen het medische en het sociale domein. Conclusie: De inzet van ziekenhuis-CJG’ers als verbindingsprofessional tussen het medische en het sociale domein versterkt de verbinding en samenwerking tussen de Kindergeneeskunde, de JGZ en het CJG. Op deze wijze wordt de zorg voor jeugd met psychosociale problematiek verbeterd

    De ziekenhuis-CJG’er als verbindingsprofessional tussen de kindergeneeskunde en het jeugddomein (JIVES)

    No full text
    Achtergrond en doelstelling: Sinds de transitie van de jeugdzorg is het aantal polikliniekconsulten van kinderen met psychosociale problematiek toegenomen. Het ontbreekt kinderartsen aan tijd en specifeke kennis om deze problematiek op te pakken. Daarnaast weten ze niet altijd naar welke instanties het beste verwezen kan worden. Om kinderen snel en efectief te kunnen helpen zijn de kinderartsen van het Bredase Amphia Ziekenhuis een integrale samenwerking aangegaan met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Dit heeft ertoe geleid dat jeugdverpleegkundigen, werkzaam voor het CJG (ziekenhuis-CJG’ers), zijn ingezet als verbindingsprofessional tussen het medische en het sociale domein. Uiteindelijk doel van deze samenwerking is dat kinderen met psychosociale problematiek sneller de best passende zorg krijgen, dat kinderen/gezinnen tevreden zijn met de geboden zorg en dat er een betere verbinding ontstaat tussen het medische en het sociale domein. De vraagstelling van dit onderzoek was: hoe ervaren ziekenhuis-CJG’ers de integrale werkwijze? Methoden: In een gerandomiseerde gecontroleerde trial wordt een nieuwe vorm van integrale samenwerking geëvalueerd. In een procesevaluatie met ziekenhuis-CJG’ers en kinderartsen wordt de werkwijze geëvalueerd. Kinderen met (bijkomende) psychosociale problematiek die tussen 2017 en 2019 de polikliniek Kindergeneeskunde bezoeken worden gerandomiseerd naar een interventie- of controlegroep. Kinderen met ernstige psychiatrische problematiek of (complexe) medische problematiek waarvoor acute zorg geïnitieerd moet worden en medische behandeling geen uitstel vraagt, zijn uitgesloten. Kinderen uit de interventiegroep worden direct verwezen= naar de ziekenhuis-CJG’er. Deze legt snel contact met het kind gezin en brengt een huisbezoek, zodat zij snel de gehele situatie kan overzien. Tijdens het huisbezoek verduidelijkt ze samen met het kind gezin de hulpvraag. Vervolgens geeft ze advies, gaat ze zelf met het kind/gezin aan de slag of verwijst ze naar de best passende hulpverlenende instantie. Zes weken nadat het kind/gezin zelf verder kan of is doorverwezen neemt de ziekenhuis-CJG’er contact op om de (tevredenheid over de) ontvangen hulp te monitoren. Kinderen uit de controlegroep ontvangen care as usual. Deze kinderen worden terugverwezen naar bijvoorbeeld de huisarts. De ouders van deze kinderen moeten zelf contact opnemen met de hulpverlenende instantie waarnaar hun kind is verwezen. Resultaten: Uit een procesevaluatie met de ziekenhuis-CJG’ers over de integrale werkwijze komt naar voren dat zij een toegevoegde waarde van hun rol zien in het verduidelijken van de hulpvraag van kinderen/het gezin. Doordat zij op huisbezoek gaan overzien zij wat een kind/gezin nodig heeft om verder te kunnen. Daarnaast – overstijgend – signaleren zij of bepaalde problematiek vaker voorkomt, met als doel hier met de betrokken instanties over in gesprek te gaan. Ten slotte geven ze, vanuit hun rol als jeugdverpleegkundige met zowel medische kennis als kennis van het sociale domein, adviezen aan jeugdverpleegkundigen die niet werkzaam zijn voor het CJG en CJG’ers die geen jeugdverpleegkundige achtergrond hebben. Op deze wijze fungeren zij als verbinder tussen het medische en het sociale domein. Conclusie: De inzet van ziekenhuis-CJG’ers als verbindingsprofessional tussen het medische en het sociale domein versterkt de verbinding en samenwerking tussen de Kindergeneeskunde, de JGZ en het CJG. Op deze wijze wordt de zorg voor jeugd met psychosociale problematiek verbeterd

    Limited patient adherence to highly active antiretroviral therapy for HIV-1 infection in an observational cohort study.

    No full text
    BACKGROUND: Adherence to highly active antiretroviral therapy (HAART) for human immunodeficiency syndrome type 1 (HIV-1) infection is essential to sustain viral suppression and prevent drug resistance. We investigated adherence to HAART among patients in a clinical cohort study. METHODS: Patients receiving HAART had their plasma concentrations of protease inhibitors or nevirapine measured and completed a questionnaire on adherence. We determined the percentage of patients who reported taking all antiretroviral medication on time and according to dietary instructions in the past week. Drug exposure was compared between patients reporting deviation from their regimen and fully adherent patients. Among patients who received HAART for at least 24 weeks, we assessed the association between adherence and virologic outcome. RESULTS: A total of 224 of 261 eligible patients completed a questionnaire. Forty-seven percent reported taking all antiretroviral medication on time and according to dietary instructions. Patients who reported deviation from their regimen showed lower drug exposure compared with fully adherent patients (median concentration ratio, 0.81 vs 1.07; P =.001). Among those receiving HAART for at least 24 weeks, patients reporting deviation from their regimen were less likely to have plasma HIV-1 RNA levels below 500 copies/mL (adjusted odds ratio, 4.0; 95% confidence interval, 1.4-11.6) compared with fully adherent patients. CONCLUSIONS: Only half of the patients took all antiretroviral medication in accordance with time and dietary instructions in the preceding week. Deviation from the antiretroviral regimen was associated with decreased drug exposure and a decreased likelihood of having suppressed plasma HIV-1 RNA loads. Patient adherence should remain a prime concern in the management of HIV-1 infection
    corecore