500 research outputs found
Space-Time Intervals Underlie Human Conscious Experience, Gravity, and a Theory of Everything
Space-time intervals are the fundamental components of conscious experience, gravity, and a Theory of Everything. Space-time intervals are relationships that arise naturally between events. They have a general covariance (independence of coordinate systems, scale invariance), a physical constancy, that encompasses all frames of reference. There are three basic types of space-time intervals (light-like, time-like, space-like) which interact to create space-time and its properties. Human conscious experience is a four-dimensional space-time continuum created through the processing of space-time intervals by the brain; space-time intervals are the source of conscious experience (observed physical reality). Human conscious experience is modeled by Einstein’s special theory of relativity, a theory designed specifically from the general covariance of space-time intervals (for inertial frames of reference). General relativity is our most accurate description of gravity. In general relativity, the general covariance of space-time intervals is extended to all frames of reference (inertial and non-inertial), including gravitational reference frames; space-time intervals are the source of gravity in general relativity. The general covariance of space-time intervals is further extended to quantum mechanics; space-time intervals are the source of quantum gravity. The general covariance of space-time intervals seamlessly merges general relativity with quantum field theory (the two grand theories of the universe). Space-time intervals consequently are the basis of a Theory of Everything (a single all-encompassing coherent theoretical framework of physics that fully explains and links together all physical aspects of the universe). This theoretical framework encompasses our observed physical reality (conscious experience) as well; space-time intervals link observed physical reality to actual physical reality. This provides an accurate and reliable match between observed physical reality and the physical universe by which we can carry on our activity. The Minkowski metric, which defines generally covariant space-time intervals, may be considered an axiom (premise, postulate) for the Theory of Everything
Human Conscious Experience is Four-Dimensional and has a Neural Correlate Modeled by Einstein's Special Theory of Relativity
In humans, knowing the world occurs through spatial-temporal experiences and interpretations. Conscious experience is the direct observation of conscious events. It makes up the content of consciousness. Conscious experience is organized in four dimensions. It is an orientation in space and time, an understanding of the position of the observer in space and time. A neural correlate for four-dimensional conscious experience has been found in the human brain which is modeled by Einstein’s Special Theory of Relativity. Spacetime intervals are fundamentally involved in the organization of coherent conscious experiences. They account for why conscious experience appears to us the way it does. They also account for assessment of causality and past-future relationships, the integration of higher cognitive functions, and the implementation of goal-directed behaviors. Spacetime intervals in effect compose and direct our conscious life. The relativistic concept closes the explanatory gap and solves the hard problem of consciousness (how something subjective like conscious experience can arise in something physical like the brain). There is a place in physics for consciousness. We describe all physical phenomena through conscious experience, whether they be described at the quantum level or classical level. Since spacetime intervals direct the formation of all conscious experiences and all physical phenomena are described through conscious experience, the equation formulating spacetime intervals contains the information from which all observable phenomena may be deduced. It might therefore be considered expression of a theory of everything
Steunlessen Wiskunde en NASK binnen de praktijklessen
Inleiding
Bij de praktijkvakken in de sector Techniek van het vmbo komen regelmatig
begrippen en vaardigheden aan bod met een wiskundige, natuurkundige of
scheikundige achtergrond. Hoewel deze meestal al wel aan bod zijn geweest in
de lessen wiskunde en Natuur-Scheikunde (NaSk), weten de leerlingen vaak niet
uit zichzelf het verband te leggen tussen deze onderdelen uit de avo-lessen3 en
dat waar ze mee bezig zijn in de praktijkvakken. Daarvoor zijn de contexten en
de leeromstandigheden te uiteenlopend. Ook de docenten zijn zich soms niet
bewust van de overeenkomsten en verbindingen.
In het kader van het aanbrengen van meer samenhang tussen de avo vakken
wiskunde en NaSk enerzijds en de praktijkvakken op het gebied van Metaal,
Bouw en Elektro anderzijds is in het Axis project ‘Winst voor het vmbo4’ op
bescheiden schaal ervaring opgedaan met het geven van steunlessen wiskunde
en NaSk door de avo-docenten binnen de praktijklessen.
De resultaten waren dermate positief, dat een verder systematisch onderzoek
naar de mogelijkheden en effecten van dit soort steunlessen zinvol leek te zijn.
Dit onderzoek is een vervolg op de ervaringen die zijn opgedaan met steunlessen
door de avo- docent binnen de praktijklessen.
Het onderzoek spitst zich toe op de volgende onderzoeksvragen:
Onderzoeksvraag 1: Voor welke begrippen en vaardigheden uit wiskunde en
NaSk is het zinvol om aanvullende ondersteuning te geven binnen de
praktijkvakken in de sector Techniek?
Om deze vraag te beantwoorden is een onderzoek uitgevoerd naar
gemeenschappelijke en voor steunlessen geschikte begrippen en vaardigheden in
de wiskunde, NaSk en praktijkvakken. Hiervoor is een analyse van de gebruikte
schoolboeken gecombineerd met interviews met de betreffende docenten.
Daarbij zijn onder meer knelpunten binnen het praktijkvak geïnventariseerd die
mogelijk verband houden met (het niet beschikbaar zijn van) kennis en
vaardigheden op het gebied van wiskunde en/of NaSk.
Op basis van deze inventarisatie van noodzaak en geschiktheid zijn onderwerpen
voor ondersteunende activiteiten geselecteerd en is hiervoor een inhoudelijk
ontwerp ontwikkeld.
3 Met avo-lessen en avo-vakken worden de lessen en vakken bedoeld uit het algemeen vormend deel
van het onderwijs, dit zijn vakken als Nederlands, Engels, Wiskunde, NaSk. In dit onderzoek zijn de
avo-vakken wiskunde en NaSk betrokken.
4 Het project Winst voor het vmbo is in de periode 2000-2002 uitgevoerd door een projectteam
bestaande uit medewerkers van slo en Freudenthal instituut in samenwerking met docenten van vier
projectscholen. Voor meer informatie zie www.fi.uu.nl/winst/
Steunlessen binnen praktijklessen
4
Onderzoeksvraag 2: Op welke wijze kan deze ondersteuning worden
gerealiseerd binnen de praktijkvakken?
In overleg met de betrokken docenten is steeds een organisatievorm voor de
ondersteuning gekozen die past bij de onderwijssituatie, het gekozen onderwerp
en het doel van de ondersteuning. Gestreefd is naar een zo groot mogelijke
variatie in werkvormen. De ondersteunende activiteiten en de nabespreking met
de betrokken docenten zijn geobserveerd en in de meeste gevallen met behulp
van video vastgelegd.
Onderzoeksvraag 3: Wat is het effect van deze ondersteuning op de resultaten
van de leerling voor het praktijkvak en voor wiskunde en NaSk?
Om deze vraag te beantwoorden is een inventarisatie van effectieve aanpak en
leermomenten gemaakt op basis van een analyse van de observaties en video
opnamen van de lessen en de interviews met docenten en leerlingen.
In deze brochure vindt u:
? In hoofdstuk 1 een schets van de context waarin het onderzoek is uitgevoerd,
met name toegespitst op de ‘kloof’ tussen wiskunde en NaSk enerzijds en de
beroepsgerichte vakken anderzijds;
? In hoofdstuk 2 een vakinhoudelijke analyse van de relatie en mogelijke
samenhang tussen wiskunde/NaSk en de beroepsgerichte vakken;
? In hoofdstuk 3 een schets van mogelijke scenario’s die tot een verbetering
van deze samenhang zouden kunnen leiden;
? In hoofdstuk 4 een verslag van de ervaringen met de steunlessen zoals
uitgevoerd in het kader van dit onderzoek.
Tot slot vindt u in hoofdstuk 5 conclusies en aanbevelingen aansluitend bij de
hierboven gestelde onderzoeksvragen. De definitieve versies van het gebruikte
lesmateriaal zijn, voor zover ze digitaal beschikbaar zijn, als bijlagen
opgenomen.
Deze brochure is geen onderzoeksverslag. Er is gekozen voor een voor docenten
toegankelijke brochure. Antwoorden op de hierboven gestelde
onderzoeksvragen zijn in de brochure verwerkt. De brochure heeft tot doel
docenten een beeld te geven van de mogelijkheden en effecten van
ondersteunende activiteiten op het gebied van wiskunde en NaSk in de
praktijklessen. We hopen hiermee docenten verder op weg te helpen naar een
betere afstemming en integratie van de avo-vakken en de beroepsgerichte
vakken.
Steunlessen binnen praktijklessen
Dit is een Ico-Isor rappor
a previously undescribed entity
Background: There are few studies describing periodic limb movement syndrome
(PLMS) in rapid eye movement (REM) sleep in patients with narcolepsy, restless
legs syndrome, REM sleep behavior disorder, and spinal cord injury, and to a
lesser extent, in insomnia patients and healthy controls, but no published
cases in multiple sclerosis (MS). The aim of this study was to investigate
PLMS in REM sleep in MS and to analyze whether it is associated with age, sex,
disability, and laboratory findings. Methods: From a study of MS patients
originally published in 2011, we retrospectively analyzed periodic limb
movements (PLMs) during REM sleep by classifying patients into two subgroups:
PLM during REM sleep greater than or equal to ten per hour of REM sleep (n=7)
vs less than ten per hour of REM sleep (n=59). A univariate analysis between
PLM and disability, age, sex, laboratory findings, and polysomnographic data
was performed. Results: MS patients with more than ten PLMs per hour of REM
sleep showed a significantly higher disability measured by the Kurtzke
expanded disability status scale (EDSS) (P=0.023). The presence of more than
ten PLMs per hour of REM sleep was associated with a greater likelihood of
disability (odds ratio 22.1; 95% confidence interval 3.5–139.7; P<0.0001),
whereas there were no differences in laboratory and other polysomnographic
findings. Conclusion: PLMs during REM sleep were not described in MS earlier,
and they are associated with disability measured by the EDSS
Space-Time Intervals Underlie Human Conscious Experience, Gravity, and Everything
This short commentary discusses the importance of space-time intervals in scientific study. Space-time intervals underlie special relativity, general relativity, and quantum field theory. In doing so, space-time intervals underlie human conscious experience, gravity, and a theory of everything. Space-time intervals also explain many puzzling scientific phenomena: quantum phenomena, dark matter, dark energy, the origin and evolution of the universe, and the life force. The importance of space-time intervals cannot be overestimated. Two articles published in Neuroquantology explain how all this was established from empirical evidence and theory
Stabilization System Environmental Disturbance Modeling and Analysis
Systems that operate in airborne environments and rely on the resolution provided by optical sensors require a stabilization system to isolate the line-of-sight (LOS) from the operating environment. For systems employing television sensors, stabilization accuracy is of prime importance in maintaining sufficient picture resolution to allow target identification and recognition at maximum ranges. The development of system models that accurately predict stabilization performance is important both in design trade-offs and in the system design and testing [l]. Two basic concepts are available for achieving LOS stabilization; momentum stabilization which employs a spinning mass and rate stabilization which utilizes inertial rate sensors. Previously rate stabilized platforms have been employed for high performance laser designator systems mounted in aircraft while momentum stabilized platforms have been used on tactical missiles. Rate stabilized platforms have not been used often in tactical missiles due to their higher cost and the lack of high performance stabilization requirements over large field-of-regards on the missile seekers. This paper develops the system models necessary to evaluate the LOS stabilization performance for either concept. To demonstrate the validity of the models derived, a case study is presented covering both momentum and rate stabilized systems which is verified with simulation results
Closing the Visual Sim-to-Real Gap with Object-Composable NeRFs
Deep learning methods for perception are the cornerstone of many robotic
systems. Despite their potential for impressive performance, obtaining
real-world training data is expensive, and can be impractically difficult for
some tasks. Sim-to-real transfer with domain randomization offers a potential
workaround, but often requires extensive manual tuning and results in models
that are brittle to distribution shift between sim and real. In this work, we
introduce Composable Object Volume NeRF (COV-NeRF), an object-composable NeRF
model that is the centerpiece of a real-to-sim pipeline for synthesizing
training data targeted to scenes and objects from the real world. COV-NeRF
extracts objects from real images and composes them into new scenes, generating
photorealistic renderings and many types of 2D and 3D supervision, including
depth maps, segmentation masks, and meshes. We show that COV-NeRF matches the
rendering quality of modern NeRF methods, and can be used to rapidly close the
sim-to-real gap across a variety of perceptual modalities.Comment: ICRA 202
Integration von Kindern mit Behinderung im Wiener ZOOM Kindermuseum
Aufbauend auf einer sozial- und kulturwissenschaftlichen Sicht von Behinderung, die sich gegen die medizinisch-defektorientierte Sicht von Behinderung wendet und versucht bewusst nicht an der Welt der >Nichtbehinderten< anzusetzen, wird in dieser Arbeit der Frage nachgegangen, in wiefern die Integration von Kindern mit Behinderung im Wiener Kindermuseum ZOOM funktioniert. Behinderungsdefinitionen, Integrationsmöglichkeiten, rechtliche Bestimmungen zur Barrierefreiheit und ein Blick auf museumspädagogische Aufgaben sollen aufzeigen, wie sich dem Thema Menschen mit Behinderung genähert wird, um ihnen die Teilhabe am kulturellen Leben, in diesem Fall im Museum, zu ermöglichen. Gerade Kinder, die oft als nicht vollwertige Mitglieder der Gesellschaft gesehen werden, spielen in dieser Untersuchung die wichtigste Rolle. Mit Hilfe von Experten-Interviews wurde die Integration von Kindern mit besonderen Bedürfnissen im ZOOM Kindermuseum erörtert. Dabei konnte gezeigt werden, dass die Integration und Teilhabe am kulturellen Leben auch ohne eigens konzipierte Angebote funktionieren kann, solange Menschen mit Behinderung als vollwertiger Teil unserer Gesellschaft gesehen werden
- …
