Wonderful design: Applying Appraisal Theory to Procedural Level Generation

Procedural level generation for games is an active field of research with successful applications. However, how to generate content that embodies design intent is still an open research question. Level designers lack abstractions and tools for authoring generated artifacts for affecting emotion. We propose a novel pattern language for generative level design inspired by Appraisal Theory. Its patterns enable designers to add meaning, depth, and cohesiveness to the resulting content, and modify artifacts to make the content more engaging. We illustrate how these patterns can be implemented in a generative grammar for level generation for an adventure game. Formative evaluation of generated level content demonstrates the feasibility of the approach and suggests points for further improvements. Future work could focus on other elements which seem important for affecting emotions, including pacing, perception, and expectation

The deep inferior epigastric artery perforator flap for autologous reconstruction of large partial mastectomy defects

BACKGROUND:: Breast conservation surgery in the treatment of early stage breast cancer has become increasingly utilized as a means to avoiding mastectomy. While partial mastectomy defects (PMDs) may often be cosmetically acceptable, some cases warrant consideration of reconstructive options, and while several reconstructive options have been described in this role, a series of deep inferior epigastric perforator (DIEP) flaps has not been reported to date. METHODS:: A cohort of 18 patients undergoing PMD reconstruction with a DIEP flap were included. Patient-specific data, operation details, cosmetic results, and complication rates were assessed. Oncologic outcomes, in particular recurrence rates, were also evaluated. RESULTS:: In our series there were no cases of partial or total flap necrosis, and overall complications were low. There were two cases of wound infection (both had undergone radiotherapy), managed conservatively, and one case of reoperation due to hematoma. There were no cancer recurrences or effect on oncologic management. Cosmetic outcome was rated as high by both patients and surgeon. The results were thus comparable with other reconstructive options. CONCLUSION:: Although autologous reconstruction has an established complication rate, our results suggest that the DIEP flap may be of considerable value for delayed reconstruction of selected larger partial mastectomy defects. (c) 2010 Wiley-Liss, Inc. Microsurgery, 2010

Slakkenschade in aardappelen : inventarisatie naar potentiële factoren die problemen met slakken in aardappelen veroorzaken (2009)

Veel telers in het zuidoosten van Nederland maakten in 2009 melding van gaten in aardappelen veroorzaakt door slakken. Ze gaven aan dat dit vaak pas wordt geconstateerd tijdens het inschuren van de aardappelen of zelfs pas in de bewaring. Het is echter nauwelijks bekend welke omstandigheden leiden tot dit probleem en wat voor soort slakken in dit gebied de schade veroorzaken. Verondersteld wordt dat een teelt van groenbemesters en al of niet kerende grondbewerking de problemen veroorzaken. Harde bewijzen ontbreken echter. Er zijn geen gefundeerde adviezen over effectieve maatregelen bekend die leiden tot het verminderen of voorkomen van slakkenschade in aardappelen. In dit onderzoek is het slakkenprobleem met betrekking tot aardappelen in kaart gebracht. Tegelijkertijd is getracht inzicht te krijgen in afhankelijke invloedsfactoren die bijdragen aan het probleem. Hiervoor zijn aardappeltelers benaderd om hun ervaringen met betrekking tot slakken in aardappelen tot uiting te brengen. Het doel is of via teelt- en/of beheersmaatregelen het probleem kan worden aangepakt

Actief randenbeheer Drenthe lijkt effect te hebben

Via monitoring inzicht krijgen in het effect van actief randenbeheer op de oppervlaktewaterkwaliteit en de biodiversiteit in het landelijk gebied en op de inpasbaarheid op de agrarische bedrijven in een bepaald gebied. Dat was het doel van het pilotprogramma ‘Actief Randenbeheer Drenthe’: een initiatief van de Provincie Drenthe, LTO-Noord en de waterschappen Hunze en Aa’s en Velt en Vecht, in het zuidoostelijk deel van Drenthe. Uitvoerende partijen zijn Royal Haskoning, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving van Wageningen UR en enkele agrarische bedrijven. Het programma begon in januari 2006 en is in november 2008 afgesloten. De totale duur van de meetperiode bedroeg 27 maande

Bestrijding van naaktslakken met UVC-licht

In dit rapport wordt het effect van UVC-behandelingen op slakken onderzocht, toegepast in proefveldverband bij het gewas wintertarwe en uitgevoerd in het najaar van 2010

Anticipation in a family with primary familial brain calcification caused by an SLC20A2 variant

Aim of the study To describe a family with primary familial brain calcification (PFBC) due to SLC20A2 variant showing possible genetic anticipation. Materials and methods We conducted historical, genealogical, clinical, and radiologic studies of a family with PFBC. Clinical evaluations including neurological examination and head computed tomography (CT) scans of a proband and her father were performed. They provided additional information regarding other family members. To identify a causative gene variant, we performed whole-exome sequencing for the proband followed by segregation analysis in other affected members using direct sequencing. Results In this family, nine affected members were identified over four generations. The proband suffered from chronic daily headache including thunderclap headache. We identified an SLC20A2 (c.509delT, p.(Leu170*)) variant in three affected members over three generations. Interestingly, the age of onset became younger as the disease passed through successive generations, suggestive of genetic anticipation. Conclusions and clinical implications For clinical purpose, it is important to consider thunderclap headache and genetic anticipation in PFBC caused by SLC20A2 variants. Further investigation is required to validate our observation

The intestinal expulsion of the roundworm Ascaris suum is associated with eosinophils, intra-epithelial T cells and decreased intestinal transit time

Ascaris lumbricoides remains the most common endoparasite in humans, yet there is still very little information available about the immunological principles of protection, especially those directed against larval stages. Due to the natural host-parasite relationship, pigs infected with A. suum make an excellent model to study the mechanisms of protection against this nematode. In pigs, a self-cure reaction eliminates most larvae from the small intestine between 14 and 21 days post infection. In this study, we investigated the mucosal immune response leading to the expulsion of A. suum and the contribution of the hepato-tracheal migration. Self-cure was independent of previous passage through the liver or lungs, as infection with lung stage larvae did not impair self-cure. When animals were infected with 14-day-old intestinal larvae, the larvae were being driven distally in the small intestine around 7 days post infection but by 18 days post infection they re-inhabited the proximal part of the small intestine, indicating that more developed larvae can counter the expulsion mechanism. Self-cure was consistently associated with eosinophilia and intra-epithelial T cells in the jejunum. Furthermore, we identified increased gut movement as a possible mechanism of self-cure as the small intestinal transit time was markedly decreased at the time of expulsion of the worms. Taken together, these results shed new light on the mechanisms of self-cure that occur during A. suum infections

Een aanpak om schade door slakken in aardappelen te voorkomen : monitoring van Zuid-Limburgse percelen om in de bodem levende slakken te signaleren en schadelijke populaties vast te stellen voor middelenonderzoek en advisering praktijk (2010-2011)

Enkele slakkensoorten zijn verantwoordelijk voor vraatschade in aardappelen. Deze soorten behoren tot de wegslakken en de kielnaaktslakken. Van deze twee groepen slakken zijn in dit onderzoek vrijwel uitsluitend Zwarte wegslakken (Arion hortensis) in vooraf geselecteerde percelen aangetroffen. Dit zijn slakken die met het ingraven van een krop andijvie of kippenvoerprak afgedekt met slakkenmatjes in het najaar goed zijn vast te stellen. Met lokmiddel worden betrouwbaar hogere aantallen onder slakkenmatjes vastgesteld dan zonder lokmiddel. Deze slakken kunnen echter op gunstige momenten vroeg in de ochtend ook prima worden waargenomen. Dit in tegenstelling tot de kielnaaktslakken, die voornamelijk ondergronds actief zijn. Met de vallen zijn nauwelijks kielnaaktslakken aangetroffen, op de betreffende percelen werden deze slakken ook niet tijdens het doorzoeken van de grond waargenomen. Daarentegen werd een soort uit een andere groep in de bodem vastgesteld die niet eerder met vraatschade in de Nederlandse aardappelproductiepercelen in verband werd gebracht; de Slanke wormnaaktslak. Het doorzoeken van de grond leverde de hoogste aantallen op, met de geteste vallen zijn daarentegen in totaal maar twee wormnaaktslakken in de bodem vastgesteld. In het veld en in het lab werd vraatschade aan aardappelen door deze slakkensoort waargenomen. Of deze slakkensoort een bedreiging vormt voor de aardappelteelt is niet bekend. Dit onderzoek geeft aan dat het slakkenprobleem in aardappelen een sterk incidenteel karakter heeft. De uitdaging is om die percelen uit te selecteren waar slakkenschade in aardappelen tot afkeuring of prijskorting leidt, met als gevolg een financiële strop voor de individuele teler. In het proefveldonderzoek naar middelen ter bestrijding van ondergronds levende slakken werden zeer lage aantallen slakken waargenomen, dit leidde nauwelijks tot aangevreten knollen. Over de effectiviteit van de middelen kon hierdoor geen indicatie worden afgegeven

Characterisation of polymorphic microsatellite loci in the western rock lobster

Nine microsatellite loci were identified in the western rock lobster (Panulirus cygnus) using two different methods. The first method involved the screening of a small, fragment, partial genomic library with a radioactive (CA) 6 probe. The second method, was based upon an enrichment method and used biotinylated, tetranucleotide microsatellite oligonucleotide capture probes. The nine loci described are all very polymorphic, with 11 to 34 alleles observed for each locus and heterozygosities ranging from 0.58 to 0.86. These microsatellite loci will be useful in analysing both the population structure and the mating systems used by this species and will add important information for the management of the wild stocks of this economically important species. © Springer Science+Business Media B.V. 2009