54 research outputs found

    Een 15de-eeuwse sector van het verdwenen vissersdorp te Raversijde (stad Oostende, prov. West-Vlaanderen) Interimverslag 1994

    Get PDF
    Sinds april 1992 wordt uitgebreid archeologisch onderzoek verricht naar het verlaten laatmiddeleeuws vissersdorp \u27Walraversijde\u27. Door de uitbouw van een provinciaal domein, bij de site, dreigde een deel van het archeologisch bodemachief verloren te gaan. Het onderzoek dat in samenwerking met het Provinciebestuur van West-Vlaanderen wordt uitgevoerd, werd in 1994 verder gezet met een opgravingscampagne van 6 maanden (2 mei tot 29 oktober). De opgraving was erop gericht de in 1993 aangesneden 15de-eeuwse woonsector zo volledig mogelijk archeologisch te doorgronden. Hiervoor werden aansluitend op de in 1993 onderzochte zone 2 sleuven (94/I en II) opgegraven met een oppervlakte van respectievelijk 7,2 (16 bij 45m) en 12 (20 bij 60m) aren. In deze eerste sleuf zit ook werkput 92/XXVIII met een oppervlakte van 2,2 aren vervat, die omwille van een beter overzicht opnieuw werd opengelegd. Met dit onderzoek er bij werd tot 1994 dus in het totaal ongeveer 1/2 ha van het verlaten vissersdorp in detail onderzocht. Verder werden ook alle diepere structuren zoals waterputten, grachten en kuilen van de in 1993 onderzochte zone volledig uitgediept. Zo werden niet minder dan 17 tonwaterputten opgegraven. Speciale aandacht werd ook besteed aan de grachten die het gebied in zgn. \u27wooneilanden\u27 opdelen

    Drie Romeinse waterputten te Burst (gem. Erpe-Mere)

    Get PDF

    Laat-middeleeuwse landelijke bewoning achter de Gravenjansdijk te Raversijde (stad Oostende, prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 1993

    Get PDF
    Het in 1992 door het I.A.P. in samenwerking met het provinciebestuur van West-Vlaanderen opgestarte archeologisch onderzoek naar het laat-middeleeuwse vissersdorp \u27Walravesijde\u27 werd in 1993 verdergezet met een opgravingscampagne van 7 maanden (1 april tot 30 oktober)

    A preliminary assessment of the state of preservation of the wreck of the Belgica

    Get PDF
    De Belgica, in Noorwegen gebouwd in 1884, heeft in de loop van haar leven verschillende functies gehad, zoals walvisvaarder, schip voor wetenschappelijke expedities, vrachtschip en munitieopslagplaats. Het meest bekend is ze uiteraard als het schip waarmee Adrien de Gerlache de eerste puur wetenschappelijke expeditie naar Antarctica uitvoerde in 1897-1899 en voor verschillende andere Arctische expedities tussen 1905 en 1909. Het schip zonk uiteindelijk in Noorwegen tijdens WO II en werd in 1990 herontdekt door sportduikers uit Harstad.In het kader van een voorstel om het schip (of delen ervan) te bergen werd een voorafgaandelijk stabiliteitsonderzoek van het wrak uitgevoerd. Dit gebeurde om een beter inzicht te verwerven in de bewaringstoestand van het hout van de romp en om te zien of er actieve degradatie plaatsvond door houtborende organismen, zoals paalwormen en paalpissebedden. Daarnaast werden ook beperkte chemische analyses op het hout uitgevoerd als voorbereiding op een mogelijk conservatieprogramma. Dit onderzoek werd ook opgezet als een experiment. De methode die werd ontwikkeld in het Laboratorium voor Conservatie van de Deense nationale musea werd met succes toegepast op een volledig en groot houten scheepswrak in zee

    Exchanging Medieval Material Culture. Studies on archaeology and history presented to Frans Verhaeghe

    Get PDF
    This volume, the result of a collaboration between the Flemish Heritage Institute (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed) and the Brussels Free University (Vrije Universiteit Brussel), consists of a collection of twenty-two papers on material culture offered to prof. em. Frans Verhaeghe by his friends and colleagues from Belgium, Britain, The Netherlands, France and Denmark. Grouped in three sections material culture, landscape and settlement, theory these contributions represent Frans Verhaeghes fields of interest and work, in recognition of his contributions to the study of all aspects of material culture in a broad sense. Besides writing articles about the exchange of material culture, he also exchanged his knowledge with researchers and scholars throughout Europe. The first section of this volume covers the field of material culture stricto sensu, and mainly contains contributions about pottery studies. These range from specific find groups, a classification system or special contexts to studies on individual production sites of Antwerp maiolica and s-Hertogenbosch red and white ware. But non-pottery finds are also represented, both specific studies on individual finds, such as a lead urinal and a carved netting needle made from wood and surveys on particular find categories, such as cloth seals from Belgium or metal tripod ewers from Europe. Most papers in the second section, about landscape and settlement, combine the study of archaeological data with written sources. The early medieval period is represented by contributions on such subjects as the Merovingian cemetery of Broechem, the tombs of chiefs in northwestern Gaul, the role of Ename in the pagus Bracbatensis, and the formation processes of a small town in Flanders. Other papers discuss the meaning of moated sites in coastal Flanders and the issue of waste disposal in medieval towns. The third section consists of a massive paper on social theory and post-medieval archaeology. The volume begins with a comprehensive overview of the career of Frans Verhaeghe and ends with a complete bibliography

    Het Groot-Tempelhof te Slijpe, de oude Commanderie de Flandres van de orde van de tempelridders (gem. Middelkerke, prov. West-Vlaanderen). Geïntegreerde analyse van het landschap, archiefbronnen en opgravingsresultaten 1971-2003

    Get PDF
    Gedurende twee campagnes, juniseptember 2002 en juli-augustus 2003, werd door het voormalig Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP), nu Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), op de terreinen van het Groot-Tempelhof te Slijpe een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bedoeling van dit onderzoek was drieledig. Eerst en vooral werd beoogd om aan de hand van enkele proefsleuven te achterhalen welke mogelijkheden deze site nog in petto heeft voor doorgedreven wetenschappelijk onderzoek, vooral na de grondige vernielingen tijdens WOI. Ten tweede was het de bedoeling om een inzicht te verwerven in de stratigrafische opbouw van de site. Tenslotte werd beoogd om in samenwerking met Gilbert Jansseune, na 28 jaar archeologische activiteit, een eerste balans op te stellen van de beschikbare materiële bronnen over deze site. Het Groot-Tempelhof behoorde toe aan de tempeliers en vanaf de 14de eeuw aan de ridders van Sint-Jan van Jeruzalem of hospitaalridders
    corecore