46 research outputs found
Characteristics of Interstitial Fibrosis and Inflammatory Cell Infiltration in Right Ventricles of Systemic Sclerosis-Associated Pulmonary Arterial Hypertension
Objective. Systemic sclerosis-associated pulmonary arterial hypertension (SScPAH) has a disturbed function of the right ventricle (RV) when compared to idiopathic PAH (IPAH). Systemic sclerosis may also affect the heart. We hypothesize that RV differences may occur at the level of interstitial inflammation and—fibrosis and compared inflammatory cell infiltrate and fibrosis between the RV of SScPAH, IPAH, and healthy controls.
Methods. Paraffin-embedded tissue samples of RV and left ventricle (LV) from SScPAH (n = 5) and IPAH (n = 9) patients and controls (n = 4) were picrosirius red stained for detection of interstitial fibrosis, which was quantified semiautomatically. Neutrophilic granulocytes (MPO), macrophages (CD68), and lymphocytes (CD45) were immunohistochemically stained and only interstitial leukocytes were counted. Presence of epi- or endocardial inflammation, and of perivascular or intimal fibrosis of coronary arteries was assessed semiquantitatively (0–3: absent to extensive).
Results. RV's of SScPAH showed significantly more inflammatory cells than of IPAH (cells/mm2, mean ± sd MPO 11 ± 3 versus 6 ± 1; CD68 11 ± 3 versus 6 ± 1; CD45 11 ± 1 versus 5 ± 1 , P < .05) and than of controls. RV interstitial fibrosis was similar in SScPAH and IPAH (4 ± 1 versus 5 ± 1%, P = .9), and did not differ from controls (5 ± 1%, P = .8). In 4 SScPAH and 5 IPAH RV's foci of replacement fibrosis were found. No differences were found on epi- or endocardial inflammation or on perivascular or intimal fibrosis of coronary arteries.
Conclusion. SScPAH RVs display denser inflammatory infiltrates than IPAH, while they do not differ with respect to interstitial fibrosis. Whether increased inflammatory status is a contributor to altered RV function in SScPAH warrants further research
Rapid quantification of myocardial fibrosis: a new macro-based automated analysis
Background: Fibrosis is associated with various cardiac pathologies and dysfunction. Current quantification methods are time-consuming and laborious. We describe a semi-automated quantification technique for myocardial fibrosis and validated this using traditional methods
New perspectives for the treatment of pulmonary hypertension
Pulmonary hypertension (PH) is a debilitating disease with a poor prognosis. Therapeutic options remain limited despite the introduction of prostacyclin analogues, endothelin receptor antagonists and phosphodiesterase 5 inhibitors within the last 15 years; these interventions address predominantly the endothelial and vascular dysfunctionS associated with the condition, but simply delay progression of the disease rather than offer a cure. In an attempt to improve efficacy, emerging approaches have focused on targeting the pro-proliferative phenotype that underpins the pulmonary vascular remodelling in the lung and contributes to the impaired circulation and right heart failure. Many novel targets have been investigated and validated in animal models of PH, including modulation of guanylate cyclases, phosphodiesterases, tyrosine kinases, Rho kinase, bone morphogenetic proteins signalling, 5-HT, peroxisome proliferator activator receptors and ion channels. In addition, there is hope that combinations of such treatments, harnessing and optimizing vasodilator and anti-proliferative properties, will provide a further, possibly synergistic, increase in efficacy; therapies directed at the right heart may also offer an additional benefit. This overview highlights current therapeutic options, promising new therapies, and provides the rationale for a combination approach to treat the disease
Integratie van emissieberekeningen in bestaande verkeersmodellen
Milieuproblemen spelen de laatste tijd een cruciale rol in onze maatschappij. Het wegtransport is daar, zeker in de geïndustrialiseerde landen, voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor. Door de steeds groter wordende hoeveelheid verkeer op onze wegen wordt het belangrijk om deze effecten zo goed mogelijk te beschrijven. Eén van de mogelijkheden om de effecten van wegverkeer op het milieu in kaart te brengen is de integratie van emissieberekeningen in bestaande verkeersmodellen. Momenteel bestaat er echter nog geen berekeningsmethode met een voldoende hoge nauwkeurigheid die toepasbaar is op de gebruikte verkeersmodellen. Het doel van dit onderzoek is om praktisch toepasbare formules op te stellen die wel accuraat genoeg zijn.
Om de juiste berekeningsmethode te kunnen gebruiken is het belangrijk om eerst voldoende te weten over wat emissie nu precies is en welke specifieke ontstaansoorzaken er zijn. Vanuit Europa gelden er een aantal, steeds strenger wordende, reglementeringen. Met deze EURO-normen worden autoconstructeurs verplicht om hun voertuigen een bepaalde milieuvriendelijkheid te bezorgen. De belangrijkste invloedsfactoren voor de grootte van de emissie blijken het brandstoftype, de ritdynamiek en het voertuigtype te zijn. Het is nu belangrijk dat er binnen de emissieberekeningen voldoende aandacht aan deze factoren wordt besteed.
Het emissiemodel CAR-Vlaanderen, opgesteld in opdracht van de Vlaamse Overheid, wordt als referentiemodel genomen. De belangrijkste nadelen zijn de beperktheid in voertuigcategorieën en in ritdynamiek. Om de nauwkeurigheid van de berekening te verhogen moest er op zoek gegaan worden naar een betere berekeningsmethode. In de richtlijnen, opgesteld door het European Environment Agency, zijn emissiefactoren opgenomen die snelheidsafhankelijk zijn. Dit geeft een aanzienlijke verbetering van de nauwkeurigheid. Bovendien is er een groot onderscheid in verschillende types voertuigen.
Het grootste probleem in het hele onderzoek is dat de emissiefactoren wel bestaan, maar dat de benodigde inputgegevens niet beschikbaar zijn. Zo zijn er over de EURO-klassen van het volledige Belgische wagenpark niet voldoende gegevens beschikbaar. Ook de uitgebreide opdeling in verschillende voertuigtypes is niet mogelijk binnen de bestaande verkeersmodellen.
Als conclusie kan gesteld worden dat het momenteel moeilijk is om een juiste inschatting te geven van de werkelijke emissies aan de hand van verkeersmodellen. Om in de toekomst deze schatting mogelijk te maken moeten de nodige gegevens over de samenstelling van het Belgische wagenpark beschikbaar gemaakt worden. Ook een verbetering van de opdeling van voertuigtypes binnen de verkeersmodellen zelf leidt tot een verhoging van de nauwkeurigheid
Conceptontwikkeling, ontwerp en realisatie van een bedradingstool
Abstract
Titel: CONCEPTONTWIKKELING, ONTWERP EN REALISATIE VAN
EEN BEDRADINGSTOOL
Door: Jan Comhair
Bernd Mouchaers
Promotoren: Ing. C. Hendrickx MSc. XIOS Hogeschool Limburg
Ing. G. Vanherle MSc. P&V Elektrotechniek
Ing. G. Vanvuchelen MSc. IMA
Deze Masterproef is uitgevoerd op P&V Elektrotechniek, een bedrijf uit Heusden-Zolder dat gespecialiseerd is in het ontwerpen en assembleren van elektrische schakelborden voor de industrie. Door middel van innovatie wil P&V de loonkosten drukken en zich onderscheiden van de concurrentie. Het project dat ze voor ogen hebben is een bedradingsmachine die een gedeelte van de draden automatisch kan aansluiten in een schakelkast. Dit zou rechtstreeks vanuit de tekensoftware moeten gebeuren, met zo min mogelijk tussenkomst van de mens. Indien het project succesvol is, wil P&V hier een spin-off van maken.
Het eerste deel van de Masterproef bestaat erin een algemeen concept voor de bedradingsmachine uit te denken. Door verschillende methoden naast elkaar te leggen, kan het beste concept voor het project bepaald worden. Het uiteindelijke concept bestaat uit twee robots met speciale tools die samenwerken om de draad aan te sluiten.
Het eigenlijke doel van deze Masterproef is het uitwerken van een deel van de bedradingsmachine. Omdat het totale project erg veel kosten met zich meebrengt, is er gekozen om het meest kritische deel van de machine in de Masterproef te ontwikkelen. Dit is de tool die de draad moet vastnemen en in positie brengen. Deze tool kan men met relatief beperkte kosten ontwikkelen omdat in eerste instantie de aankoop van een robot (met randapparatuur) niet nodig is. Mocht nu uit de Masterproef blijken dat er teveel problemen opduiken bij de ontwikkeling, dan kan men bij P&V alsnog beslissen om het project stil te leggen zonder al te grote financiële verliezen.
Om de bedradingstool te ontwikkelen, is eerst een concept van de tool gemaakt. Vervolgens is onderzocht aan welke voorwaarden de belangrijkste componenten moeten voldoen. Op basis hiervan zijn de juiste onderdelen voor de tool geselecteerd. Deze onderdelen zijn samengevoegd in een mechanisch ontwerp. Naast een mechanisch ontwerp, is er ook een pneumatisch en elektrisch schema van de bedradingstool getekend. De Masterproef houdt echter niet alleen de theoretische uitwerking in van de bedradingstool maar omvat ook de praktische realisatie ervan. Dit houdt in dat alle onderdelen besteld, geassembleerd en getest moeten worden. De realisatie loopt echter verder na de inleverdatum van de scriptie (8 mei 2008). Dit werk bestaat vooral uit het afregelen en instellen van alle componenten zodat zij optimaal samenwerken
Correction to: The concept of disability and its causal mechanisms in older people over time from a theoretical perspective: a literature review
[This corrects the article DOI: 10.1007/s10433-021-00668-w.].© Springer Nature B.V. 2022
The concept of disability and its causal mechanisms in older people over time from a theoretical perspective: a literature review
Abstract Ageing with a disability increases the risk of hospitalization and nursing home admission. Ageing in place interventions aiming to reduce disability are often not sufficiently effective and inadequately theory-based. There are many models available on disability, but it is unclear how they define disability, what their differences are, and how they evolved throughout the years. This paper aims to provide an overview of the evolution of these models and to elaborate on the causal mechanisms of disability. A literature review was conducted as part of the TRANS-SENIOR international training and research network. PubMed and Google Scholar were searched, and snowball sampling was applied to eligible publications. Data were extracted from the included publications, and a thematic analysis was performed on the retrieved data. Overall, 29 publications were included in the final sample. All included models arose from three original models and could be divided into two types: linear models and models on the interaction between the person and the environment. Thematic analysis led to three distinct evolutionary trends: (1) from a unidirectional linear path to a multidirectional nonlinear path, (2) from the consequences of disease towards the consequences of person–environment interaction, and (3) from disability towards health and functioning. Our findings suggest that by optimizing the use of personal as well as environmental resources, and focusing on health and functioning, rather than disability, an older person’s independence and wellbeing can be improved, especially while performing meaningful daily activities in accordance with the person’s needs and preferences.info:eu-repo/semantics/publishe