Content Moderation As a Political Issue: The Twitter Discourse Around Trump's Ban

Content moderation — the regulation of the material that users create and disseminate online — is an important activity for all social media platforms. While routine, this practice raises significant questions linked to democratic accountability and civil liberties. Following the decision of many platforms to ban Donald J. Trump in the aftermath of the attack on the U.S. Capitol in January 2021, content moderation has increasingly become a politically contested issue. This paper studies that process with a focus on the public discourse on Twitter. The analysis includes over 9 million tweets and retweets posted by over 3 million unique users between January 2020 and April 2021. First, the salience of content moderation was driven by left-leaning users, and "Section 230" was the most important topic across the ideological spectrum. Second, stance towards Section 230 was relatively volatile and increasingly polarized. These findings highlight relevant elements of the ongoing process of political contestation surrounding this issue, and provide a descriptive foundation to understand the politics of content moderation

Maatschappelijk vertrouwen in de varkenshouderij: Deel 1: managementsamenvatting en conclusies

De aanleiding voor het project met de ‘officiële’ titel ‘Maatschappelijk vertrouwen in de veehouderij, in het bijzonder in de varkenshouderij’ is het topsectordocument Agro & Food: De Nederlandse groeidiamant (2011). Hierin wordt gesteld dat maatschappelijk draagvlak van wezenlijk belang is voor de Agro & Foodsector. Het idee is dat technische oplossingen, zoals nieuwe stalsystemen, kunnen bijdragen aan het creëren van een positief beeld van de sector, maar waarschijnlijk niet voldoende zijn voor het herstel van maatschappelijk vertrouwen in de Agro & Foodsector in het algemeen en de varkenshouderij in het bijzonder. Maatschappelijk ver- en wantrouwen in voedsel en voedselproductie is vandaag de dag onverminderd actueel. De paardenvleesaffaire en de doorgaande stroom van berichten in de media dat er met voedsel wordt gefraudeerd, illustreren dit. Dat de Onderzoekraad voor Veiligheid momenteel onderzoek doet naar voedselveiligheidrisico’s in de vleesverwerkende industrie is eveneens tekenend. Maar het vraagstuk van maatschappelijk vertrouwen is niet nieuw. Het is een issue dat al langere tijd speelt. Mede met het oog hierop is veel geïnvesteerd in betere stalsystemen en regelgeving en zijn er diverse commissies en dialogen geweest. Toch is en blijft maatschappelijk vertrouwen en draagvlak delicaat en gebrekkig. Dit wordt door de sector als problematisch ervaren. Aan Wageningen UR is gevraagd een onderzoek te doen naar het maatschappelijk vertrouwen van de veehouderij, met de toespitsing op de varkenshouderij. Het onderzoek is tweeledig van karakter. Enerzijds gaat het om diagnose die tot doel heeft meer te begrijpen van maatschappelijk vertrouwen en van de mechanismen die tot wantouwen of tot vertrouwen leiden. Op basis hiervan heeft dit onderzoek, anderzijds, tot doel voorstellen te doen over (het ontwikkelen van) interventies die bijdragen aan verbetering van maatschappelijk vertrouwen

Excluding venous thromboembolism using point of care D-dimer tests in outpatients: a diagnostic meta-analysis

Objective To review the evidence on the diagnostic accuracy of the currently available point of care D-dimer tests for excluding venous thromboembolism

Outpatient antibiotic use in Dutch infants after 10-valent pneumococcal vaccine introduction: a time-series analysis.

This population-based cohort study assesses the impact of switching from a 7-valent pneumococcal conjugate vaccine (PCV) to a 10-valent PCV on outpatient antibiotic use in Dutch infants, and whether geographical vaccination coverage modifies this association

Sensitivity analysis for the effects of multiple unmeasured confounders

PURPOSE: Observational studies are prone to (unmeasured) confounding. Sensitivity analysis of unmeasured confounding typically focuses on a single unmeasured confounder. The purpose of this study was to assess the impact of multiple (possibly weak) unmeasured confounders. METHODS: Simulation studies were performed based on parameters estimated from the British Women's Heart and Health Study, including 28 measured confounders and assuming no effect of ascorbic acid intake on mortality. In addition, 25, 50, or 100 unmeasured confounders were simulated, with various mutual correlations and correlations with measured confounders. RESULTS: The correlated unmeasured confounders did not need to be strongly associated with exposure and outcome to substantially bias the exposure-outcome association at interest, provided that there are sufficiently many unmeasured confounders. Correlations between unmeasured confounders, in addition to the strength of their relationship with exposure and outcome, are key drivers of the magnitude of unmeasured confounding and should be considered in sensitivity analyses. However, if the unmeasured confounders are correlated with measured confounders, the bias yielded by unmeasured confounders is partly removed through adjustment for the measured confounders. CONCLUSIONS: Discussions of the potential impact of unmeasured confounding in observational studies, and sensitivity analyses to examine this, should focus on the potential for the joint effect of multiple unmeasured confounders to bias results