Can Europium Atoms form Luminescent Centres in Diamond: A combined Theoretical-Experimental Study

The incorporation of Eu into the diamond lattice is investigated in a combined theoretical-experimental study. The large size of the Eu ion induces a strain on the host lattice, which is minimal for the Eu-vacancy complex. The oxidation state of Eu is calculated to be 3+ for all defect models considered. In contrast, the total charge of the defect-complexes is shown to be negative -1.5 to -2.3 electron. Hybrid-functional electronic-band-structures show the luminescence of the Eu defect to be strongly dependent on the local defect geometry. The 4-coordinated Eu substitutional dopant is the most promising candidate to present the typical Eu3+ luminescence, while the 6-coordinated Eu-vacancy complex is expected not to present any luminescent behaviour. Preliminary experimental results on the treatment of diamond films with Eu-containing precursor indicate the possible incorporation of Eu into diamond films treated by drop-casting. Changes in the PL spectrum, with the main luminescent peak shifting from approximately 614 nm to 611 nm after the growth plasma exposure, and the appearance of a shoulder peak at 625 nm indicate the potential incorporation. Drop-casting treatment with an electronegative polymer material was shown not to be necessary to observe the Eu signature following the plasma exposure, and increased the background luminescence.Comment: 12 pages, 7 figures, 5 table

Enige oriënterende proeven met Broadleaf P4 worteldip/Phormizakken toegepast bij coniferen en heesters in de aanlegfase : is worteldip al dan niet met toepassing van Phormizakken een alternatief voor het traditionele kluiten?

Veel boomkwekerijproducten worden ingegaasd met een acryl-gaaslap. Weliswaar bestaan er ook jute gaaslappen, maar in de praktijk wenst de klant van de boomkwekers in 95% van de gevallen een acryl-gaaslap. Deze lappen zijn een bron van milieuverontreiniging, doordat ze niet afbreken in de grond. Tevens gaat er met het kluiten een aanzienlijke hoeveelheid grond het land af, waaronder organische stof. Dit moet weer aangevuld worden. Uit onderzoek in binnen- en buitenland is bekend dat Broadleaf P4 granulaat en worteldip positief uit kunnen werken op een gewas. Het doel van de in 2000 uitgevoerde proeven was dan ook te onderzoeken of Broadleaf P4 worteldip een goede vervanger zou kunnen zijn voor de traditionele kluit. Ook plastic Phormizakken werden in de proeven meegenomen. De proeven werden te Boskoop en Horst uitgevoerd. In Horst alleen met Thuja occidentalis ‘Brabant’. Te Boskoop werd gewerkt met Prunus laurocerasus ‘Otto Luyken’ en een conifeer: Thuja occidentalis ‘Smaragd’ (voorjaar) resp. Th. occ. ‘Brabant’ (najaar). Boskoop betreft veengrond; Horst is zandgrond. De proeven werden in voor- en najaar ingeplant. Worteldip werd direct na oprooien middels dippen aangebracht. Vervolgens bleven de planten 4 tot 14 dagen liggen onder dekzeil. Dit is niet gebruikelijk in de praktijk tot nu toe. De proef te Boskoop in het voorjaar werd uitgevoerd met hele, halve, geen kluit en gedipt in worteldip. De najaarsproef te Boskoop en beide proeven te Horst werden uitgevoerd met kluit/ kluit + Phormizak/ kluit + worteldip/ etc. Uit de resultaten blijkt dat worteldip en/of Phormizak geen goede vervanger is voor de traditionele kluit. De behandelingen kluit en kluit + Phormizak behaalden altijd de beste resultaten. Worteldip doet wel iets: logisch want uit de literatuur was al duidelijk geworden dat Broadleaf P4 wel degelijk een werking heeft. De reden waarom worteldip niet 100% werkte kan de volgende zijn: de planten hadden alle een dicht vertakte goede wortelpruik. De gel van worteldip kon niet doordringen tot in de kern van de wortelpruik. Kortom: alleen de buitenste wortels waren beschermd tegen uitdrogen. Samenvattend waren de conclusies uit dit onderzoek: Uit de in dit rapport gemelde proeven lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat planten die met kluit of met kluit + zak worden verhandeld betere aanslagkansen hebben dan coniferen en sierheesters die zonder kluit worden verhandeld. Broadleaf worteldip al dan niet in combinatie met Phormizak heeft wel enig effect: planten die op een dergelijke manier worden behandeld direct na oprooien doen het beter dan planten met kale wortel zonder enige vorm van bescherming. Hoe korter planten worden bewaard, des te beter is dit voor kans van slagen van de aanplant. Verschillen tussen kluit, kluit + zak en de rest lijken bij in het najaar uitplanten groter te zijn dan bij het in voorjaar uitplanten. Bij het in najaar uitplanten kan er na de winter sterfte optreden bij de planten die zonder kluit zijn uitgeplant

Development and validation of a two-step real-time RT-PCR for the detection of eel virus European X in European eel, Anguilla anguilla

AbstractEel virus European X (EVEX) is one of the most common pathogenic viruses in farmed and wild European eel (Anguilla anguilla) in the Netherlands. The virus causes a hemorrhagic disease resulting in increased mortality rates. Cell culture and antibody-based detection of EVEX are laborious and time consuming. Therefore, a two-step real-time reverse transcriptase (RT-)PCR assay was developed for rapid detection of EVEX. Primers and probe for the assay were designed based on a sequence of the RNA polymerase or L gene of EVEX. The real-time RT-PCR assay was validated both for use with SYBR Green chemistry and for use with a TaqMan probe. The assay is sensitive, specific, repeatable, efficient and has a high r2-value. The real-time RT-PCR assay was further evaluated by testing field samples of European eels from the Netherlands, which were positive or negative for EVEX by virus isolation followed by an indirect fluorescent antibody test. The real-time RT-PCR assay allows rapid, sensitive and specific laboratory detection of EVEX in RNA extracts from 10% eel organ suspensions and cell cultures with cytopathic effects, and is a valuable contribution to the diagnosis of viral diseases of eel

Residual stress, intermolecular force, and frictional properties distribution maps of diamond films for micro- and nano-electromechanical (M/NEMS) applications

Carbon in its various forms, specifically nanocrystalline diamond, may become a key material for the manufacturing of micro- and nano-electromechanical (M/NEMS) devices in the twenty-first century. To utilize effectively these materials for M/NEMS applications, understanding of their microscopic structure and physical properties (mechanical properties, in particular) become indispensable. The microcrystalline and nanocrystalline diamond films were grown using hot-filament and microwave chemical vapor deposition techniques involving novel CH4/[TMB for boron doping and H2S for sulfur incorporation] in high hydrogen dilution chemistry. To investigate residual stress distribution and intermolecular forces at nanoscale, the films were characterized using Raman spectroscopy and atomic force microscopy in terms of topography, force curves, and force volume imaging. Traditional force curve measures the force felt by the tip as it approaches and retracts from a point on the sample surface, whereas force volume is an array of force curves over an extended range of sample area. Moreover, detailed microscale structural studies are able to demonstrate that the carbon bonding configuration (sp2 versus sp3 hybridization) and surface chemical termination in both the un-doped and doped diamond have a strong effect on nanoscale intermolecular forces. The preliminary information in the force volume measurement was decoupled from topographic data to offer new insights into the materials’ surface and mechanical properties of diamond films. These measurements are also complemented with scanning electron microscopy and x-ray diffraction to reveal their morphology and structure and frictional properties, albeit qualitative using lateral force microscopy mode. We present these comparative results and discuss their potential impact for electronic and electromechanical applications

Can inorganic elements affect herpesvirus infections in European eels?

SHORT RESEARCH AND DISCUSSION ARTICLEIn combination, pollution and pathogens represent a serious threat to the health of European eels that has been increasingly recognized. Thus, the impact of contaminants, cadmium, lead,mercury, and selenium, on anguillid herpesvirus 1 infection inwild European eels has been evaluated. Despite the small sample size, results indicate that selenium and mercury concentrations may compromise the European eel immune system as herpesvirus infection was more prevalent in specimens with higher Hg and Se hepatic concentrations.Versión del editor2,65