Internal tidal modal ray refraction and energy ducting in baroclinic Gulf Stream currents

Author Posting. © American Meteorological Society, 2018. This article is posted here by permission of American Meteorological Society for personal use, not for redistribution. The definitive version was published in Journal of Physical Oceanography 48 (2018): 1969-1993, doi:10.1175/JPO-D-18-0031.1.Upstream mean semidiurnal internal tidal energy flux has been found in the Gulf Stream in hydrodynamical model simulations of the Atlantic Ocean. A major source of the energy in the simulations is the south edge of Georges Bank, where strong and resonant Gulf of Maine tidal currents are found. An explanation of the flux pattern within the Gulf Stream is that internal wave modal rays can be strongly redirected by baroclinic currents and even trapped (ducted) by current jets that feature strong velocities above the thermocline that are directed counter to the modal wavenumber vector (i.e., when the waves travel upstream). This ducting behavior is analyzed and explained here with ray-based wave propagation studies for internal wave modes with anisotropic wavenumbers, as occur in mesoscale background flow fields. Two primary analysis tools are introduced and then used to analyze the strong refraction and ducting: the generalized Jones equation governing modal properties and ray equations that are suitable for studying waves with anisotropic wavenumbers.The Woods Hole research was supported by National Science Foundation Grant OCE-1060430 and by the Office of Naval Research Grants N00014-11-1-0701 and N00014-17-1-2624. The USM research was supported by ONR Grant N00014-15-1-2288 and National Science Foundation Grant OCE-1537449.2019-02-2

Annual survey air quality 2001

The air quality for 2001 is found to strongly resemble that for 2000. The decreasing trend in concentrations seen in the nineties, is still valid on the whole. Concerning the meteorological influences, 2001 can be considered as a normal year. Widespread exceedances occurred for ozone and PM10, and in the deposition of potential acid and total nitrogen. In the urban environment, exceedances of the annual mean limit value for NO2 occurred along road length of about 2000 km. Calculations for benzene and benzo[a]pyrene showed that exceedances were incidental. This annual air quality survey provides an overview of the air quality and the load placed on soils and surface water by atmospheric deposition in the Netherlands, on the basis of measurements and model calculations. The report describes global, photochemical, acidifying, particulate and local air pollution. Special attention has been paid to the Dutch air quality in relation to the new European legislation on air quality.Als we de luchtkwaliteit over 2001 vergelijken met die van 2000 blijken deze in grote lijnen met elkaar overeen te komen. De trendmatige daling van concentraties heeft zich in grote lijnen doorgezet. 2001 was wat meteorologische invloed betreft een normaal jaar. Normoverschrijdingen op landelijke schaal hebben zich voorgedaan van ozon, zwevende deeltjes (PM10), depositie van potentieel zuur en stikstof. In de stedelijke omgeving is de jaargemiddelde norm NO2 overschreden langs een weglengte van circa 2000 km. Voor benzeen en benzo[a]pyreen geven berekeningen aan dat incidenteel overschrijdingen van grenswaarden kunnen zijn voorgekomen. In het jaaroverzicht luchtkwaliteit 2001 wordt op basis van metingen en modelberekeningen een samenvattend beeld gegeven van de luchtkwaliteit en de belasting van bodem en oppervlaktewater door atmosferische depositie in Nederland over 2001. Het rapport beschrijft de onderwerpen: mondiale, fotochemische, verzurende, deeltjesvormige en lokale luchtverontreiniging. Als extra onderwerp is een hoofdstuk opgenomen over de Nederlandse luchtkwaliteit in relatie tot de nieuwe Europese wetgeving voor luchtkwaliteit

Metathesis of Fatty Acid Ester Derivatives in 1,1-Dialkyl and 1,2,3-Trialkyl Imidazolium Type Ionic Liquids

The self-metathesis of methyl oleate and methyl ricinoleate was carried out in the presence of ruthenium alkylidene catalysts 1–4 in [bmim] and [bdmim][X] type ionic liquids (RTILs) (X = PF6−, BF4− and NTf2−) using the gas chromatographic technique. Best catalytic performance was obtained in [bdmim][X] type ionic liquids when compared with [bmim][X] type ionic liquids. Catalyst recycling studies were also carried out in the room temperature ionic liquids (RTILs) with catalysts 1–4 in order to explore their possible industrial application

Near-Surface Oceanic Kinetic Energy Distributions From Drifter Observations and Numerical Models

The geographical variability, frequency content, and vertical structure of near-surface oceanic kinetic energy (KE) are important for air-sea interaction, marine ecosystems, operational oceanography, pollutant tracking, and interpreting remotely sensed velocity measurements. Here, KE in high-resolution global simulations (HYbrid Coordinate Ocean Model; HYCOM, and Massachusetts Institute of Technology general circulation model; MITgcm), at the sea surface (0 m) and at 15 m, are compared with KE from undrogued and drogued surface drifters, respectively. Global maps and zonal averages are computed for low-frequency

Natuurbalans 2008

De Natuurbalans schetst jaarlijks de toestand en trends in natuur en landschap en evalueert het gevoerde beleid De laatste vijftien jaar is de oppervlakte van natuurgebieden toegenomen en zijn de milieucondities voor de natuur verbeterd. In natuurgebieden treedt voorzichtig herstel van soorten op. Zonder aanvullend beleid is het herstel voor de meeste natuurdoelen echter onvoldoende om deze op tijd te halen. Thema van de Natuurbalans 2008 is ‘water’. De kwaliteit van zoetwaternatuur is overwegend matig. Die natuur zal de komende 20 jaar profiteren van voorgenomen beleid voor het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Juist voor de natte natuurgebieden waarvoor Europese afspraken over duurzaam behoud van biodiversiteit gelden, is echter aanvullend beleid nodig. Om de natuurdoelen voor de zee te bereiken, zijn drie acties noodzakelijk: verduurzaming van de visserij, verbetering van de waterkwaliteit en herstel van de natuurlijke dynamiek in het deltagebied en langs de Waddenzee. Voor de Noordzee is ook de ruimtelijke inrichting van belan

Assessment van de luchtkwaliteit voor PAK in Nederland

Het voorkomen van polycylische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en in het bijzonder van benzo[a]pyreen, in lucht de Nederland is onderzocht. Op basis van bestaande meetgegevens, een beperkte meetinspanning en de resultaten van modelberekeningen is het mogelijk gebleken om een realistisch beeld te krijgen van de luchtkwaliteit in Nederland voor deze stoffen. Het achtergrondniveau wordt geschat op 0,05-0,15 ng m-3 als jaargemiddelde. Verhoogde PAK en B[a]P concentraties worden verwacht in de nabijheid van een aantal industriele bronnen en in de stedelijke omgeving. B[a]P concentraties in de buurt van de Hoogovens bedragen 0,2 tot 0,5 ng m-3, afhankelijk van de plaats ten opzichte van het bronnencomplex. Het stedelijke achtergrondniveau is 0,2 tot 0,4 ng m-3; in straten kunnen jaargemiddelden tot 0,7 ng m-3 voorkomen. Modelberekeningen laten zien dat in straten over een lengte van 20 km overschrijding van de norm van 1 ng B[a]P m-3 optreedt. Dit wordt niet door meetresultaten bevestigd. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen wat de oorzaak van deze discrepantie is.The presence of polycyclic aromatic hydrocarbons (PAH), and then especially the PAH indicator benzo[a]pyrene (B[a]P), in air in the Netherlands has been investigated. Using measurement data, a limited supplemental monitoring effort and the results of modelling calculations, it has been possible to obtain a realistic picture of air quality in the Netherlands with respect to these substances. The background level of B[a]P is estimated at 0.05 - 0.15 ng m-3 on a yearly average. Increased PAH and B[a]P concentrations are expected in the vicinity of a number of industrial sources and in urban surroundings. B[a]P concentrations near the Hoogovens (Steelworks) measure 0.2 to 0.5 ng m-3, depending on their position in relation to the source complex. The urban background level comes to 0.2 to 0.4 ng m-3; on roads yearly averages of up to 0.7 ng m-3 can occur. Model calculations show results in streets of ca. 20 km in length in which the limit value of 1 ng m-3 is exceeded. This is not confirmed by measurement. Further research will be needed to show the cause of the apparent discrepancy.DGM-Directie Lucht en Energi

Monitoring activities in 1990 within the framework of the National Air Quality Monitoring Network.

Abstract niet beschikbaarIn this report an overview is presented concerning the monitoring activities in the air compartment within the framework of the Netherlands National Air Quality Monitoring Network. The components included are SO2, NOx, CO, O3, black smoke, heavy metals and acidifying components in aerosols, NH3, chemical composition of precipitation, organic components, global radiation, temperature, wind direction and wind speed and lichens. Also maps are included giving the location of the measuring sites.DGM/

The calculation of the wet, acid deposition: a comparison of a number of calculation methods

Zure depositie in Nederland wordt voor ca. een derde veroorzaakt door natte depositie van verzurende componenten. Deze natte zure depositie kan op twee manieren worden berekend: volgens ([H]+2*[NH4])*mm [1] en volgens ([NH4]+[NO3]+2*[SO4])*mm [2]. De uitkomsten van beide berekeningswijzen kunnen echter aanzienlijk en systematisch verschillen. In dit rapport wordt onderzocht in hoeverre beide berekeningswijzen meer met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Het toepassen van een zgn. calciumcorrectie bij methode [2] leidt tot een goede mate van overeenstemming tussen beide methoden. Dit geldt zowel voor gegevens die verkregen zijn met open regenvangers als voor die verkegen zijn met wet-only regenvangers. Het verschil in uitkomst tussen beide berekeningswijzen wordt teruggebracht van gemiddeld 10% tot ruim 1% bij gebruik van gegevens van open regenvangers en tot vrijwel 0% bij gebruik van gegevens van wet-only regenvangers. De door het RIVM gehanteerde berekeningswijze [2] leidt bij gebruik van de 'calciumcorrectie' tot een verlaging van de natte zure depositie gemiddeld over Nederland in de orde van 7%.Acid deposition in the Netherlands is composed for about one third of the wet deposition of acidifying components. The wet deposition can be calculated in two ways: according to ([H]+2*[NH4])*mm [1] and according to ([NH4]+[NO3]+2*[SO4])*mm [2]. However, the results of both calculations can differ to a large extent and in a systematic way. This report describes the results of investigations on the relation of both calculations. Applying a so-called calcium adjustment in method [2] leads to a good agreement of both calculations. This applies for the results obtained with open samplers as well as for the results obtained with wet-only samplers. The difference between the two calculations is reduced from about 10% on the average to about 1% (open samplers) and almost 0% (wet-only samplers). The method used by RIVM to calculate the wet deposition ([2]) gives a reduction of about 7% of the average wet acid deposition in the Netherlands, when using a calcium adjustment.DGM/L

[The revision of the Dutch National Air Quality Monitoring Network in 1993/94.]

Abstract niet beschikbaarIn 1993 activities have been performed to come to a revision of the Dutch National Air Quality Monitoring Network. After consultation of the Directorate of the Environment and the provinces a revised form of the network has been defined. The revised network is made up of 56 locations (was: 105), i.e. a basic set of 26 regional locations, 10 supplementary regional locations and 20 locations in cities. An extensive number of measurements is carried on the locations of the basic set ; in general, on the supplementary stations only one activity is carried out. The intensification of the measurements in cities has found expression in ten sites for the measurement of sulphur dioxide and nine sites for the measurement of PM10 ; in both cases five of the sites are street stations. The number of automatic measurement devices has declined by a 20% ; the reduction in the number of devices for the measurement of sulphur dioxide is more than 50%. The extent of the meteorological observations will be reduced to the measurement of wind on six locations.DGM/L