295 research outputs found

    Het lot van het inreisverbod. Een onderzoek naar de uitvoeringspraktijk en gepercipieerde effecten van de Terugkeerrichtlijn in Nederland.

    Get PDF
    __Abstract__ In 2008 hebben de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement een Terugkeerrichtlijn vastgesteld (nr. 2008/115/EG).1 Deze richtlijn betreft gemeen-schappelijke normen en procedures in EU-lidstaten over de terugkeer van onder-danen van derde landen – ook wel ‘derdelanders’ genoemd – die illegaal op het grondgebied verblijven. Ten behoeve van de implementatie van de richtlijn in Nederland op 31 december 2011 is de Vreemdelingenwet 2000 gewijzigd, waarmee het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn geïntroduceerd. De voormalige Minister voor Immigratie en Asiel heeft op 6 december 2011 aan de Eerste Kamer toegezegd om drie jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging de uitvoeringspraktijk en werking van de richtlijn in Nederland te onderzoeken.2 De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 14 februari 2013 toegezegd de evaluatie eerder te laten plaatsvinden en de rapportage zo spoedig mogelijk in 2014 te verzenden. De reden om de evaluatie eerder te houden was dat de resultaten meegenomen zouden kunnen worden bij de (toen nog geplande) beslissing over een eventuele strafbaar-stelling van illegaal verblijf. De onderhavige rapportage vormt de neerslag van de toegezegde evaluatie. Cen-traal staat ten eerste de vraag hoe relevante partijen in de Vreemdelingenketen (Immigratie- en Naturalisatiedienst, vreemdelingenpolitie, Koninklijke Marechaus-see) en Strafrechtketen (Centraal Justitieel Incassobureau, Openbaar Ministerie en strafrechters) gebruikmaken van de mogelijkheid om terugkeerbesluiten uit te vaardigen, inreisverboden op te leggen en de eventuele overtreding van inreisver-boden te bestraffen. Omdat deze processen vrij complex verlopen, wordt in box 1.een beschrijving gegeven van de belangrijkste taken van instanties in de Vreem-delingen- en Strafrechtketen. Ten tweede zal worden nagegaan wat volgens sleutel-informanten de effecten zijn van de Terugkeerrichtlijn en met name het inreisver-bod. In dit hoofdstuk worden de Europese Terugkeerrichtlijn en de implementatie daar-van in Nederland kort toegelicht, evenals de discussie die rondom de richtlijn heeft plaatsgevonden. Daarna wordt de centrale vraagstelling van dit onderzoek weerge-geven en wordt een korte beschrijving van de onderzoeksmethoden gegeven. Tot slot volgt een leeswijzer voor de overige hoofdstukken van dit rapport

    What drives 'soft deportation'? Understanding the rise in Assisted Voluntary Return among rejected asylum seekers in the Netherlands

    Get PDF
    States experience difficulties in realizing the return of rejected asylum seekers, but migration control policies are becoming increasingly sophisticated. Against this background, we consider explanations for the increase in Assisted Voluntary Return from the Netherlands in the 2005-2011 period. Both macro-level factors (source country societal conditions and characteristics of the Dutch "deportation regime") and individual-level factors (applicants' demographic characteristics and variation in status determination time) are examined. The study, which is based on a unique multilevel dataset (N = 15,682) with data from governmental and other sources (including International Organisation for Migration), is the first to quantitatively test assumed Assisted Voluntary Return determinants and contributes to the study of policy effects in migration studies. We find that states are capable of increasing return rates by expanding the use of "hard" and "soft" power. We propose the term "soft deportation" as a way to go beyond the dichotomy of "voluntary" and "forced" return

    Afgewezen en uit Nederland vertrokken? Een onderzoek naar de achtergronden van variatie in zelfstandige terugkeer onder uitgeprocedeerde asielzoekers

    Get PDF
    __Abstract__ In de periode 2008 tot en met maart 2010 heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voor het eerst uitgebreid onderzoek gedaan naar de vraag hoe verklaard kan worden dat sommige uitgeprocedeerde asielmigranten met hulp van de Nederlandse overheid besluiten om zelfstandig terug te keren, ter-wijl anderen er de voorkeur aan geven om illegaal in Nederland te blijven of even-tueel door te migreren naar een ander land.1 De Directie Migratiebeleid (DMB) heeft het WODC verzocht een vervolgstudie te verrichten naar zelfstandige terugkeer. Dit rapport vormt de neerslag van deze vervolgstudie. Er is in de volgende opzichten voortgebouwd op het eerdere terugkeeronderzoek. Ten eerste is er in dit onderzoek gekeken naar feitelijk terugkeergedrag (geregis-treerde terugkeer via IOM) in plaats van naar terugkeerintenties en -attitudes, die in de eerdere studie centraal stonden. Ten tweede wordt terugkeer nu in verband gebracht met onafhankelijke gegevens over maatschappelijke omstandigheden in herkomstlanden. Ten derde wordt ditmaal uitgebreider gekeken naar de mogelijke invloed van terugkeerprogramma’s op zelfstandige terugkeer. Ten vierde is er nu ook onderzoek gedaan naar de vraag of de kans op terugkeer afhangt van demo-grafische kenmerken van afgewezen asielzoekers (zoals geslacht, leeftijd en gezins-samenstelling) en de tijd die de IND nodig heeft om een asielaanvraag te beoorde-len (procedureduur in eerste aanleg). De centrale vraag van het onderzoek luidt: In hoeverre stimuleren beleidsinstrumenten op het gebied van terugkeer de zelf-standige terugkeer via IOM wanneer wordt gecontroleerd voor relevante individuele kenmerken en sociaaleconomische en politieke omstandigheden in het land van herkomst

    Triage conducted by lay-staff and emergency training reduces paediatric mortality in the emergency department of a rural hospital in Northern Mozambique

    Get PDF
    Introduction The majority of emergency paediatric death in African countries occur within the first 24 h of admission. A coloured triage system is widely implemented in high-income countries and the emergency triage and assessment treatment (ETAT) is recommended by the World Health Organization, but not put into practice in Mozambique. We implemented a three-colour triage system in a rural district hospital with lay-staff workers conducting the first triage. Methods A retrospective, before and after, mortality analysis was performed using routine patient files from the district hospital between 2014 and 2017. The triage system was implemented in August 2016. Inclusion criteria were children under 15 years of age that entered the emergency centre. Primary outcome was child mortality rate. Secondary outcomes included the percentage agreement between the clinical and non-clinical staff and the duration from triage to first treatment. We used a negative binomial model in STATA 15 to compare mortality rates, and Kappa statistics to estimate the agreement between clinical and non-clinical staff. Results 4176 admissions were included. The mortality rate ratio (MMR) was 45% lower after the start of the intervention (2016; MRR = 0.55; 0.38, 0.81; p = 0.002), compared to before. To estimate the agreement between non-clinical and clinical staff, 548 (of the 671) patient files were included. The agreement was estimated at 88.7% (Kappa = 0.644; p < 0.001). The median waiting time decreased with urgency of the triage: 2 h33 for ‘green’/least serious (IQR 1 h58-3 h30), 21 min for yellow/serious (IQR 0 h10-0 h58) and nine minutes for ‘red’/urgent (IQR 2–40 min). Conclusion In a rural setting with nurse-led clinical care and non-clinician staff working at the triage reception, implementation of a three-coloured triage system was feasible. Triage and ETAT training was associated with a decrease of 45% of paediatric deaths. The impact on mortality, low cost, and ease of the implementation supports scaling this intervention in similar settings
    • …
    corecore