76 research outputs found

    Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem. Architectuurhistoricus van het eerste uur.

    Get PDF
    Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem (1806-1876) was one of the first people to describe the medieval churches of the Netherlands. In his day, that was no easy task, in the absence of an appropriate architectural vocabulary. Besides, dating these buildings was a hazardous undertaking at best. Still, Eyck realised the importance of properly documenting the church buildings of the Netherlands, as he was convinced that they represented a unique cultural heritage. Neither the government nor Eyck’s contemporaries showed much interest and as a result these buildings systematically vanished, either by demolition or because of improper maintenance. Eyck van Zuylichem came from a respectable protestant line. Although he would have preferred to be an architect, he followed in the footsteps of his father and grandfather, who had both been mayors. Although he was a self-educated man, Eyck applied himself to the study of the old medieval architecture of the then still young Kingdom of the Netherlands, a study that would occupy him for the rest of his life. From 1839 onward he began to seriously study churches and castles with the idea of writing about them. Since 1843 he started publishing extensive articles on the architecture of churches in various magazines. His descriptions were inspired by the studies of medieval churches in Belgium, France and Germany and he consulted authors such as A.G.B. Schayes, A. de Caumont and F. Kugler, whose works had been published only recently. Around 1850, on the initiative of the Maatschappij ter bevordering van de Bouwkunst (‘Society for the Promotion of Architecture’), a small booklet was published entitled Proeve eener Bouwkundige Terminologie (‘Tentative Compendium for a Terminology of Architecture’). It was an attempt to draw up a list of apt architectural terms. As far as we know, Eyck van Zuylichem was the only person to comment on the publication, making concrete suggestions to change or improve certain terms. In 1858, he published his book Les églises romanes du Royaume des Pays-Bas (‘The Romanesque Churches of the Netherlands’) and it is this book that gained him a reputation, as it was reviewed in several magazines. Especially the review by J.A. Alberdingk Thijm in De Gids (‘The Guide’, a literary/cultural magazine that still exists today) made Eyck’s work as a pioneer architectural historian known to a wider audience, even though Thijm was quite critical of Eyck’s methods. In Thijm’s view Eyck worked too swiftly and superficially and he also questioned Eyck’s chronology. What most annoyed Thijm, however, was the fact that Eyck had completely ignored the churches of the provinces of Limburg and Noord-Brabant in his 1858 edition, whereas its title suggested otherwise. In spite of this, Thijm did recognise – as did many of his contemporaries – the value of Eyck’s efforts. This article focuses on Eyck van Zuylichem’s special place in the study of Dutch architectural history and on his attempts to date and describe Dutch churches. It also looks at his architectural terminology and at his most important motivation for writing: he wanted to convince his fellow Dutchmen to handle these buildings with more care, as they were the rare and silent witnesses of a precious past.Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem (1806-1876) was een van de eersten die de middeleeuwse kerken in Nederland beschreef. Dat was in die tijd geen gemakkelijke opgave, omdat geschikte bouwkundige termen nauwelijks voorhanden waren. Bovendien was ook het dateren van de gebouwen een hachelijke onderneming. Toch zag Eyck in dat het van belang was om de kerkgebouwen in Nederland te documenteren, want ze vertegenwoordigden in zijn ogen uniek, cultureel erfgoed. Zowel de overheid als Eycks tijdgenoten toonden er weinig belangstelling voor, waardoor deze gebouwen stelselmatig verdwenen door sloop dan wel door onoordeelkundig onderhoud. Eyck van Zuylichem kwam uit een gerespecteerd, protestants geslacht. Hoewel hij liever architect had willen worden, trad hij in de voetsporen van zijn grootvader en vader die beiden burgemeester waren. Ondanks het feit dat hij autodidact was, legde Eyck zich toe op de bestudering van de oude, middeleeuwse architectuur van het toen nog jonge Koninkrijk der Nederlanden. Hij zou zich er zijn hele leven mee bezig blijven houden. Vanaf 1839 ging hij serieus aan de gang met de studie van kerken en kastelen met als doel erover te publiceren. In verschillende tijdschriften verschenen vanaf 1843 uitgebreide artikelen van zijn hand over de kerkbouw in Nederland. Bij zijn beschrijving liet hij zich inspireren door studies over middeleeuwse kerken in België, Frankrijk en Duitsland. Auteurs als A.G.B. Schayes, A. de Caumont en F. Kugler werden door hem geraadpleegd. Hun werken waren kort tevoren verschenen. Rond 1850 verscheen op initiatief van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst een dun boekwerkje, getiteld Proeve eener Bouwkundige Terminologie. Hierin werd een poging gedaan om een lijst op te stellen van adequate bouwkundige termen. Eyck van Zuylichem is de enige van wie bekend is dat hij commentaar op de publicatie leverde en concrete voorstellen deed om bepaalde termen te wijzigen dan wel te verbeteren. In 1858 verscheen zijn boek Les églises romanes du Royaume des Pays-Bas. Aan dit boek dankt Eyck vooral zijn naamsbekendheid, omdat het in diverse bladen besproken werd. Vooral de bespreking door J.A. Alberdingk Thijm in De Gids maakte Eycks werk als pionier-architectuurhistoricus in grotere kring bekend, hoewel Thijm veel aan te merken had op Eycks werkwijze. In de ogen van Thijm werkte Eyck snel en oppervlakkig en was ook zijn chronologische indeling aanvechtbaar. Het meest stoorde Thijm zich echter aan het feit dat Eyck in zijn publicatie van 1858 totaal geen aandacht besteedde aan de kerken van Limburg en Noord-Brabant, terwijl de titel anders deed vermoeden. Niettemin onderkende hij wel – evenals veel andere tijdgenoten – de waarde van Eycks onderneming. In dit artikel gaat de aandacht uit naar de bijzondere plaats van Eyck binnen de Nederlandse architectuurgeschiedenis en naar zijn pogingen om de kerken te dateren en te omschrijven. Ook wordt gekeken naar de door hem gehanteerde bouwkundige terminologie en naar zijn voornaamste drijfveer die hem tot schrijven aanzette: het overtuigen van zijn landgenoten om zorgvuldiger met deze gebouwen om te gaan, omdat ze de stille en zeldzame getuigen van een kostbaar verleden vormden

    Evaluation of a coagulation assay determining the activity state of factor VII in plasma

    Get PDF
    A coagulation assay is described that allows the measurement of the degree of activation of factor VII in circulating blood. The test is based on the use of both bovine and human brain thromboplastin, together with an artificial factor VII-deficient plasma. The latter can be prepared on a relatively large scale which makes it possible to measure factor VII activation in large series of patients. The determination of factor VII activation during incubation at 4 °C of plasma of women using oral contraceptives shows that the test described adequately measures factor VII activation. Differences in the time course of factor VII activation during this incubation in glass and plastic containers are found and implicate that rigorous standardization of blood sampling and test conditions is necessary. A possible mechanism that causes this critical dependence upon the test conditions is discussed

    The activity state of factor VII in plasma:Two pathways for the cold promoted activation of factor VII

    Get PDF
    The apparent amount of factor VII as determined in a one-stage test depends on the type of thromboplastin used: bovine thromboplastin only reacts with human factor VIIa whereas human thromboplastin interacts with unactivated human factor VII as well. Therefore the ratio factor VII activity as measured with bovine thromboplastin divided by the factor VII activity as assessed with human thromboplastin reflects the state of activation of factor VII in plasma. This approach was used to study the process of cold promoted factor VII activation and the involvement of different clotting factors therein. It could be shown that cold promoted activation does not occur in the absence of factors II and XII and is reduced for about 50% in factor IX deficient plasma. The other coagulation factors have a minor influence on the process. The results indicate that the cold promoted factor VII activation is the result of activation by both activated contact products and thrombin

    Niet elke rups is een processierups

    Get PDF
    Er is de afgelopen zomer veel te doen geweest over de inmiddels welbekende eikenprocessierups. Elke rups met haren is al snel eng en iets waar je voor op moet passen. Veel rupsen met haren zijn echter geen enkel gevaar, sterker nog: je tuin wordt er een stuk leuker door

    Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem. Architectuurhistoricus van het eerste uur.

    Get PDF
    Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem (1806-1876) was een van de eersten die de middeleeuwse kerken in Nederland beschreef. Dat was in die tijd geen gemakkelijke opgave, omdat geschikte bouwkundige termen nauwelijks voorhanden waren. Bovendien was ook het dateren van de gebouwen een hachelijke onderneming. Toch zag Eyck in dat het van belang was om de kerkgebouwen in Nederland te documenteren, want ze vertegenwoordigden in zijn ogen uniek, cultureel erfgoed. Zowel de overheid als Eycks tijdgenoten toonden er weinig belangstelling voor, waardoor deze gebouwen stelselmatig verdwenen door sloop dan wel door onoordeelkundig onderhoud. Eyck van Zuylichem kwam uit een gerespecteerd, protestants geslacht. Hoewel hij liever architect had willen worden, trad hij in de voetsporen van zijn grootvader en vader die beiden burgemeester waren. Ondanks het feit dat hij autodidact was, legde Eyck zich toe op de bestudering van de oude, middeleeuwse architectuur van het toen nog jonge Koninkrijk der Nederlanden. Hij zou zich er zijn hele leven mee bezig blijven houden. Vanaf 1839 ging hij serieus aan de gang met de studie van kerken en kastelen met als doel erover te publiceren. In verschillende tijdschriften verschenen vanaf 1843 uitgebreide artikelen van zijn hand over de kerkbouw in Nederland. Bij zijn beschrijving liet hij zich inspireren door studies over middeleeuwse kerken in België, Frankrijk en Duitsland. Auteurs als A.G.B. Schayes, A. de Caumont en F. Kugler werden door hem geraadpleegd. Hun werken waren kort tevoren verschenen. Rond 1850 verscheen op initiatief van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst een dun boekwerkje, getiteld Proeve eener Bouwkundige Terminologie. Hierin werd een poging gedaan om een lijst op te stellen van adequate bouwkundige termen. Eyck van Zuylichem is de enige van wie bekend is dat hij commentaar op de publicatie leverde en concrete voorstellen deed om bepaalde termen te wijzigen dan wel te verbeteren. In 1858 verscheen zijn boek Les églises romanes du Royaume des Pays-Bas. Aan dit boek dankt Eyck vooral zijn naamsbekendheid, omdat het in diverse bladen besproken werd. Vooral de bespreking door J.A. Alberdingk Thijm in De Gids maakte Eycks werk als pionier-architectuurhistoricus in grotere kring bekend, hoewel Thijm veel aan te merken had op Eycks werkwijze. In de ogen van Thijm werkte Eyck snel en oppervlakkig en was ook zijn chronologische indeling aanvechtbaar. Het meest stoorde Thijm zich echter aan het feit dat Eyck in zijn publicatie van 1858 totaal geen aandacht besteedde aan de kerken van Limburg en Noord-Brabant, terwijl de titel anders deed vermoeden. Niettemin onderkende hij wel – evenals veel andere tijdgenoten – de waarde van Eycks onderneming. In dit artikel gaat de aandacht uit naar de bijzondere plaats van Eyck binnen de Nederlandse architectuurgeschiedenis en naar zijn pogingen om de kerken te dateren en te omschrijven. Ook wordt gekeken naar de door hem gehanteerde bouwkundige terminologie en naar zijn voornaamste drijfveer die hem tot schrijven aanzette: het overtuigen van zijn landgenoten om zorgvuldiger met deze gebouwen om te gaan, omdat ze de stille en zeldzame getuigen van een kostbaar verleden vormden

    Astrocyte lipid metabolism in neuronal plasticity towards dietary modulation of synaptic function

    Get PDF
    Smit, A.B. [Promotor]Verheijen, M.H.G. [Copromotor]Broersen, L.M. [Copromotor

    Niet elke rups is een processierups

    No full text
    Er is de afgelopen zomer veel te doen geweest over de inmiddels welbekende eikenprocessierups. Elke rups met haren is al snel eng en iets waar je voor op moet passen. Veel rupsen met haren zijn echter geen enkel gevaar, sterker nog: je tuin wordt er een stuk leuker door
    • …
    corecore