Praktijkervaringen met waterberging en natuur in een beekdal : achtergrondrapport : Beerze

Hoofddoel van het pilotprogramma is waterbeheerders, terreinbeherende instanties en provincies te ondersteunen in hun activiteiten een koppeling tot stand te brengen tussen waterberging en - buffering en natuurbehoud en -ontwikkeling. Eén van de geselecteerde pilots uit het pilotprogramma ligt langs de Beerze. De Beerze is representatief voor de huidige situatie in veel Brabantse beekdalen: er is sprake van een waterkwantiteitsprobleem, en (tijdelijke) berging van het beekwater in natuurgebieden stuit op problemen, vooral vanwege de (eutrofe) waterkwaliteit. Tegelijkertijd speelt verdroging van natuurgebieden een rol. De pilot Beerze ligt in het traject Logtse Baan - Logtse Velden - Smalbroeken. De onderzoeksperiode van deze pilot besloeg 2004 tot medio 200

Tussenrapport 2004: Harderbos

Om beter zicht te krijgen op wat de mogelijkheden zijn om waterberging en natuur te combineren, is in 2002 het Pilotprogramma Waterberging en Natuur van start gegaan. Hoofddoel van het pilotprogramma is waterbeheerders, terreinbeherende instanties en provincies te ondersteunen in hun activiteiten een koppeling tot stand te brengen tussen waterberging en –buffering en natuurbehoud, -herstel en –ontwikkeling. Daartoe is het pilotprogramma primair gericht op het opdoen en verspreiden van ervaringskennis. Het brengt op basis van praktijksituaties (pilots) ervaringen en effecten van de combinatie natuur met waterberging (eventueel in samenhang met waterbuffering) in beeld. Er zal meer inzicht beschikbaar komen over de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de functiecombinatie waterberging en natuur. Eén van de geselecteerde pilots ligt in het Harderbos (provincie Flevoland

Amsterdam urban canals contain novel niches for methane-cycling microorganisms

Urbanised environments have been identified as hotspots of anthropogenic methane emissions. Especially urban aquatic ecosystems are increasingly recognised as important sources of methane. However, the microbiology behind these emissions remains unexplored. Here, we applied microcosm incubations and molecular analyses to investigate the methane‐cycling community of the Amsterdam canal system in the Netherlands. The sediment methanogenic communities were dominated by Methanoregulaceae and Methanosaetaceae, with co‐occurring methanotrophic Methanoperedenaceae and Methylomirabilaceae indicating the potential for anaerobic methane oxidation. Methane was readily produced after substrate amendment, suggesting an active but substrate‐limited methanogenic community. Bacterial 16S rRNA gene amplicon sequencing of the sediment revealed a high relative abundance of Thermodesulfovibrionia. Canal wall biofilms showed the highest initial methanotrophic potential under oxic conditions compared to the sediment. During prolonged incubations the maximum methanotrophic rate increased to 8.08 mmol g(DW) (−1) d(−1) that was concomitant with an enrichment of Methylomonadaceae bacteria. Metagenomic analysis of the canal wall biofilm lead to the recovery of a single methanotroph metagenome‐assembled genome. Taxonomic analysis showed that this methanotroph belongs to the genus Methyloglobulus. Our results underline the importance of previously unidentified and specialised environmental niches at the nexus of the natural and human‐impacted carbon cycle

Natural history of facioscapulohumeral dystrophy in children: a 2-year follow-up

Background and Objectives Data on the natural history of facioscapulohumeral dystrophy (FSHD) in childhood are limited and critical for improved patient care and clinical trial readiness. Our objective was to describe the disease course of FSHD in children. Methods We performed a nationwide, single-center, prospective cohort study of FSHD in childhood assessing muscle functioning, imaging, and quality of life over 2 years of follow-up. Results We included 20 children with genetically confirmed FSHD who were 2 to 17 years of age. Overall, symptoms were slowly progressive, and the mean FSHD clinical score increased from 2.1 to 2.8 (p = 0.003). The rate of progression was highly variable. At baseline, 16 of 20 symptomatic children had facial weakness; after 2 years, facial weakness was observed in 19 of 20 children. Muscle strength did not change between baseline and follow-up. The most frequently and most severely affected muscles were the trapezius and deltoid. The functional exercise capacity, measured with the 6-minute walk test, improved. Systemic features were infrequent and nonprogressive. Weakness-associated complications such as lumbar hyperlordosis and dysarthria were common, and their prevalence increased during follow-up. Pain and fatigue were frequent complaints in children, and their prevalence also increased during follow-up. Muscle ultrasonography revealed a progressive increase in echogenicity. Discussion FSHD in childhood has a slowly progressive but variable course over 2 years of follow-up. The most promising outcome measures to detect progression were the FSHD clinical score and muscle ultrasonography. Despite this disease progression, an improvement on functional capacity may still occur as the child grows up. Pain, fatigue, and a decreased quality of life were common symptoms and need to be addressed in the management of childhood FSHD. Our data can be used to counsel patients and as baseline measures for treatment trials in childhood FSHD.Genetics of disease, diagnosis and treatmen

Praktijkervaringen met waterberging in natuur(ontwikkelings)gebieden : hoofdrapport pilotprogramma waterberging en natuur

In 2002 is het “Pilotprogramma Waterberging-Natuur”gestart. Het hoofddoel van het pilotprogramma was waterbeheerders, terreinbeherende instanties en provincies te ondersteunen in het koppelen van de functies waterberging en natuur. Daarbij is het pilotprogramma primair gericht geweest op het opdoen en verspreiden van ervaringskennis. Dit rapport geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten van het pilotprogramma waterberging-natuur. Naast dit hoofdrapport is er per pilot een achtergrondrapport beschikbaar waar in meer detail wordt ingegaan op aanpak van de monitoring en de resultaten. Een samenwerking tussen vele partijen: WUR, Deltares, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, RU Groningen, Twentse Vogelwerkgroep, waterschappen, Rijkswaterstaat en LNV (Natuur, Kennis

Effects of flooding duration, -frequency and -depth on the presence of saplings of six woody species in north-west Europe

Under natural conditions the zonation of woody species in floodplains is to a large extent determined by hydrological conditions. Flood survival varies even among closely related species of the same genus. Most studies that quantify flood survival of seedlings and saplings of European floodplain species focus on species of the genera Salix and Populus, while few studies on saplings of Quercus robur, Fraxinus excelsior, Crataegus monogyna have been carried out, and even less on comparing these species groups. We performed a comparative observational study on the presence of saplings