135 research outputs found

    Effects of litters with different concentrations of phenolics on the competition between Calluna vulgaris and Deschampsia flexuosa

    Get PDF
    We hypothesized that the outcome of competition between ericaceous plants and grasses is strongly affected by the concentrations of phenolics in the litter that they produce. To test the effect of phenolic-rich litter on soluble soil nitrogen concentrations, plant nitrogen uptake and inter-specific competition, we conducted a greenhouse experiment with the shrub Calluna vulgaris and the grass Deschampsia flexuosa and their leaf litters. Two litters of C. vulgaris were used, with equal nitrogen concentration but different (high and low) concentrations of total phenolics. The D. flexuosa leaf litter contained lower concentrations of phenolics, but higher concentrations of nitrogen than the C. vulgaris litters. The plants were grown in monocultures and in mixed cultures. Inorganic and dissolved organic nitrogen were measured monthly during the experiment. After four months, we measured above- and belowground biomass and the nutrient concentrations in above- and belowground plant parts. In monocultures, C. vulgaris produced more shoot and root biomass on its own litter than with no litter. Growth of Calluna was reduced on grass litter. D. flexuosa plants produced most biomass on their own litter type, whether in monocultures or in mixed cultures. Addition of Calluna litter stimulated the growth of D. flexuosa both in monoculture and in mixtures. The grass plants outcompeted Calluna both on shrub litter and on grass litter but not when grown without litter. The two C. vulgaris litter types that differed in their concentration of phenolics did not differ in their effects on the competition between the two species or on the production of inorganic and dissolved organic nitrogen. We conclude that the nitrogen content of the litter is more important as a plant feature driving competition between shrubs and grasses than the concentrations of phenolic

    Rood licht houdt defensie tomaat paraat

    Get PDF
    Een flinke dosis rood licht maakt tomaten beter bestand tegen schimmels. Onderzoekers van Wageningen UR Glastuinbouw en Plant Research International lieten zien dat meeldauw minder kans maakt in een kas die ’s nachts een bad rood licht krijgt. Hoe het licht de tomatendefensie opkrikt is nog niet duidelijk

    Grip op Mycosphaerella in komkommer

    Get PDF
    Mycosphaerella is de afgelopen jaren een toenemend probleem geworden en komt breed voor bij alle telers met verschillende teeltsystemen. De schade ten gevolge van Mycosphaerella verschilt per bedrijf, maar kan bij ernstige aantastingen oplopen naar € 1,10 per m2. Chemische bestrijding is lastig door het slinkende middelenpakket en het optreden van resistentieontwikkeling. Sturen op teelt- en klimaatmaatregelen is eveneens beperkt in perioden met een hoge infectiedruk. In opdracht van de landelijke commissie komkommer hebben Wageningen UR Glastuinbouw, Adviesbureau Aleid Dik en DLV Plant in de zomermaanden een kennisinventarisatie uitgevoerd over Mycosphaerella in de teelt van komkommer. Dit project had tevens tot doel om de witte vlekken in kennis op dit gebied aan te geven om hieruit suggesties te formuleren voor vervolgonderzoek. Via een brochure is de verzamelde kennis toegankelijk gemaakt voor telers en adviseurs. Brochure In de brochure zijn de uitkomsten van het onderzoek kort weergegeven met duidelijke en praktische tips om de kans op infectie van Mycosphaerella zoveel mogelijk te voorkomen. Daarin wordt ook antwoord gegeven op de meest actuele vragen die naar voren zijn gekomen uit de gesprekken met telers en adviseurs. Inhoud rapport Dit rapport geeft een compleet en actueel overzicht van alle beschikbare informatie uit de vakbladen en (inter)nationale literatuur. Daarnaast is deze kennis aangevuld met kennis vanuit de praktijk. Hiervoor zijn telefonische interviews gehouden met telers, adviseurs, fabrikanten en veredelaars. In het discussiehoofdstuk wordt afgewogen hoeveel van de beschikbare kennis uiteindelijk wordt gebruikt door telers en adviseurs en waar kansen om infectie te voorkomen nog onbenut blijven. Witte vlekken & vervolgonderzoek Opvallend zijn het grote aantal witte vlekken met betrekking tot factoren die het infectieproces van inwendig vruchtrot beïnvloeden en de tegenstrijdige resultaten tussen onderzoeken. Sturing met klimaatfactoren geeft tussen onderzoekers onderling tegenstrijdige resultaten (bijv. verband tussen plantbelasting en inwendig vruchtrot). Een grote onbekende is verder de invloed van worteldruk, omdat dit tot dusver nooit goed direct te meten was. Vanuit de praktijk leven er vragen als: Wat is de invloed van overgangsmomenten in plantbelasting? Wat is de effectiviteit van gewasbeschermingsmiddelen specifiek tegen Mycosphaerella ? Wat is het juiste klimaat en watergeefstrategie om aantasting te voorkomen? Adviezen voor vervolgonderzoeken zijn ondermeer om te investeren in een waarschuwingssysteem (zodat tijdig bijgestuurd kan worden op teelt- en klimaatfactoren) en om gewasbeschermingsmiddelen gericht te testen op hun effectiviteit tegen Mycosphaerella. Conclusies Op korte termijn zijn er nieuwe middelen ter verwachten tegen Mycosphaerella die weinig gevoelig zijn voor resistentieontwikkeling. Toch blijft het zaak om nog meer aandacht te besteden aan preventie van Mycosphaerella door bijvoorbeeld te kiezen voor een cultivar met kleine bloemen en te letten op een nog effectievere sturing van teelt- en klimaatfactoren

    Toepassing van Aquanox in de bollensector : consultancy rapport: aansluiting bij WUR Glastuinbouw project voor alternatieve bestrijding van ziekte en plagen in de bollenteelt

    Get PDF
    Aquanox wordt gemaakt door een elektrochemische reactie van water en keukenzout (ECA water). Daarbij komen verbindingen zoals chlorige verbindingen vrij welke veelal schadelijk zijn voor micro-organismen zoals schimmels en bacteriën. Het doel van dit project was enkele specifieke ziekte en plagen van de bollensector te testen op hun gevoeligheid voor Aquanox. In de testen zijn meegenomen: Fusarium oxysporum f.sp. tulipae de veroorzaker van zuur in tulp. Het bleek dat de schimmelsporen gevoelig zijn voor Aquanox maar de reductie van het aantal levende sporen is niet groot genoeg om een infectie of besmetting te voorkomen. Een uitgebreidere beheersingsstrategie met meerdere herhalingen van de behandeling zou een uitkomst kunnen bieden. Stromijten, één van de mogelijke veroorzakers van kernrot in tulp, zijn ook blootgesteld aan Aquanox. Echter, dit had geen dodend effect op de mijten. Het bestrijden van mijtenplagen lijkt niet mogelijk met behulp van Aquanox. De gevoeligheid van de veroorzaker van agressief snot (Erwinia chrysanthemi) voor Aquanox is ook onderzocht. Aquanox is zeer effectief in het doden van deze bacterie. In een denksessie georganiseerd aan de hand van deze resultaten is besloten een vervolgproject uit te werken. Hierin wordt de mogelijkheid onderzocht om hyacinten na elke verwerkingsstap te behandelen met Aquanox zodat uitwendige besmettingen met de bacterie, ontstaan tijdens de verschillende stappen in de verwerking, direct aangepakt worden

    Effectiviteit van middelen tegen Rhizoctonia in sla en radijs

    Get PDF
    Rhizoctonia is een veelvoorkomend probleem in sla en radijs en kan veel opbrengstverlies geven. Uit eerder onderzoek van Wageningen UR Glastuinbouw in radijs werd gevonden dat het enige toegelaten fungicide tegen Rhizoctonia in de praktijk niet voldoende werkt. Door het kleine middelenpakket in de bladgewassen was het daarom noodzakelijk om op zoek te gaan naar nieuwe alternatieven. Het doel van dit onderzoek was om onder gecontroleerde kascondities na te gaan welke middelen Rhizoctonia effectief kunnen bestrijden in sla en radijs en het middel Rizolex kunnen vervangen of aanvullen. De proeven zijn in de wintermaanden (december tot februari) uitgevoerd. Voor beide gewassen zijn een aantal veelbelovende alternatieven naar voren gekomen. Nieuwe effectieve middelen tegen Rhizoctonia in sla De slaplanten werd in diepe containers met zand geteeld en het zand was van tevoren besmet met Rhizoctonia. Twee middelen werden toegediend als grondbehandeling en de andere vier als bladbespuiting. Twee weken na planten werd de eerste bladaantasting door Rhizoctonia zichtbaar bij de controlebehandeling. Vanuit het blad groeide deze aantasting door naar de plantvoet. Planten die behandeld waren met Rizolex vertoonden in de laatste week vlak voor de oogst uitval doordat de aangetaste plantvoet afbrak. Twee middelen (oa. Signum die nog geen toelating heeft voor dit doel) die als bladbehandeling waren toegediend gaven een goede bescherming tegen aantasting van Rhizoctonia en presteerden beter dan Rizolex. De andere drie geteste middelen gaven geen betere bescherming ten opzichte van Rizolex. Nieuwe effectieve middelen tegen Rhizoctonia in radijs De radijszaden werden in diepe containers geteeld en het zand in alle containers was van tevoren besmet met Rhizoctonia. De middelen werden in overleg met de fabrikant toegediend als zaadbehandeling, bodem_ of bladbespuiting. Door de extra belichting kon na acht weken de proef worden geoogst. In de controlebehandelingen was gemiddeld 20% knoluitval door Rhizoctonia. De behandeling met Trianum (met de schimmel Trichoderma harzianum) reduceerde de aantasting met 35% ten opzichte van de controleplanten, maar dit gaf helaas nog steeds te veel uitval van knollen. Drie nieuwe middelen gaven net als Rizolex slechts 1% knolaantasting. Eén daarvan die als bladbehandeling was toegediend gaf groeiremming, maar reduceerde wel de aantasting evengoed als Rizolex. De behandeling waarbij Rizolex gecombineerd werd met een zaadbehandeling en een ander nieuw middel gaf geen enkele knolaantasting. Doordat de planten behandeld met de nieuwe middelen effectief Rhizoctonia aantasting bestreden, was de productie ook hoger dan van de planten in de controlebehandeling. Dit betekende vooral een hogere fractie van grove knollen (> 25 mm)

    Semi-praktijktest met een oxidatief product tegen echte meeldauw in roos

    Get PDF
    Wageningen UR Glastuinbouw onderzocht de effectiviteit en veiligheid van een oxidatief product als gewasbehandeling tegen echte meeldauw op rozen

    Toepasssing van Aquanox in de glastuinbouw

    Get PDF
    Wageningen UR Glastuinbouw heeft samen met Reinders Vernevelings- en Ontsmettingstechniek het project uitgevoerd naar Toepassingen van Aquanox in de glastuinbouw. Gefinancierd door Productschap Tuinbouw en Ministerie EL&I. Screeningstesten onder laboratoriumcondities geven aan dat er een brede werking is tegen schimmels en bacteriën. Virusdeeltjes in plantensap werden echter nog onvoldoende gedood door geactiveerd water. Screening van het gedrag van insecten op overleving na 24 uur in een vernevelingsbehandeling met Aquanox gaf geen doding op natuurlijke plaagbestrijders. Een lichte bestrijdende werking werd gevonden op witte vlieg, spintmijt en Californische trips. De proeven met tomaat, komkommer, roos, Poinsettia en gerbera geven aan dat er een bestrijdend effect is van geactiveerd water tegen echte meeldauw en Botrytis. Het vervolgonderzoek zal gericht zijn op vermindering van corrosierisico’s en vermindering van risico op gewasschade binnen diverse toepassingen in de teel

    Grip op Mycosphaerella in komkommer : beknopte weergave van beschikbare kennis

    Get PDF
    Mycosphaerella is de afgelopen jaren een toenemend probleem geworden en komt breed voor bij alle telers met verschillende teeltsystemen. De schade ten gevolge van Mycosphaerella verschilt per bedrijf, maar kan bij ernstige aantastingen oplopen naar € 1,10 per m2. Chemische bestrijding is lastig door het slinkende middelenpakket en het optreden van resistentieontwikkeling. Sturen op teelt- en klimaatmaatregelen is eveneens beperkt in perioden met een hoge infectiedruk. In opdracht van de landelijke commissie komkommer hebben Wageningen UR Glastuinbouw, Adviesbureau Aleid Dik en DLV Plant in de zomermaanden een kennisinventarisatie uitgevoerd over Mycosphaerella in de teelt van komkommer. Dit project had tevens tot doel om de witte vlekken in kennis op dit gebied aan te geven om hieruit suggesties te formuleren voor vervolgonderzoek. Via een brochure is de verzamelde kennis toegankelijk gemaakt voor telers en adviseurs. Brochure In de brochure zijn de uitkomsten van het onderzoek kort weergegeven met duidelijke en praktische tips om de kans op infectie van Mycosphaerella zoveel mogelijk te voorkomen. Daarin wordt ook antwoord gegeven op de meest actuele vragen die naar voren zijn gekomen uit de gesprekken met telers en adviseurs. Inhoud rapport Dit rapport geeft een compleet en actueel overzicht van alle beschikbare informatie uit de vakbladen en (inter)nationale literatuur. Daarnaast is deze kennis aangevuld met kennis vanuit de praktijk. Hiervoor zijn telefonische interviews gehouden met telers, adviseurs, fabrikanten en veredelaars. In het discussiehoofdstuk wordt afgewogen hoeveel van de beschikbare kennis uiteindelijk wordt gebruikt door telers en adviseurs en waar kansen om infectie te voorkomen nog onbenut blijven. Witte vlekken & vervolgonderzoek Opvallend zijn het grote aantal witte vlekken met betrekking tot factoren die het infectieproces van inwendig vruchtrot beïnvloeden en de tegenstrijdige resultaten tussen onderzoeken. Sturing met klimaatfactoren geeft tussen onderzoekers onderling tegenstrijdige resultaten (bijv. verband tussen plantbelasting en inwendig vruchtrot). Een grote onbekende is verder de invloed van worteldruk, omdat dit tot dusver nooit goed direct te meten was. Vanuit de praktijk leven er vragen als: Wat is de invloed van overgangsmomenten in plantbelasting? Wat is de effectiviteit van gewasbeschermingsmiddelen specifiek tegen Mycosphaerella ? Wat is het juiste klimaat en watergeefstrategie om aantasting te voorkomen? Adviezen voor vervolgonderzoeken zijn ondermeer om te investeren in een waarschuwingssysteem (zodat tijdig bijgestuurd kan worden op teelt- en klimaatfactoren) en om gewasbeschermingsmiddelen gericht te testen op hun effectiviteit tegen Mycosphaerella. Conclusies Op korte termijn zijn er nieuwe middelen ter verwachten tegen Mycosphaerella die weinig gevoelig zijn voor resistentieontwikkeling. Toch blijft het zaak om nog meer aandacht te besteden aan preventie van Mycosphaerella door bijvoorbeeld te kiezen voor een cultivar met kleine bloemen en te letten op een nog effectievere sturing van teelt- en klimaatfactoren
    • …
    corecore