Photoproduction of the f(1)(1285) meson

The f(1)(1285) meson withmass 1281.0 +/- 0.8MeV/c(2) and width 18.4 +/- 1.4MeV (full width at half maximum) was measured for the first time in photoproduction from a proton target using CLAS at Jefferson Lab. Differential cross sections were obtained via the eta pi(+)pi(-), K+(K) over bar (0) pi(-), and (K-K0)pi(+) decay channels from threshold up to a center-of-mass energy of 2.8 GeV. The mass, width, and an amplitude analysis of the eta pi(+)pi(-) final-state Dalitz distribution are consistent with the axial-vector J(P) = 1(+) f(1)(1285) identity, rather than the pseudoscalar 0(-) eta(1295). The production mechanism is more consistent with s-channel decay of a high-mass N* state and not with t-channel meson exchange. Decays to eta pi pi go dominantly via the intermediate a(0)(+/-) (980)pi(-/+) states, with the branching ratio Gamma [a(0)pi (no (K) over barK)]/Gamma[eta pi pi (all)] = 0.74 +/- 0.09. The branching ratios Gamma (K (K) over bar pi)/Gamma(eta pi pi) = 0.216 +/- 0.033 and Gamma (gamma rho(0))/Gamma(eta pi pi) = 0.047 +/- 0.018 were also obtained. The first is in agreement with previous data for the f(1)(1285), while the latter is lower than the world average

Differential photoproduction cross sections of the Sigma(0)(1385), Lambda(1405), and Lambda(1520)

We report the exclusive photoproduction cross sections for the Sigma(0)(1385), Lambda(1405), and Lambda(1520) in the reactions gamma + p -\u3e K+ + Y* using the CLAS detector for energies from near the respective production thresholds up to a center-of-mass energy W of 2.85 GeV. The differential cross sections are integrated to give the total exclusive cross sections for each hyperon. Comparisons are made to current theoretical models based on the effective-Lagrangian approach and fit to previous data. The accuracy of these models is seen to vary widely. The cross sections for the Lambda(1405) region are strikingly different for the Sigma(+)pi(-), Sigma(0)pi(0), and Sigma(-)pi(+) decay channels, indicating the effect of isospin interference, especially at W values close to the threshold

Spin and parity measurement of the Lambda(1405) baryon

A determination of the spin and parity of the Lambda(1405) is presented using photoproduction data from the CLAS detector at Jefferson Lab. The reaction gamma + p -\u3e K+ + Lambda(1405) is analyzed in the decay channel Lambda(1405) -\u3e Sigma(+) + pi(-), where the decay distribution to Sigma(+)pi(-) the variation of the Sigma(+) polarization with respect to the Lambda(1405) polarization direction determines the parity. The Lambda(1405) is produced, in the energy range 2.55 \u3c W \u3c 2.85 GeV and for 0.6 \u3c cos theta(c.m.)(K+) \u3c 0.9, with polarization P = 0.45 +/- 0.02(stat) +/- 0.07(syst). The analysis shows that the decays are in S wave, with the Sigma(+) polarized such that the Lambda(1405) has spin-parity J(P) = 1(-)/2, as expected by most theories

Measurement of the Sigma pi photoproduction line shapes near the Lambda(1405)

The reaction gamma + p -\u3e K+ + Sigma + pi was used to determine the invariant mass distributions or line shapes of the Sigma(+) pi-, Sigma - pi(+), and Sigma(0)pi(0) final states, from threshold at 1328 MeV/c(2) through the mass range of the Lambda(1405) and the Lambda(1520). The measurements were made with the CLAS system at Jefferson Lab using tagged real photons, for center-of-mass energies 1.95 \u3c W \u3c 2.85 GeV. The three mass distributions differ strongly in the vicinity of the I = 0 Lambda(1405), indicating the presence of substantial I = 1 strength in the reaction. Background contributions to the data from the Sigma(0)(1385) and from K*Sigma production were studied and shown to have negligible influence. To separate the isospin amplitudes, Breit-Wigner model fits were made that included channel-coupling distortions due to the N (K) over bar threshold. A best fit to all the data was obtained after including a phenomenological I = 1, J(P) = 1/2(-) amplitude with a centroid at 1394 +/- 20 MeV/c(2) and a second I = 1 amplitude at 1413 +/- 10 MeV/c(2). The centroid of the I = 0 Lambda(1405) strength was found at the Sigma pi threshold, with the observed shape determined largely by channel coupling, leading to an apparent overall peak near 1405 MeV/c(2)

Migratie van zoetwaterstandvis tussen Noordzeekanaal en omliggende boezems en polders

Er wordt in Nederland relatief veel aandacht besteed aan de migratie van trekvissen als aal, zalm, zeeforel en andere soorten. Belangrijke voorbeelden voor Nederland zijn bijvoorbeeld: ‘de Kier’ bij het Haringvliet, de realisatie van de Vismigratierivier bij Kornwerderzand, de Swimway Vecht en de vele andere (lokale) initiatieven om de keten van migratie voor vis mogelijk te maken tussen wateren. Ook liggen inmiddels vele migratievoorzieningen in en rond het Noordzeekanaal. Dit is hard nodig omdat veel watersystemen sterk zijn gecompartimenteerd. Aan de ene kant om het land te beschermen tegen overstroming door de zee, de grote rivieren en de grote meren zijn dijken aangelegd. Aan de andere kant om het gebied leefbaar te maken en de landbouw te optimaliseren zijn de watersystemen met behulp van gemalen, dijken, dammen, stuwen en andere kunstwerken in kleine beheersbare eenheden verdeeld en daarmee afgesloten geraakt voor migrerende vissen. Niet alleen ‘de bekende’ trekvissen zoals de paling of de zalm hebben een migratiedrang om (grote) afstanden te zwemmen, ook zoetwatervissen trekken van het ene water naar het andere. Dit gebeurt om verschillende redenen, zoals bijvoorbeeld voor de paai, migratie naar opgroeigebied, of naar ander water voor de winterrust. Deze rapportage betreft een datarapportage voor het eerste migratieseizoen in 2019 t/m 19 augustus waar met PIT telemetrie techniek onderzoek gedaan is bij vijf locaties: Gemaal Halfweg, Gemaal Nauerna, Gemaal Kadoelen, Willem I-sluis en Oranjesluizen. In het voorjaar van 2019 zijn 1844 vissen van 15 verschillende soorten gemerkt met PIT tags. Het merendeel daarvan betrof brasem en blankvoorn, maar er is bijvoorbeeld ook snoekbaars en baars gemerkt. Grote snoekbaars en baars zijn ook uitgerust met een van buitenaf zichtbare Floytag voor terugmelding door sport of beroepsvisssers. Om de zwembewegingen in de buurt van de onderzoekslocaties te volgen zijn PIT tag antennes geïnstalleerd bij de vispassages (Halfweg, Nauerna, Kadoelen en Oranjesluizen) of de vismigratievoorziening via rinketten (Willem I). Daarnaast zijn ook de uitstroomzijdes van gemalen afgedekt met antennes (Halfweg, Nauerna en Kadoelen). Het doel van het onderzoek is om het gebruik van vismigratievoorzieningen door vissen te evalueren en daarnaast zwembewegingen tussen het Noordzeekanaal en boezem/polder te volgen. In totaal zijn tot 19 augustus 2019 717 individuele vissen gedetecteerd op een van de antennes met in totaal ruim 1.300.000 detecties. De resultaten laten zien dat de gemerkte brasems op grote schaal (tientallen km) migreren in relatief korte tijd. Individuele brasems worden op meerdere locaties gezien door de telemetrie. Ook wordt waargenomen dat gemerkte vissen langdurig in de buurt van een gemaaluitstroom blijven rondzwemmen. In totaal zijn er twee terugmeldingen geweest van sportvisserij die snoekbaars hadden gevangen: een snoekbaars die gemerkt was bij Nauerna (en ook daar gevangen) en een die gemerkt was bij de Oranjesluizen en teruggevangen bij de Entrepothaven (Amsterdam-Rijnkanaal). In de volgende maanden gaan we door met het verzamelen van de detecties en blijven we de techniek controleren. Aanbevolen wordt om in het voorjaar van 2020 extra vissen van een merk te voorzien op de locaties waar in 2019 de passages laat zijn opgeleverd of waar er relatief weinig vissen zijn gevangen. Daarnaast wordt aanbevolen om een extra voorjaar te monitoren (2021) om patronen in het migratiegedrag beter inzichtelijk te krijgen en te beoordelen of er sprake is van willekeurige of gerichte migratie, bijvoorbeeld ten behoeve van paai of overwintering

Towards a Resolution of the Proton Form Factor Problem: New Electron and Positron Scattering Data

There is a significant discrepancy between the values of the proton electric form factor, G(E)(p), extracted using unpolarized and polarized electron scattering. Calculations predict that small two-photon exchange (TPE) contributions can significantly affect the extraction of G(E)(p). from the unpolarized electron-proton cross sections. We determined the TPE contribution by measuring the ratio of positron-proton to electron-proton elastic scattering cross sections using a simultaneous, tertiary electron-positron beam incident on a liquid hydrogen target and detecting the scattered particles in the Jefferson Lab CLAS detector. This novel technique allowed us to cover a wide range in virtual photon polarization (epsilon) and momentum transfer (Q(2)) simultaneously, as well as to cancel luminosity-related systematic errors. The cross section ratio increases with decreasing epsilon at Q(2) = 1.45 GeV2. This measurement is consistent with the size of the form factor discrepancy at Q(2) approximate to 1.75 GeV2 and with hadronic calculations including nucleon and Delta intermediate states, which have been shown to resolve the discrepancy up to 2-3 GeV2

Deuteron form factor measurements at low momentum transfers

A precise measurement of the elastic electron-deuteron scattering cross section at four-momentum transfers of 0.24 fm(-1) \u3c = Q \u3c = 2.7 fm(-1) has been performed at the Mainz Microtron. In this paper we describe the utilized experimental setup and the necessary analysis procedure to precisely determine the deuteron charge form factor from these data. Finally, the deuteron charge radius r(d) can be extracted from an extrapolation of that form factor to Q(2) = 0

A theory of normed simulations

In existing simulation proof techniques, a single step in a lower-level specification may be simulated by an extended execution fragment in a higher-level one. As a result, it is cumbersome to mechanize these techniques using general purpose theorem provers. Moreover, it is undecidable whether a given relation is a simulation, even if tautology checking is decidable for the underlying specification logic. This paper introduces various types of normed simulations. In a normed simulation, each step in a lower-level specification can be simulated by at most one step in the higher-level one, for any related pair of states. In earlier work we demonstrated that normed simulations are quite useful as a vehicle for the formalization of refinement proofs via theorem provers. Here we show that normed simulations also have pleasant theoretical properties: (1) under some reasonable assumptions, it is decidable whether a given relation is a normed forward simulation, provided tautology checking is decidable for the underlying logic; (2) at the semantic level, normed forward and backward simulations together form a complete proof method for establishing behavior inclusion, provided that the higher-level specification has finite invisible nondeterminism.Comment: 31 pages, 10figure

Transverse polarization of Sigma(+)(1189) in photoproduction on a hydrogen target in CLAS

Experimental results on the Sigma(+)(1189) hyperon transverse polarization in photoproduction on a hydrogen target using the CLAS detector at Jefferson Laboratory are presented. The Sigma(+)(1189) was reconstructed in the exclusive reaction gamma + p -\u3e K-s(0) + Sigma(+)(1189) via the Sigma(+) -\u3e p pi(0) decay mode. The K-s(0) was reconstructed in the invariant mass of two oppositely charged pions with the pi(0) identified in the missing mass of the detected p pi(+)pi(-) final state. Experimental data were collected in the photon energy range E-gamma = 1.0-3.5 GeV (root s range 1.66-2.73 GeV). We observe a large negative polarization of up to 95%. As the mechanism of transverse polarization of hyperons produced in unpolarized photoproduction experiments is still not well understood, these results will help to distinguish between different theoretical models on hyperon production and provide valuable information for the searches of missing baryon resonances