12 research outputs found

    Computing classical modular forms

    Full text link
    We discuss practical and some theoretical aspects of computing a database of classical modular forms in the L-functions and Modular Forms Database (LMFDB).Comment: 62 pages; minor edit

    Clusters of alcohol abstainers and drinkers incorporating motives against drinking: a random survey of 18 to 34 year olds in four cities in four different continents

    Get PDF
    Objective: The aim of this analysis was to identify alcohol consumption clusters for adolescents and early adults according to attitudes to drinking, motivations against drinking and perceptions associated with alcohol. Method: Interviews were undertaken with people aged 18–34 years old living in four cities in different regions of the world. Multistage random sampling was consistent across the four cities (Ilorin (Nigeria), Wuhan (China), Montevideo (Uruguay) and Moscow (Russia)). The questionnaire was forward and back translated into relevant languages and face-to-face interviewing undertaken. The data were weighted to the population of each city. In total 6235 structured interviews were undertaken (1391 in Ilorin, 1600 in Montevideo, 1604 in Moscow and 1640 in Wuhan). Questions regarding motivation against alcohol consumption (14 items), assessing perceptions (3 items) and attitudes to drinking in certain situations (8 items) were asked of all respondents including abstainers. Factor analysis was initially undertaken to identify highly related correlated variables. Results: Cluster analysis provided a variety of clusters (Ilorin (3 clusters), Montevideo (5), Moscow (4) and Wuhan (4)). At least one cluster in each city was dominated by abstainers and another by heavy episodic drinkers. Variations by city and alcohol consumption patterns existed in regards to variables included. Conclusion: This analysis detailed the city specific motivations against drinking alcohol, and the attitudes towards alcohol consumption. Differences highlight the influence of country/city specific culture, customs, laws, societal norms and traditions

    De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie

    No full text
    Lit.opg

    Erosie-onderzoek op de Grote Houw Oost in het kader van TOPsites

    No full text
    Deze dataset beschrijft de resultaten van het bureau- en veldonderzoek dat is uitgevoerd tussen 2012 en 2014 op de oostelijke helft van de wierde Grote Houw bij Leens. Deze wierde bevat archeologische resten uit de vroege en volle middeleeuwen. Doel van het onderzoek was te onderzoeken hoe intensief de erosieprocessen zijn die deze vindplaats bedreigen. Verschillende technieken werden ingezet om de snelheid van erosie te bepalen, en nieuwe rekenmethodes werden ontwikkeld. Naast informatie over de snelheid van erosie op dit terrein, leverde het veldwerk ook nieuwe informatie op over de opbouw en ouderdom van de wierde, en over de verspreiding van archeologische resten op het terrein

    Kelmond-Beekerveld (gemeente Beek); erosieonderzoek in het kader van het TOPsites project

    No full text
    Nivellering en erosie zijn een algemeen bekendprobleem voor geaccidenteerde terreinenwaarop akkerbouw plaatsvindt. Grond zondervegetatie is gevoelig voor erosie, terwijl ploegenzorgt voor vervlakking en nivellering van reliëfverschillen.Verschillende tests zijn gedaan, metname in het buitenland, om de snelheid vandeze nivellering en erosie te karakteriseren.De resultaten zijn echter niet eenduidig, medeomdat verschillende tijdschalen wordengebruikt.Om beter grip te krijgen op de snelheid vanerosie en nivellering op archeologische vindplaatsenals gevolg van akkerbouw zijn vijflocaties uitgezocht. Met opzet is gekozen voorlocaties waarvan de verwachting is dat erosie/nivellering sterk is, zodat ze kunnen wordengezien als worst-case scenario. Binnen die groepis gekozen voor vindplaatsen waar eerderrelevante gegevens zijn verzameld overdegradatie en conservering. Twee (Beek-Kelmond en Meerssen – Onderste Herkenberg)liggen in het Limburgse lössgebied; drie andere(Schouwen, Grote Houw en Tjessens) zijnterpen/wierden. Op deze locaties wordenverschillende technieken ingezet om erosie ennivellering door de tijd in kaart te brengen.Uit het onderzoek op de vroegneolitische(Lineaire Bandkeramiek) vindplaats Kelmond-Beekerveld blijkt dat er aanwijzingen zijn voorvan significante erosie, met name op het steilstedeel van de helling. Hoewel het meestecolluvium op zijn laatst gevormd is tijdens delate middeleeuwen, zijn er duidelijke aanwijzingendat erosie actief was in de afgelopendecennia, en op dit moment ook nog plaatsvindt.De snelheid waarop de erosie plaatsvindt isaanzienlijk; in de afgelopen 50 jaar is enkeledecimeters aan grond verdwenen van de site,met name rond de hellingknik. De ouderedatering van het colluvium en de aanwezigheidvan een grote concentratie sporen op het steilstedeel van de helling zijn aanwijzingen dat dezeerosie komt na een langere periode van landschappelijkestabiliteit.De vergelijking van de maaiveldhoogtes uitverschillende jaren en de variaties daarin (metname de vergelijking tussen de twee generatiesvan het Actueel Hoogtebestand Nederland)duiden op erosie, maar deze resultaten op zichzijn niet overtuigend. De combinatie van 137Cs en239+240Pu metingen enerzijds en OSL metingenanderzijds geven wel uitkomsten die geschiktzijn voor het identificeren en kwantificeren vanerosie en colluviatie.Veel van de hier geteste methoden bleken nietgeschikt om de erosiesnelheden te meten. In demeeste gevallen waren ze te onnauwkeurig(bijvoorbeeld 137Cs oppervlaktekartering), warende effecten te onduidelijk (AHN/LIDARverschillen) of waren er oncontroleerbarevariaties in de gehaltes van bepaalde tracers.De tracers 137Cs en 239+240Pu gaven als enige welwaardes waaraan recente erosie kon wordenafgelezen. De schatting van de snelheden isgebaseerd op een aantal aannames, waardoorde schattingen vooral als indicatie moetenworden gezien. Nader onderzoek naar hetgebruik van deze isotopencombinatie zou debetrouwbaarheid van de schatting kunnenverbeteren.OSL bleek vooral geschikt om erosie en depositieop tijdschalen van (tientallen) eeuwen tebepalen. Het is daarmee een goede ondersteunendetechniek – in combinatie met tracers – omde landschappelijke ontwikkeling en erosiegevoeligheidvan een vindplaats te onderzoeken.Voor toekomstig onderzoek, waarbij hetschatten van mate van erosie van belang is, ishet aan te raden om een combinatie van 137Cs en239+240Pu als tracers en OSL als ondersteuning enlandschapsontwikkeling toe te passen. Een extravoordeel van deze combinatie is dat ze ook eenindicatie kunnen geven van de mate van bioturbatieop een vindplaats en de timing ervan.Ten aanzien van het monument zelf kunnen eenaantal aanbevelingen worden gedaan. Uit hetonderzoek blijkt dat er sprake is van stevigeerosie op delen van het terrein. Omdat veel vande sporen direct onder de bouwvoor liggen, is devindplaats zeer kwetsbaar. Eenmaal dieperploegen dan de bouwvoor brengt schade eninformatieverlies met zich mee. Een gebruik vanhet monument als grasland verdient daarom devoorkeur

    Computing classical modular forms

    No full text
    We discuss practical and some theoretical aspects of computing a database of classical modular forms in the L-functions and Modular Forms Database (LMFDB)

    Erosie-onderzoek op de Grote Houw Oost in het kader van TOPsites

    No full text
    Grote Houw is één van de vier locaties waar inhet kader van het TOPsites project onderzoek isuitgevoerd naar de snelheid van erosie. Doel wasom te proberen vast te stellen hoe snel op dezelocatie erosie plaatsvindt. Bijkomende doelenwaren (1) om te testen welke methodes hetmeest geschikt zijn in een dergelijke context omerosiesnelheden te meten en (2) om te onderzoekenin hoeverre erosie schade toebrengt aande archeologische vindplaats.Grote Houw – een terrein van zeer hoge archeologischewaarde – bevat een deel van eencomplexe dubbelwierde. De verschillendemethodes die werden getest voor het meten vande erosiesnelheden gaven variabele resultaten:• Een vergelijking van de maaiveldhoogtesvolgens AHN1, AHN2 en een nieuwe groundbasedLIDAR opname leverde geen duidelijkbeeld op.• Met booronderzoek zijn aanwijzingen voorerosie gevonden in de vorm van variaties indiktes van de bouwvoor.• Een intensieve veldkartering leverde eenduidelijk beeld van de vondspreiding in relatietot de ligging van de wierde. Er waren echtergeen eenduidige aanwijzingen voor het recentopploegen van vondstmateriaal.• Vijf profielputten werden gegraven om debodemopbouw te bestuderen – met aandachtvoor de dikte van de bouwvoor en het evt.aanwezig zijn van colluvium.• OSL analyses (uit de profielputten) blekenvooral geschikt om erosie- en sedimentatieprocessenop langere tijdschalen teonderzoek. Daarbij was de spreiding aandateringen binnen één monster van groterbelang dan een absolute datering. Demetingen gaven een duidelijk beeld van deontstaansgeschiedenis van de wierde. Erosieof colluviumvorming was niet duidelijk aan tetonen.• Met metingen van de gehaltes aan 137Cs enplutonium in het profiel bleek het welmogelijk om schattingen van erosiesnelhedente maken over de periode van ca. 1960(detonatie van waterstofbommen in deatmosfeer) tot nu. Schatting is dat gedurendedeze 50 jaar maximaal 2 mm/jaar erosie isopgetreden.• De resultaten van 137Cs oppervlaktemetingenwaren op deze locatie niet geschikt om erosievast te stellen

    Erosie-onderzoek op de Grote Houw Oost in het kader van TOPsites

    No full text
    Grote Houw is één van de vier locaties waar inhet kader van het TOPsites project onderzoek isuitgevoerd naar de snelheid van erosie. Doel wasom te proberen vast te stellen hoe snel op dezelocatie erosie plaatsvindt. Bijkomende doelenwaren (1) om te testen welke methodes hetmeest geschikt zijn in een dergelijke context omerosiesnelheden te meten en (2) om te onderzoekenin hoeverre erosie schade toebrengt aande archeologische vindplaats.Grote Houw – een terrein van zeer hoge archeologischewaarde – bevat een deel van eencomplexe dubbelwierde. De verschillendemethodes die werden getest voor het meten vande erosiesnelheden gaven variabele resultaten:• Een vergelijking van de maaiveldhoogtesvolgens AHN1, AHN2 en een nieuwe groundbasedLIDAR opname leverde geen duidelijkbeeld op.• Met booronderzoek zijn aanwijzingen voorerosie gevonden in de vorm van variaties indiktes van de bouwvoor.• Een intensieve veldkartering leverde eenduidelijk beeld van de vondspreiding in relatietot de ligging van de wierde. Er waren echtergeen eenduidige aanwijzingen voor het recentopploegen van vondstmateriaal.• Vijf profielputten werden gegraven om debodemopbouw te bestuderen – met aandachtvoor de dikte van de bouwvoor en het evt.aanwezig zijn van colluvium.• OSL analyses (uit de profielputten) blekenvooral geschikt om erosie- en sedimentatieprocessenop langere tijdschalen teonderzoek. Daarbij was de spreiding aandateringen binnen één monster van groterbelang dan een absolute datering. Demetingen gaven een duidelijk beeld van deontstaansgeschiedenis van de wierde. Erosieof colluviumvorming was niet duidelijk aan tetonen.• Met metingen van de gehaltes aan 137Cs enplutonium in het profiel bleek het welmogelijk om schattingen van erosiesnelhedente maken over de periode van ca. 1960(detonatie van waterstofbommen in deatmosfeer) tot nu. Schatting is dat gedurendedeze 50 jaar maximaal 2 mm/jaar erosie isopgetreden.• De resultaten van 137Cs oppervlaktemetingenwaren op deze locatie niet geschikt om erosievast te stellen
    corecore