9 research outputs found
Risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen op basis van dsRNA/RNAi
Plant protection products are used to protect crops against diseases and pests. The EU Member States are looking to make agriculture more sustainable, among other things by using fewer chemicals. To that end, new plant protection products are being developed that are less harmful to the environment, growers, and consumers. One of these developments concerns plant protection products on the basis of double-stranded RNA (dsRNA). These are natural alternatives to chemical pesticides that work specifically against certain diseases and pests. Plant protection products are assessed for their safety for humans and the environment before they receive market authorisation. However, it turns out that the existing risk assessment is unsuitable for assessing the potentially harmful effects of this latest type of plant protection products, as it focuses primarily on the effects of chemicals. RIVM has made a number of recommendations to facilitate the assessment of dsRNA-based plant protection products. Among other things, it advises risk assessors about which data they need from the entire product in order to evaluate its effects on the environment. Normally, dsRNA degrades rapidly in the environment, causing little exposure. When used in a plant protection product, however, it may be more stable. For the purpose of this study, RIVM investigated which applications on the basis of dsRNA are currently in development. It also looked at the risks that dsRNA might pose for human health and the environment.Gewasbeschermingsmiddelen beschermen landbouwgewassen tegen ziekten en plagen. Binnen Europa willen lidstaten de landbouw verduurzamen, onder andere door minder chemische middelen te gebruiken. Daarom worden nieuwe gewasbeschermingsmiddelen ontwikkeld die minder schadelijk zijn voor het milieu, de gebruikers van de middelen en voor consumenten. Zo zijn gewasbeschermingsmiddelen op basis van dubbelstrengs RNA(ribonucleic acid) (dsNA) in ontwikkeling. Dit zijn natuurlijke alternatieven voor chemische bestrijdingsmiddelen die specifiek tegen bepaalde ziekten en plagen werken. Deze producten worden beoordeeld op hun veiligheid voor mens en milieu, voordat ze op de markt worden toegelaten. Alleen blijkt dat de bestaande risicobeoordeling niet geschikt is om mogelijke schadelijke effecten van dit type gewasbeschermingsmiddelen te beoordelen. Deze is nu vooral gericht op effecten van chemische stoffen. Het RIVM doet aanbevelingen om de beoordeling van dsRNA-middelen mogelijk te maken. Het adviseert onder andere aan risicobeoordelaars welke data uit de bestaande testen voor de beoordeling nodig zijn. Ook raadt het RIVM aan het hele product te beoordelen om de effecten op het milieu te kunnen onderzoeken. dsRNA breekt namelijk snel af in het milieu, waardoor het milieu er weinig aan wordt blootgesteld. Maar in een product kan het stabieler zijn. Voor dit onderzoek heeft het RIVM in kaart gebracht welke toepassingen op basis van dsRNA in ontwikkeling zijn. Ook is gekeken welke risico's van dsRNA er voor mens en milieu zouden kunnen zijn
Bionanotechnology - an initial survey
DNA en RNA (dragers van erfelijke informatie) en eiwitten (vervullen veel functies) komen van nature voor in planten, mensen en dieren. Ze kunnen ook worden gebruikt voor 'slimme' technologische toepassingen op zeer kleine schaal, bijvoorbeeld voor medisch en industrieel gebruik of voor consumentenproducten. Het RIVM onderzocht wat de stand van deze bionanotechnologie is, welke toepassingen in het verschiet liggen, in welke mate de producten van deze technologie al rijp zijn om op de markt te worden gebracht, wat bekend is over mogelijke risico's voor mens en milieu, en in hoeverre het huidige scala aan wetgeving hiervoor voldoende houvast biedt. Veel toepassingen zijn nog in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase, maar de technologie ontwikkelt zich snel. Het RIVM vindt dit type ontwikkelingen interessant en nuttig, bijvoorbeeld omdat ze een medicijn heel gericht naar een bepaalde plek in het lichaam kunnen brengen. Wel is het van belang om in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een nieuw product expliciete aandacht te hebben voor veiligheid en duurzaamheid. Zo'n Safe-by-Design aanpak maakt het mogelijk om tijdig ongewenste effecten te signaleren en te voorkomen. Momenteel ligt de nadruk op de technologische kant van de ontwikkelingen en is de aandacht voor de mogelijk nadelige effecten zeer beperkt. Een eerste screening van mogelijke nadelige effecten laat zien dat bio-nanostructuren, of onderdelen daarvan, immuunreacties en andere nadelige effecten kunnen oproepen. Uit een eerste screening van de relevante wetgeving over stoffen (REACH) en producten (zoals cosmetica en biociden) blijkt dat de gesignaleerde effecten niet automatisch worden 'opgepakt' via de vereiste informatie over veilig gebruik. Daarbij komt dat de hoeveelheid bionanostructuren in toepassingen naar verwachting klein zal zijn. Als er kleine hoeveelheden van een stof op de markt worden gebracht, dan vraagt de wetgeving maar om beperkte informatie. Methoden zoals die nu worden gebruikt om stoffen op schadelijkheid te testen, zijn naar verwachting onvoldoende geschikt.DNA and RNA (carriers of hereditary information) and proteins (multifunctional compounds) are found naturally in plants, humans, and animals. They can also be used for "smart' technological applications on a very small scale, including medical and industrial applications as well as consumer products. RIVM carried out a survey of the present state of bionanotechnology, which applications are on the horizon, to what extent the products that can be produced with this technology are ripe for market introduction, what is known about the potential associated risks for humans and the environment, and to what extent the range of existing legislation can deal effectively with such issues. A great many of applications are still in the research and development phase, but the relevant technology is developing very rapidly. RIVM views such developments as interesting and useful, for example since it has the potential to deliver drugs to a specific site in the human body. However, it is important to focus explicitly on safety and sustainability issues at an early stage of such new product developments. Such a Safe-by-Design approach makes it possible to identify and prevent undesirable effects in a timely fashion. At present, the focus is squarely on the technological side of developments, and there is only a very limited focus on the potential drawbacks. An initial screening of such potentially undesirable effects indicates that bionanostructures, or components of such structures, can lead to immune reactions and other undesirable effects. An initial screening of the relevant legislation that applies to substances (REACH) and products (such as cosmetics and biocides) makes it clear that the (undesirable) effects identified are not automatically dealt with appropriately via the required information on safe use. In addition, the quantity of bionanostructures present in applications is expected to be very small. If small quantities of a substance are introduced to the market, the applicable legislation requires only limited information. The methods presently being used to test substances for negative effects are expected to be inadequate in this regard.Ministerie van I&
Quantitative trait loci affecting growth-related traits in wild barley (Hordeum spontaneum) grown under different levels of nutrient supply
The genetic basis of phenotypic plasticity of relative growth rate (RGR), its components and associated morphological traits was studied in relation to nutrient limitation. In all, 140 F3 lines from a cross, made between two Hordeum spontaneum (wild barley) accessions sampled in Israel, were subjected to growth analysis under two nutrient levels. Quantitative trait loci (QTLs) were detected for RGR and three of its components, leaf area ratio (LAR), specific leaf area and leaf mass fraction (LMF). Indications for close linkage (potential pleiotropy) were found, for example, for LAR and LMF. An interesting case is on chromosome 6, at which QTLs for RGR and seed mass were detected in the same region. These QTLs had opposite additive effects, supporting earlier results that plants growing from lighter seeds had a higher RGR. Only two QTLs were significant under both nutrient conditions, suggesting large QTL ´ environment interactions for most traits. For 21 out of 26 QTLs, however, the additive genetic effect was of identical sign in both nutrient environments, but reached the significance threshold in only one of them. Nevertheless, some QTLs detected in one of the two environments had virtually no effect in the other, and QTLs for plasticity were detected for RGR, LAR and LMF, as well as for some morphological traits. QTLs with opposite effects under high and low nutrients were not found. Thus, at the genetic level, there was no evidence for a trade-off between faster growth at high versus low nutrient levels [KEYWORDS: QTL; plasticity; nutrient limitation; relative growth rate; wild barley; QTL ´ environment interaction]