Understanding territorial governance: conceptual and practical implications

Much of the policy analysis of spatial planning today focuses on governance or multi-level governance in the sense of tracing vertical and horizontal linkages and integration of relevant stakeholders (particularly from the bottom-up). Thus far, little attention has been paid to the more specific territorial dimensions of governance or how knowledge of territorial specificities and the territorial impacts of various courses of action are used in policy- and decision-making. This paper presents the conceptual and practical implications of the ‘ESPON TANGO’ – project (Territorial Approaches for New Governance). To that end a framework of analysis was developed to systematically conceptualise, operationalise and explore territorial governance processes. Some of the main empirical findings from twelve case studies across Europe are synthesised along 20 components of territorial governance. These components are representative of the structural and process-oriented facets of territorial governance. It will be argued that our analytical framework offers various entry points to understand the main elements and characteristics of territorial governance and thus adds clarity to the debate on what territorial governance is. It also offers a more practical access to doing territorial governance to support practitioners and policy makers at any level to promote territorial governance.Die politische Analyse der Raumplanung konzentriert sich zurzeit vornehmlich auf Governance oder Multi-Level-Governance, insofern sie vertikalen und horizontalen Verbindungen und der Eingliederung einschlägiger Interessenvertreter (vor allem von unten nach oben) nachgeht. Die genaueren territorialen Aspekte der Politikgestaltung fanden bisher wenig Beachtung. Auch wie Kenntnisse territorialer Ausprägungen und die territorialen Auswirkungen diverser Vorgehensweisen in die Politik- und Entscheidungsfindung einfließen, wurde noch nicht eingehender untersucht. Dieser Artikel stellt die konzeptionellen und praktischen Implikationen des Projekts ESPON TANGO (Territorial Approaches for New Governance) vor. Zu diesem Zweck wurde ein Analyserahmenwerk für die systematische Konzeptualisierung, Operationalisierung und Erforschung territorialer Governance-Prozesse entwickelt. Einige der wichtigsten empirischen Erkenntnisse aus zwölf europäischen Fallstudien werden neben 20 Komponenten der territorialen Governance dargestellt. Diese Komponenten geben die strukturellen und prozessorientierten Facetten der territorialen Governance wieder. Unser analytisches Rahmenwerk liefert verschiedene Ansätze für ein besseres Verständnis der Hauptelemente und Charakteristika der territorialen Governance und schafft somit mehr Klarheit in der Debatte darum, was territoriale Governance ist. Darüber hinaus bietet es Praktikern und Entscheidungsträgern Hinweise zur Praxis und Förderung territorialer Governance

Weidegang in Nederland anno 2008 : Eindmeting Koe & Wij

Het project Koe & Wij werkt aan een sectorbrede bewustwording van het belang van weidegang en enthousiasmeert melkveehouders voor weidegang door het bieden van technische en economische oplossingen voor knelpunten bij weidegang. Het effect van het project Koe & Wij is gemonitord middels een nulmeting bij de start en een eindmeting na afloop. Doel van deze eindmeting is: de verandering (voorjaar 2008 ten opzichte van zomer 2006) van bewustzijn, houding en gedrag van melkveehouders ten aanzien van weidegang vast te leggen; inzicht in de (spreiding van) persoonlijke waarden van melkveehouders; inzicht krijgen in de resultaten van het project Koe & Wij voor een beoordeling van de effectiviteit van het project; ideeën en suggesties voor de invulling van een eventueel vervolgproject. Dit is de rapportage van de eindmeting welke CLM Onderzoek en Advies in het kader van het project Koe & Wij heeft uitgevoerd. Deze eindmeting is uitgevoerd middels een telefonische enquête onder een representatieve groep van 600 melkveehouders verdeeld over het gehele lan

A new approach to explain farmers’ adoption of climate change mitigation measures

The determinants of farmers’ decisions to reduce greenhouse gas (GHG) emissions are currently not well understood. This study takes several new angles in investigating farmers’ climate change mitigation behaviour. Based on two identical surveys among representative samples of Dutch farmers, this study examines the underlying determinants and motivating factors for three different types of climate change mitigation measures on farms: energy saving, the production of renewable energy and reduction of emissions of methane and nitrous oxide (non-CO2 emissions). Furthermore, the study explores whether farmers’ awareness and behaviour has been influenced by a communication campaign carried out by the government of the Netherlands between 2012 and 2015. Four major conclusions emerge. Firstly, the analyses demonstrate that accounting for the cost-effectiveness and technology readiness level (TRL) of different types of climate change mitigation measures provides for a better understanding of the factors that motivate farmers to adopt these measures. Secondly, neither the willingness to take GHG reduction measures nor knowledge on GHG emissions are consistent motivating factors for energy-related measures. Thirdly, it seems that external factors, such as economic hardship, dominate the overall environmental awareness of farmers. Fourthly, the farmer’s propensity to innovate proved to be the strongest and most consistent predictor of both the willingness and the actual adoption of climate change mitigation technologies. Therefore, focusing on making farmers more open to change and general innovation in campaigns in the agricultural sector might be more effective than campaigns focusing specifically on climate change mitigation

Agrarische natuurverenigingen in opkomst : een eerste verkenning naar natuurbeheeractiviteiten van agrarische natuurverenigingen

Analyse ten behoeve van het Natuurplanburea

Fosfaat: de bodem als bron : experimenten in de Kempen

Fosfaat is een van de belangrijkste probleemstoffen in de diffuse verontreiniging van het Noord Brabantse grond- en oppervlaktewater. In het kader van Inwa (Interactief Waterbeheer in de Grensregio Vlaanderen Nederland) is in het project ‘Fosfaat de bodem als bron’ geëxperimenteerd met uitmijning van fosfaat op zeven bedrijven in de Kempen. In de periode januari 2010 tot en met augustus 2011 is geëxperimenteerd met vijf soorten maatregelen: sturen met gehaltes in de mest; verhogen organische stofgehalte in de bodem; sturen fosforgehaltes in het voer; strategisch verdelen van beschikbare mest; fosfaatverschralen langs slootkanten. Bij alle maatregelen staat praktische en economische inpasbaarheid hoog op het wensenlijstje van de deelnemende agrariërs. Uit de experimenten komt naar voren dat een afname van de fosfaatvoorraad in de bodem kan worden bereikt door alle bovengenoemde maatregelen

Lyrik zwischen Banalitäten und ästhetischem Reiz: Johann Peter Uz und die Anakreontik als Wegbereiter des jungen Goethe

Johann Peter Uz war im 18. Jh. ein hochgeachteter Lyriker, galt seinen Zeitgenossen als deutscher Horaz. Doch verblasste sein Ruhm schon zu Lebzeiten: Als allzu banal und profillos wurden die anakreontischen Rokokogedichte empfunden. Zusehends verdrängt von der Sturm-und-Drang-Lyrik kam Uz selbst 1782 zu dem Schluss, dass er sich als Dichter überlebt habe. Doch hatte auch etwas von seiner Dichtung überlebt: Der junge Goethe übernahm anakreontische Motiv- und Formelemente für seine Sturm-und-Drang-Lyrik, grenzte sich aber auch zunehmend von der Anakreontik ab und setzte wesentliche neue Akzente. Im Rahmen der Analyse zweier exemplarischer Rokokogedichte von Uz, Frühlingslust und An Amor, soll quantitativ-inhaltsanalytisch vorgehend, gezeigt werden, wie Anakreontik ‚gemacht‘ ist, worin die zeitgenössische Literaturkritik jene Mischung aus Banalität und ästhetischem Reiz gesehen hat, die einerseits zu ihrer Verdrängung führte, sie andererseits aber auch anknüpfungsfähig für die Sturm-und-Drang-Lyrik machte. Am Beispiel von Kleine Blumen, kleine Blätter soll anschließend gezeigt werden, wie der junge Goethe an die Anakreontik anknüpfte und sie schließlich überwand. Der Vergleich der Gedichte Uzens mit denen Goethes erfolgt unter Verwendung der von Zymner geprägten Begriffe autorfaktuale und personafiktionale Lyrik, auf deren Basis, alternativ zu dem umstrittenen Begriff Erlebnislyrik, die Frage nach persönlich-biographischen Akzenten in Goethes Sesenheimer Liedern lyriktheoretisch fundiert diskutiert wird

Waardering weidegang : en wat drijft jou?

Op basis van de nulmeting van het project Koe & Wij was al geconcludeerd dat de factor ‘persoonlijke waarden’ een zeer belangrijke rol speelt in de afweging om de koeien al dan niet te weiden. Uit het huidige onderzoek blijkt dat ‘persoonlijke waarden’ een rol spelen bij alle drie de andere afwegingen uit het afwegingskader van Koe & Wij: ‘arbeid’, ‘economie’ en ‘maatschappelijke waarden’. We kunnen op basis van dit onderzoek vier ‘typen’ ondernemers onderscheiden: de zakelijke ondernemer; de genietende ondernemer; de traditionele ondernemer; de overtuigde ondernemer. Elke type ondernemer laat andere waarden meewegen in het maken van de keuze voor weidegang of opstallen