28 research outputs found
Seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder HIV, in Nederland in 2007
Net als in 2006 was chlamydia in 2007 de meest gediagnosticeerde bacterikle geslachtsziekte in de soacentra, vooral bij jongeren. Het percentage positieve chlamydiatesten nder heteroseksuele mannen en vrouwen daalde enigszins, voor het eerst sinds vier jaar (van 10,6% naar 10,1%). In 2006 stabiliseerde dit percentage bij mannen die seks hebben met mannen (MSM), en die trend zette door in 2007. Het percentage positieve gonorroe-, syfilis- en hivtesten nam net als voorgaande jaren af in 2007 (respectievelijk 2,4%, 0,9% en ,5%). Deze infecties werden het meest gediagnosticeerd bij MSM. In 2007 zijn er 306 nieuwe hivdiagnoses gesteld in de soacentra, ongeveer een derde van de 864 hivpositieven die dat jaar landelijk in de hivcentra zijn gemeld. Eind 2007 waren in totaal 14.019 personen in Nederland met hiv geregistreerd. Het aandeel van MSM onder de nieuw hivinfecties nam in 2007 verder toe. Net als eerdere jaren werd in de soacentra bij MSM die bekend zijn met hun positieve hivstatus vaak nog een andere geslachtsziekte gevonden (45%). In deze groep is sinds 2004 regelmatig LGV, een agressieve variant van chlamydia, en sinds 2007 hepatitis C gediagnosticeerd. Versterkte surveillance en innovatieve interventies zijn nodig om verdere verspreiding onder MSM en naar andere groepen te voorkomen. Onder bepaalde migrantengroepen in Nederland (onder andere afkomstig uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba) komen hiv, chlamydia, gonorroe en syfilis relatief vaker voor dan onder autochtone Nederlanders. Ook deze constatering vraagt om vernieuwende maatregelen die op de bevolkingsgroepen zijn toegespitst. De soacentra bieden soazorg aan hoogrisicogroepen. In 2007 hebben ruim 78.000 personen zich daar laten testen, een toename van 13% ten opzichte van 2006. Net als in 2006 was chlamydia in 2007 de meest gediagnosticeerde bacterikle geslachtsziekte in de soacentra, vooral bij jongeren. Het percentage positieve chlamydiatesten onder heteroseksuele mannen en vrouwen daalde enigszins, voor het eerst sinds vier jaar (van 10,6% naar 10,1%). In 2006 stabiliseerde dit percentage bij mannen die seks hebben met mannen (MSM), en die trend zette door in 2007. Het percentage positieve gonorroe-, syfilis- en hivtesten nam net als voorgaande jaren af in 2007 (respectievelijk 2,4%, 0,9% en 0,5%). Deze infecties werden het meest gediagnosticeerd bij MSM.In 2007, chlamydia was the most common bacterial sexually transmitted infection (STI) diagnosed in Dutch STI centres. Similar to previous years, infections were reported especially in young heterosexuals. The proportion of positive chlamydia tests among heterosexual men and women decreased slightly for the first time in four years (from 10.6% to 10.1%). In 2006, this proportion had stabilized in men who have sex with men (MSM) with the trend continuing in 2007. The positivity rate for gonorrhoea (2.4%), syphilis (0.9%) and HIV (0.5%) continued to decrease in 2007. These infections were most frequently diagnosed in MSM. In 2007, 306 new positive HIV cases were diagnosed in STI centres in the Netherlands. This number amounts to about one third of the total number of 864 positive HIV cases registered nationally. At the end of 2007, a total of 14,019 HIV cases in care were registered in the Netherlands. The proportion of MSM among new HIV cases rose further in 2007. In line with previous years, concurrent STIs were diagnosed very frequently among MSM visiting STI centres (45%) who had known HIV positive status. In this group of men, Lymphogranuloma Venereum (LGV) an aggressive type of chlamydia, has been reported frequently since 2004; this has also been the case for hepatitis C since 2007. In this group of men, strengthened surveillance and innovative interventions are warranted in order to prevent further transmission both among MSM and to other population groups. In some specific migrant groups in the Dutch population -- for example, people from Surinam, the Netherlands Antilles and Aruba -- HIV, chlamydia, gonorrhoea and syphilis are more common than in the autochthonous Dutch population. This indicates the need for targeted intervention by risk profile. The specialised STI centres in the Netherlands offer STI testing and care targeted at high risk groups. In 2007, approximately 78,000 people used this service amounting to a rise of 13% compared to 2006
Osteoporose in de huisartsenpraktijk.
De prevalentie van osteoporose is licht toegenomen in de afgelopen vijf jaar, vooral in de groep vrouwen van 75 jaar en ouder. Osteoporose ontstaat met name op latere leeftijd. Tijdens de groei neemt de botaanmaak toe. Op 25 tot 30-jarige leeftijd wordt de zogeheten piekbotmassa bereikt. Deze piekbotmassa wordt overwegend bepaald door genetische factoren. Daarnaast spelen voeding en beweging een belangrijke rol. Na het veertigste jaar gaat de afbraak overheersen. Mannen verliezen na hun veertigste geleidelijk aan 20% tot 30% van hun botmassa. Bij vrouwen is het botverlies rond de menopauze gedurende enkele jaren versneld. Bij een aantal vrouwen loopt het totale verlies aan botmassa op tot 40% Ã 50%. (aut.ref.
The prevalence of disease clusters in older adults with multiple chronic diseases - a systematic literature review
Contains fulltext :
126145.pdf (publisher's version ) (Open Access)BACKGROUND: Since most clinical guidelines address single diseases, treatment of patients with multimorbidity, the co-occurrence of multiple (chronic) diseases within one person, can become complicated. Information on highly prevalent combinations of diseases can set the agenda for guideline development on multimorbidity. With this systematic review we aim to describe the prevalence of disease combinations (i.e. disease clusters) in older patients with multimorbidity, as assessed in available studies. In addition, we intend to acquire information that can be supportive in the process of multimorbidity guideline development. METHODS: We searched MEDLINE, Embase and the Cochrane Library for all types of studies published between January 2000 and September 2012. We included empirical studies focused on multimorbidity or comorbidity that reported prevalence rates of combinations of two or more diseases. RESULTS: Our search yielded 3070 potentially eligible articles, of which 19 articles, representing 23 observational studies, turned out to meet all our quality and inclusion criteria after full text review. These studies provided prevalence rates of 165 combinations of two diseases (i.e. disease pairs). Twenty disease pairs, concerning 12 different diseases, were described in at least 3 studies. Depression was found to be the disease that was most commonly clustered, and was paired with 8 different diseases, in the available studies. Hypertension and diabetes mellitus were found to be the second most clustered diseases, both with 6 different diseases. Prevalence rates for each disease combination varied considerably per study, but were highest for the pairs that included hypertension, coronary artery disease, and diabetes mellitus. CONCLUSIONS: Twenty disease pairs were assessed most frequently in patients with multimorbidity. These disease combinations could serve as a first priority setting towards the development of multimorbidity guidelines, starting with the diseases with the highest observed prevalence rates and those with potential interacting treatment plans
Huisartsenzorg in cijfers: minder opvliegers in de huisartsenpraktijk.
Opvliegers en klachten van vaginale atrofie zijn de meest voorkomende problemen van vrouwen in de overgang: 55 tot 60% van hen heeft opvliegers en ongeveer 30% van de postmenopauzale vrouwen heeft klachten van vaginale atrofie. Deze klachten leiden echter steeds minder vaak tot een bezoek aan de huisarts