12 research outputs found

    Wassenaar Jagerslaan 13

    No full text
    In opdracht van Inpijn-Blokpoel b.v. heeft ADC ArcheoProjecten aan de Jagerslaan 13 te Wassenaar op 25 april een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd. In totaal zijn, verdeeld over het terrein, vijf 2 proefputten van elk 5x4 maangelegd.Onder de bouwvoor bevindt zich een pakket opgebrachte grond, waaronder een stuifzandpakket aanwezig is. Mogelijk is dit stuifzandpakket niet in één keer, maar in meerdere fasen afgezet, binnen dee periode 1400 tot 1800. Uit dit pakket is baksteenmateriaal, dakpanmateriaal en 14tot 18 -eeuwsaardewerk verzameld. Deze bodem is na de 18e eeuw afgedekt door het pakket opgebrachte grond waarop de huidige bouwvoor tot ontwikkeling is gekomen. De bodemvorming van dit zandpakket bestaat uit een humeus zandpakket met een losse structuur waarin enkele natuurlijke kuilen zichtbaar zijn die voor een deel als boomvallen aangemerkt konden worden. Een vegetatie met bomen en struiken heeft zich hier mogelijk op ontwikkeld, zoals dat tegenwoordig kenmerkend is voor het duingebied.Het hierboven beschreven zandpakket dekte een eronder liggend pakket af waarin eveneens sprake is van bodemvorming. In dit zandpakket zijn waarschijnlijk meerdere akkerlagen te onderscheiden die door verstuiving in verticale zin enigszins van elkaar gescheiden konden worden. Werkput 2 gaf het beste inzicht in deze bodemopbouw. Er is hier sprake van omwerking van de grond, mogelijk als gevolg van het werken met een ploeg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het een akkerareaal betreft. In werkput 4 is in de onderste akkerlaag een randje van Paffrath Kogelpotaardwerk (Late Middeleeuwen: 1050-1250) gevonden. Tijdens het eerder uitgevoerde booronderzoek door Jacobs en Burnier waren uit dit oudste niveau reeds enkele aardewerkscherven met een laatmiddeleeuwse datering verzameld.Onder deze akkerlagen bevindt zich het duinzand, hier zijn geen aanwijzingen voor bodemvorming. De werkputten bevatten anders dan de beschreven bodemopbouw, met aanwijzingen voor een laatmiddeleeuws akkerareaal, geen archeologische sporen.Er is geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats. ADC ArcheoProjecten adviseert dan ook om het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Het uiteindelijke selectiebesluit wordt genomen door het bevoegd gezag

    Bovenkarspel,Hoofdstraat 318,gemeente Stede Broec

    No full text
    In opdracht van Econsultancy bv heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Hogestraat 81 te Dinxperlo in de gemeente Aalten. Het plangebied zal worden herontwikkeld. De huidige bebouwing zal worden afgebroken en er worden 12 appartementen, een parkeergarage en een zorgbad gerealiseerd.Het nieuwbouwproject staat bekend als De Wolken. Het onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Vanuit het bureauonderzoek kan vooralsnog niet duidelijk bepaald worden binnen welke landschappelijke eenheid het plangebied ligt en welke bodemsoort kan worden verwacht. Uit het booronderzoek blijkt dat voor het zuidwestelijk en oostelijk deel van het plangebied een esdek (A-horizont) op dekzandafzettingen (dekzandrug, C-horizont) aanwezig is. Voor het zuidwestelijk deel is deze overgang niet verstoord en voor het oostelijk deel slechts licht verstoord. Hier kunnen (in situ) archeologische resten verwachten worden.Voor het noordelijk, middelste en zuidelijk deel van het plangebied is tot aan de sterk zandige veenlaag het bodemprofiel volledig verstoord. Mogelijke archeologische resten zullen voor dit deel van het bodemprofiel niet meer in situ aanwezig zijn. Vanaf de sterk zandige veenlaag is het bodemprofiel ongestoord. Mogelijk heeft het noordelijk, middelste en zuidelijk deel van het plan- gebied gelegen binnen een voormalig beekdal. Hier kunnen archeologische resten worden verwacht, die geassocieerd worden met beekdalen.Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. Volgens de “Richtlijn archeologisch onderzoek van beekdalen in Pleistoceen 1 Nederland” kan in een te vergraven beekdal waaruit geen archeologische vindplaats bekend is een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd bij een lage archeologische verwachting. Door gebrekkige gegevens i.v.m. de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom en dichtbij de grens met Duitsland is de archeologische verwachtingswaarde niet duidelijk aan te geven.Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten, mede door de kleine oppervlakte van hetplangebied, om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). De archeolo- gische begeleiding dient als voorwaarde in de bouwvergunning te worden opgenomen. Het verdient verder de aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg

    Eibergen, Borculoseweg 17, gemeente Berkelland

    No full text
    Voor het plangebied Borculoseweg 17 heeft ADC ArcheoProjecten een onderzoek in de vorm van proefsleuven met een doorstart naar een archeologische opgraving uitgevoerd. In de proefsleuven kwamen in het zuidelijk deel van de onderzoekslocatie enkele sporen naar voren met hierin prehistorisch aardewerk te dateren in de IJzertijd. In het noordelijk deel werd bij de aanleg van het vlak ook IJzertijd aardewerk en ander materiaal in meer losse context gevonden. Daarop is besloten om ter plekke van de nieuwbouw in het zuidelijk deel van het plangebied de hier liggende proefsleuf uit te breiden en dit deel volledig op te graven. Omdat ten zuiden van deze nieuwbouw geen bodemingrepen zullen plaatsvinden, is besloten de grond hier ongeroerd te laten. Tijdens deze archeologische opgraving werden naast enkele grote verstoringen weinig tastbare aanvullende sporen gevonden. Wel bleek bij de aanleg van het profiel dat zich op een dieper niveau in het dekzand een Laat Paleolithische (Laag van Usselo) of Vroeg Holocene (begin van het Mesolithicum) bodem bevindt.Het noordelijk deel van het plangebied kenmerkt zich vooral door een aanwezige laagte waar zich een bodem heeft kunnen vormen die gekoppeld kan worden aan de top van het dekzand. In het zuidelijk deel is deze dekzandrug aanwezig waarin de sporen zijn gegraven. Het lijkt aannemelijk dat de verspreiding van het aardewerk gekoppeld kan worden aan deze archeologische sporen. De aangesneden sporen behoren waarschijnlijk tot de rand van een nederzetting dat zich verder naar het zuiden zal bevinden. Op basis van morfologische kenmerken van het aardewerk wordt verondersteld dat zich in het zuidelijk deel van het plangebied bewoning uit de IJzertijd, mogelijk nader te dateren tot de Vroege IJzertijd, bevindt

    Holle Watering, gemeente Westland (ZH). Archeologisch onderzoek in de hoordgeul van de Gantel. IVO in de vorm van proefsleuven.

    No full text
    In opdracht van Projectbureau Westlandse Zoom heeft ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in het plangebied Holle Watering. Het gaat hier om een onderzoekslocatie op een perceel net ten zuiden van het riviertje/sloot de Groote Gantel. Het onderzoek richt zich op het bepalen van de aard, omvang, kwaliteit en datering van eventueel aanwezige archeologische complexen. Het rapport voorziet in een vakinhoudelijke waardering op basis waarvan de bevoegde overheid een selectiebesluit kan nemen in overeenstemming met het gemeentelijke monumentenbeleid.Twee sleuven zijn aangelegd in elkaars verlengde met een breedte van ongeveer 4 m en een totale lengte van ongeveer 140 m. Een lengte-profiel is hierbij gedocumenteerd. In het profiel zijn twee vegetatieniveaus aanwezig, waarbij de onderste waarschijnlijk uit de Romeinse tijd stamt en de bovenste uit de Nieuwe Tijd.Romeinse tijd tot late middeleeuwen Het lengte-profiel laat een vegetatiehorizont/bodem zien die op basis van de stratigrafie elders waargenomen de Romeinse bodem afdekt. Het blijkt dat de Gantel op de onderzoekslocatie ten tijde van de Romeinse tijd dusdanig verland was, zodat deze bodem kon ontstaan. Dit is een bekrachtiging voor het gegeven dat het Gantel-systeem voor een groot deel niet meer watervoerend was vanaf de Romeinse periode. Het blijft de vraag in hoeverre nog een restgeul actief is gebleven. Deze is in ieder geval niet op de onderzoeklocatie aangetroffen. Het niveau waarop sporen van bewoning en landgebruik verwacht mogen worden is aanwezig. De aard van het complextype (akker, velden, wilde graslanden) kon niet vastgesteld worden. Uit dit onderste vegetatieniveau is een groot fragment bot verzameld. Daarnaast is één mogelijk greppeltje aangetroffen.In de late middeleeuwen is het Gantelsysteem opnieuw actief. Boven deze afzetting lijkt nog een relatief dun pakket zandige klei te zijn afgezet waarop de sporen vanaf de Nieuwe Tijd zich bevinden.Nieuwe Tijd Op het gebied van bewoningssporen zijn de resultaten mager te noemen. Enkele off-site structuren dateren in de Nieuwe Tijd (mogelijk 18 /19e eeuw). De afrastering en ploegsporen verwijzen naar agrarisch gebruik. Het aardewerk laat zien dat de onderzoekslocatie evenwel in de 16 /17e eeuw in gebruik was. Dit is mogelijk in verband te brengen met de aanleg van boomgaarden en het begin van de tuinbouw in deze omgeving.De resultaten geven geen reden tot vervolgonderzoek ter hoogte van de onderzoekslocatie. De aanwezigheid van een vegetatieniveau dat aan de Romeinse periode is te koppelen, geldt als een belangrijk resultaat van dit onderzoek en heeft consequenties voor de monumentenzorg van het overige te ontwikkelen plangebied

    Wildhage, Teteringen, gemeente Breda (NB). Een archeologische opgraving.

    No full text
    In opdracht van Breda Bouw BV heeft ADC ArcheoProjecten een Archeologische Opgraving uitgevoerd in het plangebied Wildhage op de locatie van de te bouwen woning type C. Vooronderzoek toonde aan dat sporen uit de Nieuwe Tijd (zie Periodetabel hieronder) aanwezig kunnen zijn in de directe nabijheid. Daarbij kunnen mogelijk sporen van een Spaanse verdedigingslinie tijdens een beleg van Breda (1624-1625) verwacht worden.Het hier gepresenteerde onderzoek leverde geen duidelijke sporen uit de Nieuwe Tijd op, alsmede ontbraken aanwijzingen voor een verdedigingswerk ter plekke, ten tijde van een Spaans beleg van Breda. De werkput bleek voor het grootste deel verstoord te zijn. Op een tweede vlak werd wel een humeuze laag gevonden. Daarnaast was een diepe kuil in het zuidprofiel van dee put zichtbaar. Zowel tijdens de vlakaanleg als binnen deze diepe kuil werd naast 19 /20e eeuwse aardewerk ook 16 /17e eeuws aardewerk geborgen.De verstoringen zijn dusdanig van aard en omvang, zodat op basis van deze opgraving geen beeld geschetst kan worden van mogelijk aanwezige archeologische waarden in de omgeving

    Schoonrewoerd, Kalverweg gemeente Leerdam (ZH). Enkele vondsten uit de Late Middeleleuwen en de Nieuwe Tijd. Archeologische begeleiding.

    No full text
    ADC ArcheoProjecten heeft een Archeologische Begeleiding (volgens KNA 3.1 protocol opgraving; IVO-P) uitgevoerd in het plangebied Schoonrewoerd-Kalverweg. Aanleiding is de sloop van bestaande fundamenten en te realiseren nieuwbouw. In het onderzoeksgebied zijn twee aaneengesloten werkputten aangelegd (op de locatie van de bouwput) met een totale 2 oppervlakte van 636 m . De vraagstelling voor het onderzoek is de bepaling van de archeologische waarde van de in het vooronderzoek aangetroffen terpresten.Vooronderzoek De vondsten gedaan te Schoonrewoerd dateren voornamelijk vanaf de Late Middeleeuwen met enkele aanwijzingen voor vroegere bewoning (Romeinse tijd). Schoonrewoerd bevindt zich daarnaast op twee verlande stroomgordels (Schoonrewoerdse en Middelkoopse), waarvan uit de omgeving bekend is dat deze vanaf de Midden Steentijd bewoond (kunnen) zijn geweest. De basis onder de terpophogingen kan vanaf de 12 eeuw gedateerd worden, op het moment dat men druk doende was met het ontginnen van de uitgestrekte veengebieden (cope-ontginningen). De Schoonrewoerdse terp zal iets later zijn opgeworpen. Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat de locatie mogelijk in de 14 eeuw werd opgehoogd. De toren van de kerk van Schoonrewoerd dateert in ieder geval uit omstreeks 1300.Resultaten De bouwput heeft geen sporen opgeleverd die tot de beginperiode van de terpbewoninggerekend kunnen worden. Wel is aardewerk aangetroffen dat in deze periode, vanaf de 12 eeuw, gedateerd wordt. Daarnaast is aardewerk uit voornamelijk de 14 tot 17 eeuw aanwezig.De sporen die zijn aangetroffen, bestaan uit enkele kuilen en een sloot die waarschijnlijk als erfscheiding diende. Deze sporen kunnen op basis van het vondstmateriaal niet vroeger dan de 18 eeuw gedateerd worden en behoren dan ook bij de bewoning langs de Kalverweg in de 18tot begin 20 eeuw. De vondst van een bakstenen waterput en bezinkbak behoren tot de boerderij die op historisch fotomateriaal staat afgebeeld. Voor het overige is de ondergrond tot op het diepste niveau van de bouwput grotendeels verstoord door de bouw van de voormalige fruitloods.Voor dit terrein zal geen verder onderzoek plaatsvinden. Aan de hand van de aardewerkvondsten moet men wel bedacht zijn op een bewoning in de Late Middeleeuwen in de directe omgeving. Het aardewerk kan uitgespreid zijn over het akkerland om de grond vruchtbaar te maken (zogeheten ‘toemaak'). Dit betekent wel dat bewoning zich hier niet ver vandaan bevond. Het onderzoeksgebied behoorde mogelijk tot de akkergronden van de woonkern van Schoonrewoerd. De Kalverweg kan daarnaast ook als ontginningsas hebben gediend waarlangs zich boerderijen bevonden. Het gebied rondom de Kalverweg blijft een gebied met een hoge archeologische waarde, ondanks het ontbreken van tastbare laatmiddeleeuwse sporen binnen de onderzoekslocatie

    De Lier, bedrijventerrein Leehove

    No full text
    In opdracht van de Gemeente Westland heeft ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven met aanvullende boringen uitgevoerd voor het plangebied Bedrijventerrein Leehove in De Lier. Vooronderzoek toonde reeds aan dat zich op deze locatie mogelijke nederzettingsresten uit de Romeinse tijd (1tot 3e eeuw n. Chr.) en de Vroege Middeleeuwen (450-1050 n. Chr.) bevinden.Uit het proefsleuvenonderzoek komt inderdaad naar voren dat zich binnen het gebied met een zeer hoge verwachting nederzettingsresten uit de Romeinse tijd bevinden. Op basis van het vondstmateriaal lijktbewoning in de 3e eeuw aannemelijk. Iets ten zuiden van het gebied met een zeer hoge verwachting werd een geul gevonden met naast Romeins materiaal een behoorlijke component Karolingisch aardewerk. Door de geringe breedte van de beide aangelegde sleuven van twee meter en de zeer slechte weersomstandigheden bleek het niet mogelijk een duidelijk inzicht in de aard van de sporen te krijgen. De sporen lijken zich op twee niveaus te bevinden, waarbij het vooralsnog onduidelijk is of de niveaus enerzijds een vroegmiddeleeuwse fase vertegenwoordigen en anderzijds een inheems-Romeinse fase. Bij de Romeinse vindplaats werd in ieder geval een perceleringsgreppel aangesneden met hierin behoorlijk wat bouwpuin.In de directe nabijheid van het onderzoeksgebied zijn tijdens vooronderzoek twee vindplaatsen aangetroffen: direct ten noorden een Romeinse huisplaats en direct ten westen een Karolingische vindplaats. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat de Romeinse sporen en vondsten aan de huisplaats te koppelen zijn en de Karolingische vondsten in de geul aan de vindplaats die hier ten westen van gelegen is. Eventueel toekomstig onderzoek kan hier meer inzichten in verschaffen.Voorgesteld wordt om het selectieadvies op basis van het vooronderzoek te handhaven en tevens uit te breiden tot op de locatie van de aangesneden geul. Indien toekomstige bodemverstoringen plaatsvinden, wordt voorgesteld de westelijke punt van het gebied op de verwachtingskaart vlakdekkend op te graven. Met behulp van enkele aanvullende proefsleuven kan dan tevens buiten dit gebied de geul onderzocht worden en bepaald worden of hier nog een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden. Aanbevolen wordt om toekomstige resultaten te combineren met de uitgevoerde onderzoeken naar de Romeinse en de Karolingische vindplaats in de directe omgeving. Verder wordt aanbevolen eventueel toekomstig onderzoek niet in een natte periode uit te voeren en de mogelijkheden te onderzoeken tot bronbemaling. Tijdens het huidige onderzoek is namelijk gebleken dat het vlak door overvloedig regenwater, maar mogelijk ook door de grondwaterspiegel, zeer snel onleesbaar wordt voor gedegen archeologisch onderzoek

    Austerlits, Gramsterweg/Oude Postweg, gemeente Zeist

    No full text
    Op 18 en 19 juli 2007 heeft ADC ArcheoProjecten een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op de nieuwbouwlocatie tussen de Gramserweg en de Oude Postweg te Austerlitz. Op 26 november 2007 heeft nog een klein aanvullend proefsleuvenonderzoek plaatsgehad. Austerlitz is ontstaan uit het kampdorp behorende bij het Franse legerkamp dat hier in 1804 en 1805 gelegerd was. De onderzoekslocatie bevindt zich binnen de locatie van het Frans-Bataafse legerkamp, zodat eventuele sporen behorende bij dit kamp verwacht konden worden. In totaal zijn verspreid over het terrein acht proefsleuven (in het vervolg te noemen als werkputten) aangelegd (zie bijlage). De werkputten hebben slechts enkele archeologische sporen opgeleverd. Op basis van het weinige aangetroffen vondstmateriaal konden naar aanleiding van het onderzoek uitgevoerd op 18 en 19 juli mogelijk alleen een greppel/gracht of drinkpoel en een kuil worden toegeschreven aan de Napoleontische tijd. Tijdens het aanvullende onderzoek op 26 november werd echter duidelijk dat de mogelijke greppel/gracht of drinkpoel van recente aard is, namelijk een diep ingegraven kuil met hierin voornamelijk recent baksteenpuin. De in het veld aangewezen sporen zijn voor het overgrote deel van natuurlijke aard of van recente ouderdom. De werkputten 1, 5 en 7 zijn daarbij voor een deel tot in zijn geheel (werkput 5) tot grote diepte reeds vergraven. De natuurlijke verkleuringen in het vlak bestaan voornamelijk uit mangaanbanden die al dan niet recht naar beneden lopen en in het veld in eerste instantie als mogelijke paalgaten zijn geïnterpreteerd. Clusters of richtingen in deze mangaanvlekken zijn niet aan te geven, alsmede ontbreekt enig materiaal dat aan deze mangaanbanden valt te koppelen. Enkele van deze mangaanbanden kunnen mogelijk wel als paalgaten worden aangemerkt, maar de meeste zullen gezien hun grillige vorm een natuurlijke oorsprong hebben. Tijdens het aanvullende onderzoek bleek dat het merendeel van deze mangaanbanden natuurlijke verkleuringen betreft. Op basis van de magere resultaten wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. De sporen zijn niet duidelijk genoeg en er zijn te weinig vondsten om een nader onderzoek op dit kleine deel van het legerkamp aan te bevelen. Daarbij blijkt op een deel van het terrein de ondergrond diep geroerd. Dit is tevens op de plekken waar op basis van historisch kaartmateriaal mogelijke gebouwstructuren waren te verwachten. Op basis van dit onderzoek is geen nader inzicht in het legerkamp verkregen, anders dan dat al uit de historische bronnen naar voren is gekomen

    Mannenhuisstraat 8-14, gemeente Montfoort. De gracht van kasteel Montfoort? IVO in de vorm van een proefsleuf.

    No full text
    In opdracht van Hollands Midden b.v. heeft ADC ArcheoProjecten een proefsleuf aangelegd opde onderzoekslocatie Mannenhuisstraat 8-14 te Montfoort. Deze proefsleuf had een lengte vanongeveer 20 m en een breedte van ongeveer 4 m. Hierbij is een waterloop gevonden met eenwaarschijnlijke beschoeiing bestaande uit ingeslagen houten palen. Op basis van hete evondstmateriaal afkomstig uit een humeuze vulling van de waterloop kan deze in de de 13 tot 15e eeuw gedateerd worden.De geschiedenis van Montfoort hangt nauw samen met het Kasteel Montfoort (eerste bouw in dee12e eeuw en voor een groot deel vernietigd in 1672). De gracht van het kasteel loopt net langs deonderzoekslocatie, maar eigenlijk is niet duidelijk hoe breed deze werkelijk was. Op historischeprenten staat een brede gracht aangegeven die mogelijk oorspronkelijk ook voor een deel deonderzoekslocatie aansneed. Aan de noordzijde was het Mannenhuis gelegen met bijbehorendee ekapel (gebouwd in de 16e eeuw en gesloopt in de tweede helft van de 20e eeuw).Op basis van het aangetroffen vondstmateriaal, de waterloop die mogelijk een gracht betreft ende nabijheid tot de kasteelgracht, kan de vindplaats als behoudenswaardig worden beschouwd.Aangezien behoud in situ geen optie is, wordt aanbevolen nader archeologisch onderzoek in devorm van een Definitieve Opgraving uit te laten voeren. De directe nabijheid van historische bebouwing als het kasteel en het Mannenhuis bieden mogelijkheden om meer inzicht in destadsgeschiedenis van Montfoort te kunnen verschaffen

    Cananefaatse boeren op de noordelijke oeverwal van de Gante

    No full text
    In het najaar van 2006 heeft ADC ArcheoProjecten in opdracht van de Gemeente Westland een opgraving uitgevoerd in het plangebied Juliahof, gelegen te Wateringen. De opgraving richtte zich in het bijzonder op de Romeinse bewoningssporen. Van de aanwezige vindplaats zijn drie delen (aangeduid als Zone 1, Zone 2 en Zone 3/4) geselecteerd voor nader archeologischonderzoek, aangezien behoud hier niet mogelijk bleek. De overige delen van de vindplaats blijven wel door inpassing in de toekomstige planontwikkeling behouden. In zowel Zone 1 als Zone 3/4 is een huisplaats aangetroffen. Zone 2 bevindt zich waarschijnlijk net aan de rand van een huisplaats. Hier werden enkele kuilen met vondsten en een kavelsloot gevonden. De verschillende huisplaatsen waren door kavelsloten met elkaar verbonden, maar vormden tegelijkertijd door deze kavelsloten omringde zelfstandige erven. Ten zuiden van de huisplaatsen zijn bij het definitieve onderzoek drie crematiegraven gevonden. In twee van de drie gevallen gaat het om kuilen waarin naast de crematieresten (delen van) deels verbrand vaatwerk is bijgezet. In het derde geval gaat het om een urn die is ingegraven. Tijdens een vooronderzoek was ook al een crematiegraf aan het licht gekomen, zij het dat alleen het meegeven en op de brandstapel verbrande vaatwerk werd teruggevonden.Binnen Zone 1 werd een huisplaats gevonden op een hoog deel van de oeverwal die, gezien deoversnijdingen van de wandgreppels, meer-fasig zal zijn geweest (drie fasen). Door het beperktekarakter van het archeologisch onderzoek in deze zone, aangezien de aangrenzende delen vande vindplaats behouden blijven, valt de lay-out van deze huisplaats niet reconstrueren.Zone 3/4 heeft wel een duidelijke lay-out van een huisplaats opgeleverd. Deze huisplaats is bijna volledig opgegraven, zodat een goede indruk is verkregen kan worden van de ruimtelijke indeling van dit erf. Dit erf is omringd door een kavelsloot. In het centrum ligt het hoofdgebouw dat op basis van de oversnijdingen van de huisplattegronden zeker twee-fasig en mogelijk zelfs drie- fasig is. Op basis van het slotenpatroon valt in ieder geval nog een derde fase onderscheiden. Devroegste boerderij werd mogelijk al aan het einde van de 1 eeuw in gebruik genomen, maarwerd met zekerheid bewoond gedurende de eerste helft van de 2 eeuw. De jongste fase,vertegenwoordigd door een grotere huisplattegrond, kan in het midden van de 2 eeuw worden gedateerd. Ten noordoosten en ten zuidoosten van deze huisplaats zijn binnen de begrenzingen van het erf twee moestuinen aangetroffen. In het noordwesten van het erf is een afrastering aanwezig die mogelijk als veekraal geïnterpreteerd kan worden. Ten noorden van de huisplaats stonden op het erf waarschijnlijk enkele bijgebouwen of spiekers, hoewel deze door de palenzwerm niet als afzonderlijke structuren konden worden gereconstrueerd. Daarnaast werden nog vier waterputten gevonden. Ten zuiden van het door kavelsloten omringde erf werd één van de crematiegraven aangetroffen. De crematieresten, evenals delen van het deels verbrande vaatwerk werden in een kuiltje bijgezet. Meer naar het westen lijkt aansluitend op het erf sprake te zijn van een volgend erf. In ieder geval is hier een deel van een huisplattegrond aangesneden. Op basis van de aardewerk en het metaal vangt zowel de bewoning in Zone 3/4 als die in Zone 1aan rond het midden van of in het laatste kwart van de 1 eeuw en duurt voort tot in het tweedekwart van de 3 eeuw.De locatie bevindt zich op de noordelijke oeverwal van de Gantel
    corecore