27 research outputs found

    HRM and innovation: the mediating role of market-sensing capability and the moderating role of national power distance

    Get PDF
    This paper examines the mechanism through which human resource management (HRM) practices promote firms’ innovation and how this relationship differs across cultures. Based on a dataset of 3,755 firms from 13 countries, this study finds that in most countries employee-oriented HRM practices that dedicate attention to employee needs and interests are positively related to firms’ market-sensing capability, which is the capability to continuously learn about their markets. Market-sensing capability is in turn significantly related to firms’ product and process innovation. Cross-country examination further reveals that in high power distance countries employee- oriented HRM practices have a stronger positive effect than in low power distance countries. This study highlights the importance of HRM in supporting the use organizations make of external knowledge, which is critical for organizational innovation. Bringing an external perspective, we complement existing literature that emphasizes the role of HRM in integrating internal knowledge. Our cross-cultural findings contribute to the understanding of cultural contingency in HRM theories

    Response-based segmentation using finite mixture partial least squares

    Full text link
    When applying multivariate analysis techniques in information systems and social science disciplines, such as management information systems (MIS) and marketing, the assumption that the empirical data originate from a single homogeneous population is often unrealistic. When applying a causal modeling approach, such as partial least squares (PLS) path modeling, segmentation is a key issue in coping with the problem of heterogeneity in estimated cause-and-effect relationships. This chapter presents a new PLS path modeling approach which classifies units on the basis of the heterogeneity of the estimates in the inner model. If unobserved heterogeneity significantly affects the estimated path model relationships on the aggregate data level, the methodology will allow homogenous groups of observations to be created that exhibit distinctive path model estimates. The approach will, thus, provide differentiated analytical outcomes that permit more precise interpretations of each segment formed. An application on a large data set in an example of the American customer satisfaction index (ACSI) substantiates the methodologys effectiveness in evaluating PLS path modeling results

    Openness and Innovation Performance Revisited

    Get PDF
    Firms increasingly source new ideas and knowledge from alliances with external partners. Laursen and Salter's (2006) seminal research shows that while such openness in innovation benefits firms, too much openness can have a negative effect on innovation performance. We provide a conceptual replication of this finding, relying on a unique longitudinal panel data set comprising three different innovation performance metrics: product and service innovations, process innovations, and marketing innovations

    Regression Analysis

    No full text

    Seroprevalence of Pertussis in the Netherlands: Evidence for Increased Circulation of Bordetella pertussis

    No full text
    Background: In many countries, the reported pertussis has increased despite high vaccination coverage. However, accurate determination of the burden of disease is hampered by reporting artifacts. The infection frequency is more reliably estimated on the basis of the prevalence of high IgG concentrations against pertussis toxin (IgG-Ptx). We determined whether the increase in reported pertussis in the last decade is associated with an increase in the number of infections. Methodology/Principal Findings: In a cross-sectional population-based serosurveillance study conducted in 2006-07, from a randomly selected age-stratified sample of 7,903 persons, serum IgG-Ptx concentrations were analyzed using a fluorescent bead-based multiplex immuno assay. In 2006-07, 9.3 % (95%CI 8.5-10.1) of the population above 9 years of age had an IgG-Ptx concentration above 62.5 EU/ml (suggestive for pertussis infection in the past year), which was more than double compared to 1995-96 (4.0%; 95%CI 3.3-4.7). The reported incidence showed a similar increase as the seroprevalence between both periods. Conclusions: Although changes in the vaccination program have reduced pertussis morbidity in childhood, they have not affected the increased infection rate in adolescent and adult pertussis. Indeed, the high circulation of B. pertussis in the latte

    The National Immunisation Programme now and in the future: developments in 2005

    No full text
    The National Immunisation Programme in the Netherlands is effective and safe. The target diseases are largely under control. However, in 2004/2005 a rubella outbreak occurred among individuals who had declined vaccination on religious grounds. Furthermore, there have been incidents of mumps (among vaccinated individuals) and measles (among unvaccinated individuals) in 2004 and 2005. In January 2005 the diphtheria, tetanus, whole-cell pertussis and Haemophilus influenzae vaccine was replaced by a combination vaccine including an acellular pertussis component and subsequently a decrease in adverse events was noticed. From January 2006 onwards, children of hepatitis B antigen-positive mothers will receive an extra vaccination at birth. The National Immunisation Programme could be extended with new target diseases. In April 2006, pneumococcal vaccination for infants will be introduced and to evaluate the effects of vaccination it is desired to enhance the surveillance of invasive pneumococcal disease. The desirability to introduce vaccinations for chickenpox, shingles, human papillomavirus and rotavirus must be considered on the short-term, because of the availability of vaccines for these diseases. To gain insight into the health and economic effects of these vaccinations, cost-effectiveness studies are advised. Due to various reasons, extension of the programme with vaccinations against influenza, hepatitis A, meningococcal serogroup B, respiratory synctial virus and tuberculosis is not yet recommended. Monitoring the effectiveness of the National Immunisation Programme remains important. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of disease.Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is effectief en veilig. De ziekten waartegen momenteel wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle. In 2004/2005 heerste er echter een rubella epidemie voornamelijk onder personen waarbij vaccinatie was geweigerd op grond van bevindelijk gereformeerde overtuiging. Daarnaast zijn er in 2004 en 2005 incidenten van bof (onder gevaccineerden) en van mazelen (onder niet gevaccineerden) geweest. Per 1 januari 2005 is het difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin vervangen door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent en is een daling zichtbaar in het aantal meldingen van postvaccinale verschijnselen. Vanaf 1 januari 2006 zullen kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B vlak na de geboorte een extra vaccinatie krijgen. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Vanaf 1 april 2006 zal pneumokokkenvaccinatie voor kinderen ingevoerd worden en om de effecten hiervan te evalueren is uitbreiding van surveillance van invasieve pneumokokken infecties gewenst. De wenselijkheid van opname van vaccinatie tegen waterpokken, gordelroos, humaan papillomavirus en rotavirus moet op korte termijn overwogen worden, gezien de beschikbaarheid van deze vaccins. Om inzicht te krijgen in de gezondheids- en economische effecten van deze vaccinaties is kosten-effectiviteitsonderzoek geindiceerd. Opname in het Rijksvaccinatieprogramma van vaccins tegen influenza, hepatitis A, meningokokken B, respiratoir synctieel virus en tuberculose is om verschillende redenen op korte termijn nog niet aan de orde. Voortdurende bewaking van de effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen

    The National Immunisation Programme now and in the future: developments in 2005

    No full text
    Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland is effectief en veilig. De ziekten waartegen momenteel wordt gevaccineerd zijn grotendeels onder controle. In 2004/2005 heerste er echter een rubella epidemie voornamelijk onder personen waarbij vaccinatie was geweigerd op grond van bevindelijk gereformeerde overtuiging. Daarnaast zijn er in 2004 en 2005 incidenten van bof (onder gevaccineerden) en van mazelen (onder niet gevaccineerden) geweest. Per 1 januari 2005 is het difterie, tetanus, poliomyelitis, hele-cel kinkhoest en Haemophilus influenzae vaccin vervangen door een combinatievaccin met een a-cellulaire kinkhoestcomponent en is een daling zichtbaar in het aantal meldingen van postvaccinale verschijnselen. Vanaf 1 januari 2006 zullen kinderen die geboren worden uit moeders die chronisch geinfecteerd zijn met hepatitis B vlak na de geboorte een extra vaccinatie krijgen. Het Rijksvaccinatieprogramma kan met vaccins tegen andere ziekten uitgebreid worden. Vanaf 1 april 2006 zal pneumokokkenvaccinatie voor kinderen ingevoerd worden en om de effecten hiervan te evalueren is uitbreiding van surveillance van invasieve pneumokokken infecties gewenst. De wenselijkheid van opname van vaccinatie tegen waterpokken, gordelroos, humaan papillomavirus en rotavirus moet op korte termijn overwogen worden, gezien de beschikbaarheid van deze vaccins. Om inzicht te krijgen in de gezondheids- en economische effecten van deze vaccinaties is kosten-effectiviteitsonderzoek geindiceerd. Opname in het Rijksvaccinatieprogramma van vaccins tegen influenza, hepatitis A, meningokokken B, respiratoir synctieel virus en tuberculose is om verschillende redenen op korte termijn nog niet aan de orde. Voortdurende bewaking van de effectiviteit van het Rijksvaccinatieprogramma is van groot belang. Handhaven van de hoge vaccinatiegraad is essentieel om terugkeer van ziekten te voorkomen.The National Immunisation Programme in the Netherlands is effective and safe. The target diseases are largely under control. However, in 2004/2005 a rubella outbreak occurred among individuals who had declined vaccination on religious grounds. Furthermore, there have been incidents of mumps (among vaccinated individuals) and measles (among unvaccinated individuals) in 2004 and 2005. In January 2005 the diphtheria, tetanus, whole-cell pertussis and Haemophilus influenzae vaccine was replaced by a combination vaccine including an acellular pertussis component and subsequently a decrease in adverse events was noticed. From January 2006 onwards, children of hepatitis B antigen-positive mothers will receive an extra vaccination at birth. The National Immunisation Programme could be extended with new target diseases. In April 2006, pneumococcal vaccination for infants will be introduced and to evaluate the effects of vaccination it is desired to enhance the surveillance of invasive pneumococcal disease. The desirability to introduce vaccinations for chickenpox, shingles, human papillomavirus and rotavirus must be considered on the short-term, because of the availability of vaccines for these diseases. To gain insight into the health and economic effects of these vaccinations, cost-effectiveness studies are advised. Due to various reasons, extension of the programme with vaccinations against influenza, hepatitis A, meningococcal serogroup B, respiratory synctial virus and tuberculosis is not yet recommended. Monitoring the effectiveness of the National Immunisation Programme remains important. Maintaining high vaccine uptake is vital to prevent (re)emergence of disease.VW
    corecore