175 research outputs found

    Kennisagenda EL&I en bevolkingsdaling

    Get PDF
    Het thema krimp staat hoog op de politieke en bestuurlijke agenda. Krimp is in eerste instantie een demografisch verschijnsel maar bevolkingsdaling heeft ook invloed op de sociaal-economische omstandigheden en op (het gebruik van) de fysieke ruimte. Daarmee heeft krimp heeft ook (potentiële) gevolgen voor de domeinen van het ministerie van EL&I en voor het realiseren van de bijbehorende beleidsdoelstellingen. Andersom kan vanuit de EL&I-beleidsdomeinen mogelijk ook een bijdrage worden geleverd aan de ontwikkeling van krimp- en anticipeerregio’s

    Hoe onderscheid je een eenzame zeurpiet van een echte zegsman?

    Get PDF
    Een verwaarloosde buurtspeeltuin, een park dat dreigt te worden volgebouwd of een weg die steeds gevaarlijker wordt. Burgers trekken over allerlei zaken gezamenlijk bij gemeenten aan de bel. Hoeveel ruimte ze hebben voor eigen initiatief en eigen oplossingen verschilt per gemeente, blijkt uit een verkennend onderzoek van Alterra, onderdeel van Wageningen UR

    Hoe de implementatiekloof te dichten? Een analyse voor perspectieven in het overstromingsbeleid

    Get PDF
    Als overheidsbeleid de gestelde doelen niet haalt, dan is er sprake van een implementatiekloof (Laurian & Crawford, 2016). Ook het Vlaams overstromingsbeleid lijkt een implementatiekloof te kennen, want ondanks een palet aan preventieve, effectgerichte en curatieve overstromingsmaatregelen wordt de schade door overstromingen jaarlijks nog op zo een 50 miljoen euro geschat (Brouwers et al., 2015). Implementatie is in feite gedrag (O'Toole Jr, 2000; Robichau & Lynn Jr, 2009) en gedrag wordt ingegeven door houdingen (Ajzen, 1991; Fishbein & Ajzen, 1975). Daarom wil dit onderzoek nagaan of houdingen van betrokken beleidsactoren een rol spelen bij de implementatie van overstromingsmaatregelen (hoofdstuk 2). Beleidsactoren van 26 organisaties of groepen geven het Vlaams overstromingsbeleid een echt multiactor-, multisector- en multilevelkarakter (hoofdstuk 1). Het onderzoek beantwoordt enkele vragen over houdingen, zoals of ze een rol spelen bij de uitvoering, welke verschillende houdingen er zijn, hoe die houdingen bepaald worden en wat de dominante evaluatiecriteria zijn. Op basis van die inzichten worden mechanismen ontwikkeld om de implementatiekloof te dichten. Vervolgens worden perspectieven voor het Vlaams overstromingsbeleid beschreven. De analyse vond plaats voor 15 overstromingsmaatregelen bij 347 actoren en in 3 casegebieden in Vlaanderen. Dit gebeurde via verschillende dataverzameling- en data-analysemethoden om triangulatie op vele fronten te waarborgen (hoofdstuk 3).De analyse toont dat houdingen een rol spelen, want veel beleidsactoren staan nog negatief tegenover bepaalde overstromingsmaatregelen met een ruimtelijke impact (hoofdstuk 4). Diverse ‘evaluatiecriteria’ – criteria, gebruikt om houding te bepalen tijdens de evaluatieve afweging – bepalen die houdingen. Ten eerste worden houdingen gevormd door belangen en hebben mensen een positieve houding ten aanzien van maatregelen die hun baten opleveren (Gintis, 2000; Henrich et al., 2001; Jager, Janssen, De Vries, De Greef, & Vlek, 2000; Persky, 1995). Ten tweede worden houdingen bepaald door waarden, wat richtinggevende principes zijn van wat volgens de mens wenselijk en juist is (Kempton, Boster, & Hartley, 1995). Men heeft positieve houding ten aanzien van maatregelen die in lijn liggen met zijn waarden. Ten derde worden houdingen gevormd door denkkaders en percepties (Bartlett, 1932; Benford & Snow, 2000; Berger & Luckmann, 1966). Dat zijn cognitieve voorstellingen die gebruikt worden om betekenis te geven aan informatie (Buijs, 2009b; Minsky, 1975). Percepties spelen altijd een rol bij houdingbepaling, zo blijkt ook uit de analyse (hoofdstuk 5).De combinatie van evaluatiecriteria vormt een verhaallijn, die toe te kennen is aan elk van de actoren. Elke overstromingsmaatregel kent verschillende verhaallijnen. Hoe meer verhaallijnen, hoe meer divers de evaluatiecriteria die elke actor gebruikt. In dit onderzoek is vooral nagegaan waar spanning optreedt tussen de verhaallijnen en welke evaluatiecriteria aan de basis liggen van de negatieve houdingen (hoofdstuk 5). In het Vlaams overstromingsbeleid verklaren vooral percepties en waarden de implementatiekloof. Zelfs over het huidige beleidsparadigma ‘ruimte voor water’ bestaan er twee verschillende percepties: ‘ruimte maken’ en ‘ruimte vinden’ voor water. Die twee percepties weerspiegelen de bereidheid van mensen om het huidige ruimtegebruik aan te passen. Die percepties en andere fundamentele verschillen houden de uitvoering van het overstromingsbeleid in de tang. Het valt op dat binnen één actorgroep veel verschillende verhaallijnen te vinden zijn. Dat leidt tot vragen of het systeem van sectorale vertegenwoordiging in de CIW en de bekkenraden wel goed genoeg kan werken.Er is ook gekeken welk type evaluatiecriteria de actoren vooral gebruiken om houding te bepalen. De meeste actoren laten zich leiden door hun waarden. Alleen de sector ‘landbouw’ en actoren van het Vlaamse/nationale niveau gebruiken vooral belangengerichte evaluatiecriteria (hoofdstuk 6).Wetende dat houdingen een rol spelen bij de implementatiekloof, rest de vraag welke mechanismen kunnen helpen om de implementatiekloof te dichten? Allereerst is het raadzaam om de actoren die een rol spelen bij de uitvoering, al te betrekken bij het interactieve beleidsontwikkelingsproces. Door interactie en cocreatie worden nieuwe inzichten ontwikkeld, kennis uitgewisseld en belangen, waarden en percepties gedeeld (Ter Haar, Aarts, & Verhoeven, 2016). Als bestaande verhaallijnen beter op elkaar afgestemd geraken of mensen verschuiven naar één dominante verhaallijn, dan helpt dat om de implementatiekloof te voorkomen (Hajer, 2005). Bij de uitvoering van de maatregelen helpen interactieve beleidsinstrumenten om gezamenlijke actie tot stand te brengen. Dat is iets dat niet snel gebeurd wanneer beleidsinstrumenten zoals gezag of geld worden ingezet. (Tabel 1: mechanismen om implementatiekloof te dichten) Er wordt vastgesteld dat nog maar weinig van die mechanismen ingebouwd werden in het overstromingsbeleid, aangezien een betekenisvolle proportie actoren zich nog bevindt in de verhaallijn die overeenkomt met het ‘oude paradigma’ van ‘strijden tegen water’. Om de verschillen tussen de evaluatiecriteria te kennen, is het aan te raden om de verhaallijnen te verkennen via interviews en analyse van documenten (= mapping van verhaallijnen) (Kolkman, Veen, & Geurts, 2007).Wetenschap kan een rol spelen bij het dichten van de implementatiekloof, vooral als die verklaard wordt door percepties (Leeuwis & Aarts, 2016; Van Bommel, Röling, Aarts, & Turnhout, 2009), op voorwaarde dat de betrokken actoren de wetenschappelijke kennis beschouwen als gelegitimeerd, geloofwaardig en begrijpelijk (Cash et al., 2003). Anders zal de kennis in twijfel getrokken of zelfs misbruikt worden om specifieke verhaallijnen te ontkrachten. Bovendien zijn er ook andere typen van kennis dan louter wetenschappelijke. ‘Boundary organisations’ kunnen wetenschappelijke kennis inbrengen en zo de implementatiekloof dichten (Guston, 2001). Men moet er wel bewust van zijn dat machtsrelaties het succes van de genoemde mechanismen kunnen beïnvloeden (Van Bommel et al., 2009).Op basis van deze mechanismen zijn vervolgens perspectieven voor de verdere ontwikkeling van het overstromingsbeleid geformuleerd. Het eerste perspectief richt zich op het versterken van bestaande overstromingsmaatregelen via beperkte interventies zoals participatieve monitoring en bespreken en communiceren van (wetenschappelijk) bevindingen. Het tweede perspectief omvat meer ingrijpende interventies, zoals de formele introductie van meerlaagse veiligheid in het beleid, de versterking van de dialoog tussen verhaallijnen in de bekkenorganen en maatregelen om te komen tot een passende verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en burger, zoals een meerjarig pilotprogramma. De resultaten van dat pilotprogramma kunnen dan geformaliseerd worden in beleidsdocumenten.De algemene conclusie is dat houdingen van betrokken actoren één van de verklaringen kunnen zijn voor een implementatiekloof. Het onderzoek laat zien dat die houdingen kunnen verschillen, maar ook dat houdingen veranderlijk zijn. Daarom is actieve sturing op die houdingverandering een absolute must voor het beleid om zo de implementatiekloof te dichten en zelfs te voorkomen

    Quality of life in Regio Venlo. Verslag kick-off bijeenkomst en plan van aanpak.

    Get PDF
    Aan de hand van de centrale vraag ‘wat betekent Quality of life’ is in een tweedaags werkatelier gediscussieerd over de thema’s samenleving en identiteit, vrije tijd, werk, inkomen en opleiding, wonen en voorzieningen, omgeving. Bekeken is welke ideeën, projecten, richtingen te bedenken zijn om deze thema’s te versterken

    'Brussel' op afstand? Een verkenning naar mogelijkheden voor maatschappelijke diensten en ruimte voor zelfsturing bij agrarisch natuurbeheer in de Europese context

    Get PDF
    De landbouw speelt een belangrijke rol bij het in stand houden en ontwikkelen van een aantrekkelijk cultuurlandschap en de biodiversiteit in de Noordelijke Friese Wouden. Het behoud van deze waarden steunt op de inzet en de vele activiteiten van de Vereniging Noordelijke Friese Wouden, op de status van Nationaal Landschap en op een aantal subsidieregelingen vanuit de overheid. Voor het aanbrengen en beheren van landschapselementen kunnen agrariërs een vergoeding van de overheid krijgen. Dit project richt zich specifiek op zelfsturingarrangementen die gericht zijn op agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Het verkent de mogelijkheden voor de Vereniging Noordelijke Friese Wouden om meer invloed te krijgen op en verantwoordelijkheid te nemen voor het verdelen, beheren en het controleren van de besteding van de overheidsgelden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Op het huidige moment zijn deze kaders onderhevig aan discussie binnen de Europese Unie. De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) - van waaruit een deel van deze vergoedingen betaald worden - en de vereenvoudiging van het GLB staan op de politieke agenda en discussies hierover zijn in volle gang

    Neo-liberal transitions in nature policies in the Netherlands

    Get PDF
    In 2010, the national government made drastic changes in nature policy in the Netherlands. The choices they made appeared to reflect a neo-liberal ideology, given the strong emphasis on private responsibility and limited governmental interference in nature policy. One of the changes was further decentralisation of nature policies to the provinces. This paper aims to analyse if the nationalgovernments changes in nature policy in 2010 resulted in a process of neo-liberalisation of nature policies in the twelveprovinces in the Netherlands in the period 2010-2012. Based on policy documents and interviews, data were collected on the new character of the national and twelve provincial nature policies. This research was carried out in 2011 and 2012. This data was afterwards analysed in a structured way, by developing a neo-liberal index and categorising the provinces’ policies according to this index by the researchers, as an experiment with systematic policy comparison.The conclusion of the article is that the national government’s neo-liberal aspirations in 2010 are mainly related to deregulation, efficiency and an increase of the societal relevance of nature. In addition, it is clear that national decision affects provincial policies, but in diverse, even sometimes opposing, ways. Provinces are on their way to develop hybrid policies and practices in terms ofneo-liberalism. In future research, it is worth to explore how the provincial policies develop further, and to look into the factors and mechanisms that cause these diversities
    • …
    corecore