Problems of Evidence in Ethnography. A Methodological Reflection on the Goffman/Mead Controversies (With a Proposal for Rules of Thumb)

Der Streit um die ethnografische Autorität wurde in der postfaktischen Ära rund um die Frage der Glaubwürdigkeit ethnografischer Evidenz entfacht. Deren Infragestellung wird meist als Konsequenz aus postmodernem Relativismus, verbunden mit politischem Opportunismus und dem sozialen Impact des Internets diskutiert. Aus meiner Perspektive verweist die Frage nach ethnografischer Evidenz aber auf ein älteres und bisher ungelöstes methodologisches Problem, das entsteht, weil 1. die einzigartigen Beobachtungen von Ethnograf*innen schwer mit dem wissenschaftlichen Ideal der Replizierbarkeit vereinbar sind, es aber offen bleibt, wie diese Beobachtungen auf andere Weise gestützt werden könnten, und weil 2. soziale Nähe zu den untersuchten Gemeinschaften Voraussetzung für direkte Beobachtungen ist, aber wie soll die mit dem Ideal einer Verifikation durch Außenstehende verbunden werden? Und 3. werden Fakten als zentral für die Glaubwürdigkeit dichter Beschreibungen angenommen, aber geht es überhaupt, interessante Ethnografien zu schreiben, ohne auch auf ein fiktives Instrumentarium zurückzugreifen? Mit den hier skizzierten Herausforderungen setze ich mich am Beispiel zweier ethnografischer Kontroversen auseinander, zum einen ausgehend von Margaret MEADs "Coming of Age in Samoa" (1973 [1928]) und zum anderen von Alice GOFFMANs "On the Run. Fugitive Life in an American City" (2014). Ich schließe mit dem Vorschlag einiger methodologischer Faustregeln für ethnografische Forschung im 21. Jahrhunderts, die (hoffentlich) sowohl effektiv als auch überzeugend sind.The contestation of ethnographic authority in the post-truth era revolves around the credibility of ethnographic evidence. This doubting of ethnographic evidence is usually explained as the consequence of postmodern relativism coupled with political opportunism and the social impact of the internet. I argue, however, that evidence in ethnography comprises a much older unresolved methodological problem that arises because: 1. ethnographers' unique observations are difficult to marry with the scientific ideal of replication, but what other tests are then available to support direct observation?; 2. social proximity to the community studied is essential for making direct observations, but how does that correspond to the ideal of outsider verification?; 3. facts are considered central in credibly reporting ethnographic thick description, but is it possible to write ethnography in an interesting way without resorting to the instruments of fiction? These methodological challenges are explored by juxtaposing two ethnographic controversies: Margaret MEAD's "Coming of Age in Samoa" (1973 [1928]) and Alice GOFFMAN's "On the Run. Fugitive Life in an American City" (2014). I conclude with a proposal for methodological rules of thumb for conducting ethnographic research in the 21st century in a way that is (hopefully) both effective and convincing

Het resultaat van kerend diepploegen van broekveengrond in het n.w. Veluwe gebied

Bij de kartering van het profiel vooraf werd de diepte van de zandondergrond en de samenstelling van het bovenliggende materiaal vastgesteld. De laagdikte van het bovenliggende materiaal, bestaande uit sterk venig zand en veen, varieerde van 20 tot 50 cm

Grondwaterfluctuatie en bodemverdichting tijdens de uitvoering van slootdemping

Tijdens de uitvoering van een proef (Kloosterburen) van de afdeling onderzoek van de Cultuurtechnische Dienst Groningen omtrent perceelsvergroting zonder volledige egalisatie, werd een studie gemaakt van de gevolgen van het intensief berijden van de grond en van de noodzaak van een diepe ontwatering tijdens de uitvoering van de werkzaamheden

Resultaat van diepploegen van venige klei op zand in de Gelderse Vallei

Het egaliseren en spitten in handkracht heeft plaats gemaakt voor het diepploegen. In afwijking van de vroegere methode wordt de humeuze en veel meststoffen bevattende zodelaag geheel door het profiel geploegd waarbij wit zand aan de oppervlakte wordt gebracht

Rapport betreffende de slechte landbouwkundige toestand van een opgevulde holle weg

In de ruilverkaveling 'Munstergeleen-Schinveld' is een holle weg opgevuld. Deze doorsnijdt twee kavels. De gebruikers van de twee kavels hebben blijkbaar op verschillende wijze getracht, de nadelen van de wateroverlast te beperken. Oorzaken van wateroverlast komen in deze studier aan bod