8 research outputs found

    De-escalating locoregional treatment after neoadjuvant systemic therapy in breast cancer

    No full text
    Bij patiënten met een mammacarcinoom wordt steeds vaker gebruik gemaakt van neoadjuvante systemische therapie (NST), waarmee in toenemende mate een pathologisch complete respons (pCR) wordt bereikt. In dit proefschrift worden minimaal en non-invasieve methodes voor responsbeoordeling onderzocht, om de-escalatie van locoregionale therapie na NST mogelijk te maken. Locale de-escalatie Dit proefschrift laat zien dat borstsparende chirurgie mogelijk is bij 82% van de patiënten met een cT3 mammacarcinoom met goede respons op MRI, met een 7-jaars LRFS van 96%. De MICRA studie onderzoekt of biopten betrouwbaar een pCR kunnen vaststellen bij patiënten met een goede respons op MRI post-NST. Pre-NST wordt een jodiummarker in het tumorbed geplaatst. Post-NST worden echogeleide biopten verkregen, gevolgd door lokale excisie. In dit proefschrift wordt het studieprotocol en de uitvoerbaarheid van de studie gepresenteerd. In de interim-analyse blijkt dat biopten niet nauwkeurig genoeg pCR voorspellen om een operatie achterwege te kunnen laten (FNR 37%). Regionale de-escalatie Tumor-positieve axillaire klieren worden waargenomen bij <3% van de cN0 patiënten met triple-negatieve of HER2-positieve tumoren, bij wie tevens sprake is van een complete respons van de borsttumor op MRI. Bij deze patiënten heeft het uitvoeren van SLNB post-NST mogelijk weinig toegevoegde waarde. Voor cN+ patienten is een nieuwe techniek geïntroduceerd om de axilla te restadiëren na NST: de MARI-procedure. Het aantal okselklierdissecties is met 82% gereduceerd na implementatie van een protocol waarbij de axillaire behandeling bepaald wordt door uitkomsten van de PET/CT en MARI-procedure. Na een follow-up van 3 jaar trad een axillair recidief op bij 2% van de patiënten

    De-escalating locoregional treatment after neoadjuvant systemic therapy in breast cancer

    No full text
    Bij patiënten met een mammacarcinoom wordt steeds vaker gebruik gemaakt van neoadjuvante systemische therapie (NST), waarmee in toenemende mate een pathologisch complete respons (pCR) wordt bereikt. In dit proefschrift worden minimaal en non-invasieve methodes voor responsbeoordeling onderzocht, om de-escalatie van locoregionale therapie na NST mogelijk te maken. Locale de-escalatie Dit proefschrift laat zien dat borstsparende chirurgie mogelijk is bij 82% van de patiënten met een cT3 mammacarcinoom met goede respons op MRI, met een 7-jaars LRFS van 96%. De MICRA studie onderzoekt of biopten betrouwbaar een pCR kunnen vaststellen bij patiënten met een goede respons op MRI post-NST. Pre-NST wordt een jodiummarker in het tumorbed geplaatst. Post-NST worden echogeleide biopten verkregen, gevolgd door lokale excisie. In dit proefschrift wordt het studieprotocol en de uitvoerbaarheid van de studie gepresenteerd. In de interim-analyse blijkt dat biopten niet nauwkeurig genoeg pCR voorspellen om een operatie achterwege te kunnen laten (FNR 37%). Regionale de-escalatie Tumor-positieve axillaire klieren worden waargenomen bij <3% van de cN0 patiënten met triple-negatieve of HER2-positieve tumoren, bij wie tevens sprake is van een complete respons van de borsttumor op MRI. Bij deze patiënten heeft het uitvoeren van SLNB post-NST mogelijk weinig toegevoegde waarde. Voor cN+ patienten is een nieuwe techniek geïntroduceerd om de axilla te restadiëren na NST: de MARI-procedure. Het aantal okselklierdissecties is met 82% gereduceerd na implementatie van een protocol waarbij de axillaire behandeling bepaald wordt door uitkomsten van de PET/CT en MARI-procedure. Na een follow-up van 3 jaar trad een axillair recidief op bij 2% van de patiënten

    Pathologic response of ductal carcinoma in situ to neoadjuvant systemic treatment in HER2-positive breast cancer

    No full text
    PURPOSE: The presence of extensive ductal carcinoma in situ (DCIS) adjacent to HER2-positive invasive breast cancer (IBC) is often a contra-indication for breast-conserving surgery, even in case of excellent treatment response of the invasive component. Data on the response of DCIS to neoadjuvant systemic treatment (NST) are limited. Therefore, we estimated the response of adjacent DCIS to NST-containing HER2-blockade in HER2-positive breast cancer patients and assessed the association of clinicopathological and radiological factors with response. METHODS: Pre-NST biopsies were examined to determine presence of DCIS in all women with HER2-positive IBC treated with trastuzumab-containing NST +/- pertuzumab between 2004 and 2017 in a comprehensive cancer center. When present, multiple DCIS factors, including grade, calcifications, necrosis, hormone receptor, and Ki-67 expression, were scored. Associations of clinicopathological and radiological factors with complete response were assessed using logistic regression models. RESULTS: Adjacent DCIS, observed in 138/316 patients with HER2-positive IBC, was eradicated after NST in 46% of patients. Absence of calcifications suspicious for malignancy on pre-NST mammography (odds ratio (OR) 3.75; 95% confidence interval (95% CI) 1.72-8.17), treatment with dual HER2-blockade (OR 2.36; 95% CI 1.17-4.75), a (near) complete response on MRI (OR 3.55; 95% CI 1.31-9.64), and absence of calcifications (OR 3.19; 95% CI 1.34-7.60) and Ki-67 > 20% in DCIS (OR 2.74; 95% CI 1.09-6.89) on pre-NST biopsy were significantly associated with DCIS response. CONCLUSIONS: As DCIS can respond to NST containing HER2-blockade, the presence of extensive DCIS in HER2-positive breast cancer before NST should not always indicate a mastectomy. The predictive factors we found could be helpful when considering breast-conserving surgery in these patients
    corecore