110 research outputs found

    Relatie KRW-doelen en macrofauna in beken in Noord-Brabant

    Get PDF
    De toestand en ontwikkeling van macrofauna in de langzaam stromende Noord-Brabantse laaglandbeken en -riviertjes (KRW-watertypen R4, R5 en R6) blijft in veel gevallen ver achter bij de doelen die voor deze beken geformuleerd zijn in het kader van, onder andere, de KRW. Om de oorzaken hiervan te identificeren zijn monitoringsdata van de waterschappen, gegevens afkomstig van de NDFF en historische gegevens geanalyseerd, waarbij gekeken is naar de status van voorkomen en de milieu- en habitatpreferenties van de in de macrofauna maatlat genoemde kenmerkende soorten voor de verschillende watertypen

    Monitoring effecten zandsuppletie Leuvenumse beek 2017

    Get PDF

    Monitoring effecten zandsuppletie Leuvenumse beek 2019

    Get PDF
    In de Leuvenumse beek wordt vanaf 2014 het suppleren van zand als beekherstelmaatregel toegepast door Waterschap Vallei en Veluwe en Natuurmonumenten. Omdat over deze relatief nieuwe maatregel nog niet veel kennis voorhanden is, worden sindsdien de hydromorfologische en biologische ontwikkelingen gevolgd. In 2019 zijn metingen verricht aan het dwarsprofiel van de beek en de geleidbaarheid van het water. Het dwarsprofiel van de beek is ingemeten om zo de veranderingen in bodemhoogte in beeld te krijgen die in gang zijn gezet door het uitvoeren van de maatregelen. Deze metingen lopen al vanaf 2014. Net zoals 2018 was 2019 een droog jaar dat gekenmerkt werd door lage afvoeren in het projectgebied. Ter hoogte van de A28 stond de beek voor het tweede jaar op rij langdurig droog. Metingen aan de dwarsprofieltransecten lieten nog steeds een duidelijke bodemophoging zien ten opzichte van 2014. Wel waren pleksgewijs kleine veranderingen opgetreden, vooral in de vorm van verbreding en afvlakking van de bedding en verondieping. Erosie en sedimentatieprocessen van een grotere omvang worden pas weer verwacht als de afvoer van de beek aanzienlijk toeneemt. Met behulp van continu-dataloggers is geprobeerd inzicht te krijgen in de effecten van de maatregelen op de stofstromen die vanuit bovenstrooms het projectgebied bereiken, waarbij geleidbaarheid als indicator is gebruikt om pieken van stoffen en de uitdoving hiervan te meten in een situatie met en zonder overstromingsvlaktes langs de beek. De geleidbaarheidsmetingen lieten zien dat piekafvoeren een toename van de geleidbaarheid tot gevolg hadden, wat een indicatie is van de toevoer van stoffen van bovenstrooms door in- en afspoeling van aanliggende gronden. Verder was het effect van een calamiteit in de vorm van een mestlozing duidelijk terug te zien als een piek in de geleidbaarheid. De toename van geleidbaarheid bleek niet af te zwakken over een traject van 1.7 kilometer, ook niet na passage van de overstromingsvlaktes langs de beek wat aangeeft dat daar geen sterke interactie lijkt op te treden door bijvoorbeeld binding aan organisch materiaal. Dit wil zeggen dat wat er van bovenstrooms wordt aangevoerd doordringt in het bostraject. Hoe deze invloed doorwerkt op de ecologische waarden in de beek is niet duidelijk. Een groot nadeel van het gebruik van de geleidbaarheid is namelijk dat het onbekend blijft welke stoffen verantwoordelijk zijn voor de gemeten toename. Hiervoor moet in meer detail en met een hoge meetfrequentie de waterchemie bestudeerd worden rond een afvoerpiek

    Herziening macrofaunamaatlat R4

    Get PDF
    In Noord-Brabant is geconstateerd dat de macrofaunamaatlat voor R4 beperkingen heeft voor bovenlopen met een relatief laag verhang, omdat er relatief weinig soorten voorkomen die als kenmerkend zijn aangeduid voor het KRW-type R4 (Verdonschot & Verdonschot 2017). Dit probleem wordt door waterbeheerders ook herkend voor andere delen van Nederland. Veel van deze in de vlakke delen ontbrekende soorten zijn in hun voorkomen beperkt tot bovenlopen of bronbeken op terras- en stuwwalranden, onder andere gekenmerkt door relatief hoge stroomsnelheid, permanente grondwatervoeding en een relatief lage en constante watertemperatuur. Vaak zijn dit beken die ontspringen als een bron, al dan niet gegraven (spreng). Deze soorten worden niet of amper aangetroffen in de bovenlopen op de hogere zandgronden in gebieden met een lager verhang. Deze beken hadden van nature gewoonlijk geen bron als oorsprong maar een veengebied waar het water diffuus (doorstroomveen of –moeras) uittrad. De consequentie voor de beoordeling van bovenlopen met de huidige R4-maatlat is dat de ‘laagland’-bovenlopen relatief slecht scoren omdat de als kenmerkend aangeduide soorten geen deel uitmaken van de regionale soortenpoule. Een bijkomend probleem is dat wanneer er maar weinig kenmerkende soorten aanwezig zijn, de maatlat weinig robuust is, wat wil zeggen dat toevalstreffers een grote rol kunnen spelen in de beoordeling. Om deze problemen aan te pakken is de macrofaunalijst van het watertype R4 herzien, zodat deze beter bruikbaar wordt voor laaglandbeken met een relatief laag verhang en zo een beter beeld van de ecologische toestand van het waterlichaam geeft

    Monitoring effecten zandsuppletie Leuvenumse beek 2018

    Get PDF
    In de Leuvenumse beek wordt vanaf 2014 het suppleren van zand als beekherstelmaatregel toegepast door Waterschap Vallei en Veluwe en Natuurmonumenten. Omdat over deze relatief nieuwe maatregel nog niet veel kennis voorhanden is, worden sindsdien de hydromorfologische en biologische ontwikkelingen gevolgd. In 2018zijn metingen verricht aan het profiel van de beekop drie suppletielocaties en is de macrofaunasamenstelling van vijf suppletielocaties onderzocht. Beide zijn herhalingen van al eerder uitgevoerde metingen in 2014-2017, om zo de veranderingen in beeld te krijgen die in gang zijn gezet door het uitvoeren van de maatregelen. Daarnaast is ook de macrofauna van het beekmoeras bovenstrooms van het projectgebied onderzocht, dat in de loop van de jaren vernat is als gevolg van de suppleties.In 2018 speelde het weer een belangrijke rol: hoge afvoerpieken in de winter, zware storm met als gevolg een grote aanvoer van nieuw dood hout en extreme droogte in de zomer en herfsthadden allemaal effect op het beeksysteem. Metingen aan de dwarsprofieltransecten lieten zien dat drie jaar na de laatste suppletie nog steeds zandtransport plaatsvindt. Dit zijn afvoergerelateerde sedimentpulsen(ophoging in het voorjaar, erosie in het najaar), die leiden tot een langzame verplaatsing van zand naar benedenstrooms waar op veel plekken nog steeds ophoging plaatsvindt. Een tweede aanjager van het transport zijn lokale veranderingen van de stromingspatronen in de beek door plotselinge veranderingen in de beek, bijvoorbeeld het invallenvan nieuw dood hout. De macrofaunasamenstelling in de suppletietrajecten week in 2018 af van de eerdere jarenen kenmerkte zich door een grotere variatie in taxonsamenstelling tussen de monsters. Het totaal aantal taxa was daarnaast veel hoger, maar dit werd deels veroorzaakt door het verschijnen van stilstaand-water-soorten die waarschijnlijk profiteerden van de lage afvoer. De meeste kenmerkende beektaxa handhaafden zich, al lieten een klein aantal taxa wel een teruggang zien in de frequentie van voorkomen. Daar stond tegenover dat er ook een aantal kenmerkende soorten nieuw zijn waargenomen in de trajecten in het projectgebiedof zich hadden uitgebreid. Op de suppletielocaties was nog steeds de het eerst gestabiliseerdezone vlakbij de oorspronkelijke suppletieplek het rijkst aan kenmerkende taxa, terwijl de dynamische zone ten opzichte van eerdere bemonsteringen ook een duidelijke stijging in het aantal kenmerkende taxa liet zien met het verouderen van het systeem.Ondanks de veranderde omstandigheden in het beekmoeras ten opzichte van de oorspronkelijke beekloop, met minder stroming en meer waterplanten en organisch materiaal, werdde ecologische kwaliteit als goed beoordeeld op basis van de KRW maatlat voor R5 en zelfszeer goed op basis van de nieuwe moerasbeekmaatlat. Het beekmoeras draagt bij aan de totale biodiversiteit van het stroomgebied omdat er een aantal taxa zijn gevonden die niet op de andere locaties zijn aangetroffen.Het onderzoek laat zien dat het projectgebied drie jaar na de suppleties nog volop in ontwikkeling is; hoe ‘extremere’ jaren zoals 2018 doorwerken op de langere termijn in zowel hydromorfologisch als ecologisch opzicht moet de komende jaren blijken

    QuickScan macrofauna Sterkselsche Aa 2018

    Get PDF

    Maatlatten voor doorstroommoerassen en moerasbeken

    Get PDF

    Icoonprojecten waterkwaliteit : vouwstenen voor icoonprojecten in overige wateren

    Get PDF
    Natuur & Milieu gaat aan de slag om de waterkwaliteit in overige wateren een positieve stimulans te geven. In veel van deze wateren voldoet de kwaliteit namelijk nog niet aan de eisen die vanuit de KaderRichtlijn Water (KRW) aan waterlichamen gesteld wordt. Hiervoor heeft ze Wageningen Environmental Research (WEnR) gevraagd bouwstenen van succesvolle projecten te verzamelen bij de Nederlandse waterschappen, hiervan een overzicht te maken en deze aan de hand van theoretische kennis van herstelecologie te evalueren en te combineren tot een blauwdruk voor ‘icoon’-projecten in een selectie van de overige wateren. De selectie bestaat uit de bovenlopen van beken, sloten en stadswateren. Deze rapportage bestaat uit drie onderdelen: het definiëren van de bouwstenen van een icoonproject (theoretische blauwdruk), een inventarisatie van voorbeeldprojecten bij de waterschappen en het samenbrengen van de theoretische bouwstenen en de informatie uit de voorbeeldprojecten

    Monitoring effecten zandsuppletie Leuvenumse beek 2016

    Get PDF
    In de Leuvenumse beek wordt vanaf 2014 het suppleren van zand als beekherstelmaatregel toegepast door Waterschap Vallei en Veluwe en Natuurmonumenten. Omdat over deze relatief nieuwe maatregel nog niet veel kennis voorhanden is, worden sindsdien de hydromorfologische en biologische ontwikkelingen gevolgd. In 2016 zijn in een aantal suppletietrajecten metingen verricht aan het profiel van de beekbodem, zijn substraatschattingen en metingen aan stroomsnelheid en diepte van de beek verricht en is de samenstelling van de macrofaunalevensgemeenschap onderzocht met behulp van een quickscan-techniek. De macrofauna- en substraatmetingen zijn een herhaling van metingen in 2014, zodat de ontwikkeling in de tijd is vastgelegd
    • …
    corecore