69 research outputs found

    Milieurisicogrenzen voor ethylbenzeen and tributylfosfaat in water : Een voorstel voor waterkwaliteitsnormen volgens de Kaderrichtlijn Water

    Get PDF
    Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) milieurisicogrenzen voor ethylbenzeen en tributylfosfaat in water bepaald. De stoffen zijn opgenomen in de Regeling monitoring Kaderrichtlijn Water, waarin staat aan welke eisen oppervlaktewater in Nederland moet voldoen. Voor deze stoffen moeten nieuwe waterkwaliteitsnormen worden vastgesteld, omdat de huidige normen niet zijn afgeleid volgens de meest recente methodiek. Op basis van meetgegevens over 2010 is er geen aanwijzing dat de voorgestelde waterkwaliteitsnormen worden overschreden. Normvoorstellen: De normvoorstellen voor ethylbenzeen zijn gebaseerd op de Europese risicobeoordeling voor deze stof. De KRW kent voor zoet en zout oppervlaktewater twee typen normen, de Jaargemiddelde Milieukwaliteitsnorm (JG-MKN) en de Maximaal Aanvaardbare Concentratie (MAC-MKN). De JG-MKN is de concentratie in water waarbij geen schadelijke effecten te verwachten zijn, gebaseerd op jaargemiddelde concentraties. Hiervoor zijn drie routes onderzocht: directe effecten op waterorganismen, indirecte effecten op vogels en zoogdieren via het eten van prooidieren en indirecte effecten op mensen via het eten van voedsel. De laagste van deze drie bepaalt de voorgestelde JG-MKN; voor ethylbenzeen is dat 65 microgram per liter voor zoetwater en 10 microgram per liter voor zoutwater. De Maximaal Aanvaardbare Concentratie (MAC-MKN) is de concentratie die het ecosysteem beschermt tegen kortdurende effecten. De voorgestelde MAC-MKN is 220 en 22 microgram per liter voor respectievelijk zoet- en zoutwater. Voor tributylfosfaat zijn al eerder voorstellen gedaan om de JG-MKN te herzien (66 en 6,6 microgram per liter voor zoet- en zoutwater). In aanvulling daarop wordt nu een MAC-MKN voorgesteld van 170 microgram per liter voor zoetwater en 17 microgram per liter voor zoutwater.RIVM has derived environmental risk limits (ERLs) for ethylbenzene and tributylphosphate in water. Both compounds are included in the Dutch decree on water quality objectives in the context of the Water Framework Directive (WFD). The standards have to be updated according to the current WFD-methodology. The values in this report serve as a scientific background for the Dutch Steering Committee for Substances, which is responsible for setting those standards. Monitoring data from 2010 indicate that the proposed standards will not be exceeded. Proposed standards: The proposal for ethylbenzene is based on the European risk assessment report (EU-RAR) for this compound. According to the WFD, two different standards are proposed for fresh- and saltwater. The Maximum Permissible Concentration (MPC) is the level at which no harmful effects are expected, based on annual average concentrations. This MPC is derived for three routes: direct ecotoxicity, secondary poisoning, and consumption of fish by humans. The lowest of these values determines the final MPC (65 microgram per litre for freshwater and 10 microgram per litre for saltwater). The Maximum Acceptable Concentration (MACeco) is the concentration which protects ecosystems from effects of short term concentration peaks. MAC-values of 220 and 22 microgram per litre are proposed for freshwater and saltwater, respectively. For tributylphosphate, updated MPC-values have been derived previously (66 and 6.6 microgram per litre for fresh- and saltwater). In addition, MAC-values of 170 and 17 microgram per litre are proposed for the respective water types.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Ecotoxicologische Ernstig Risico Concentraties voor bodem, sediment en (grond)water: herziene voorstellen voor de eerste serie stoffen. Annex

    Get PDF
    This annex is supplementary to RIVM report 711701020, 'Ecotoxicological Serious Risk Concentrations for soil, sediment and (ground)water: updated proposals for first series of compounds' (E.M.J. Verbruggen, R. Posthumus and A.P. van Wezel). For the compounds considered in this report, which were not yet evaluated in the context of the project 'Setting Integrated Environmental Quality Standards', new toxicity data have been searched for. Further, additional toxicity data were collected for chlorophenols. These toxicity data are incorporated in this annex. The data are single species toxicity data for terrestrial and aquatic organisms and effect data on terrestrial processes. All toxicity data on aquatic and terrestrial organisms refer to effects that may affect the species at the population level

    Ecotoxicologische Ernstig Risico Concentraties voor bodem, sediment en (grond)water: herziene voorstellen voor de eerste serie stoffen

    Get PDF
    The Intervention Value for soil and groundwater is based on the integration of a separately derived human toxicological Serious Risk Concentration or SRChuman as well as an ecotoxicological Serious Risk Concentration or SRCeco. This report presents proposals for updated SRCseco for the first series of compounds. For substances for which MPCs/NCs have been derived between 1990 and now, the same data are used to derive the SRCeco. Together with the derivation of the SRCeco, also a new MPC is derived, according the most recent guidelines as summarised in this report. The information in this report is used in the technical evaluation of Intervention Values for soil, sediment and groundwater, RIVM report 711701 023.De Interventiewaarde voor bodem, sediment en grondwater is gebaseerd op een integratie van onafhankelijk afgeleide humaan toxicologische Ernstig Risico Concentraties of SRChuman en ecotoxicologische Ernstig Risico Concentraties of SRCeco. Dit rapport presenteert voorstellen voor herziene SRCeco voor de eerste serie stoffen. Voor stoffen, waarvoor MTRs/VRs zijn afgeleid tussen 1990 en nu, zijn dezelfde gegevens gebruikt om de SRCeco af te leiden. Samen met de afleiding van de SRCeco is ook een nieuwe MTR waarde afgeleid, in overeenstemming met de meest recente richtlijnen, zoals samengevat in dit rapport. De informatie in dit rapport wordt gebruikt in de technische evaluatie van de Interventiewaarden voorbodem, sediment en grondwater, RIVM rapport 711701 023

    Waterkwaliteitsnormen voor PFOA : Een voorstel volgens de methodiek van de Kaderrichtlijn Water

    No full text
    RIVM proposes water quality standards for PFOA. This perfluoro compound has been used for the production of teflon and is found in many surface waters around the world. The quality standard for chronic exposure accounts for the accumulation of PFOA in fish. Using this information, RIVM calculated a safe concentration in water of 48 nanograms per liter, which is protective for lifetime consumption of fish by humans and wildlife. For this research an extensive overview was made of the scientific data on effects of PFOA on aquatic organisms and the accumulation in biota. Based on the oral risk limit for humans as derived recently by RIVM, a maximum allowable concentration in fish was calculated assuming a lifetime daily consumption. This biota standard is converted to an equivalent safe concentration in water using information on the uptake of PFOA from water by fish. Data on bioaccumulation are needed because the water quality standard for ecological effects on aquatic organisms is not sufficiently protective for food chain effects. PFOA has a relatively low toxicity for water organisms, but may pose a problem when entering the food chain via fish. The use of PFOA is restricted by European law, but it can still reach the environment from PFOA-containing products that were produced in the past. Because of its high persistence, emissions will lead to long term presence in the environment. An initial comparison with monitoring data indicates that the safe concentration derived in this research is not exceeded in Dutch surface waters.Het RIVM doet een voorstel voor waterkwaliteitsnormen voor PFOA. Deze perfluorverbinding is jarenlang gebruikt bij de productie van teflon en wordt overal ter wereld in het oppervlaktewater aangetroffen. De norm voor de langetermijn-blootstelling houdt rekening met de mate waarin PFOA zich ophoopt in vis. Met die informatie heeft het RIVM berekend dat een concentratie van 48 nanogram per liter veilig is als mensen, vogels en zoogdieren hun leven lang vis uit dat water zouden eten. Voor dit onderzoek is een uitgebreid overzicht gemaakt van wat er in de wetenschappelijke literatuur bekend is over de effecten van PFOA op waterorganismen en in welke mate ze deze stof opnemen. In eerder onderzoek heeft het RIVM bepaald hoeveel een mens van de stof zou mogen binnenkrijgen zonder daar schadelijke gevolgen van te ondervinden. Vervolgens is berekend wat er maximaal in vis zou mogen zitten als mensen elke dag gedurende hun hele leven vis zouden eten. Deze waarde in vis is vertaald naar een veilige concentratie in water. Dit is gedaan met behulp van gegevens over de mate waarin vissen PFOA opnemen vanuit het water. Deze werkwijze is gevolgd omdat de voedselketen onvoldoende wordt beschermd door de ecologische norm voor waterorganismen. PFOA is relatief weinig giftig voor waterorganismen zelf, maar kan een probleem vormen als de stof via vis in de voedselketen terechtkomt. Het gebruik van PFOA is in Europa inmiddels aan banden gelegd, maar kan nog wel vrijkomen uit producten waarin de stof in het verleden is verwerkt. Omdat PFOA nauwelijks afbreekt, zullen restanten nog lang in het milieu aanwezig blijven. Uit een eerste vergelijking met meetgegevens blijkt echter dat de veilige concentratie momenteel niet wordt overschreden in Nederlands oppervlaktewaterMinisterie van I&

    National land use specific reference values: a basis for maximum values in Dutch soil policy

    Get PDF
    The National Institute for Public Health and the Environment has derived Reference Values for maximum permissible soil pollution. The Netherlands Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment (VROM) used these values as a basis for the maximum values for soil pollution. The ministry set these values down according to a proposal for an update of soil policy and the Soil Protection Act in 2003. Reference values refer to allowed concentrations of pollutants in soil, depending on the land use. The soil concentrations of pollutants with values below these concentrations meet all the requirements. The risks for humans, the ecosystem and agriculture were analyzed as critical factors, with risk thresholds derived for different types of land use, such as playgrounds, gardens, and agricultural and nature areas. Furthermore, an accelerated procedure was used to compile a complete list of reference values in 2006. The RIVM used state-of-the-art knowledge to complete the 'old' knowledge for information on toxicity of substances; figures were used where knowledge gaps occurred. A recommendation for the coming years is to address resulting inconsistencies in the list of reference values.Het RIVM heeft de referentiewaarden afgeleid waarmee het ministerie van VROM de maximaal toelaatbare bodemverontreinigingen onderbouwt (maximale waarden). Het ministerie heeft deze normen ingesteld in lijn met zijn voorstel uit 2003 om het bodembeleid en de Wet bodembescherming te actualiseren. Referentiewaarden zijn concentraties van verontreinigende stoffen in de bodem die, afhankelijk van het bodemgebruik, zijn toegestaan. Onder deze concentraties voldoet de bodem aan alle eisen. Voor verschillende vormen van bodemgebruik, zoals landbouw, kinderspeelplaatsen of industrie, zijn grensgehalten voor risico's bepaald. Dat zijn bijvoorbeeld, afhankelijk van het gebruik, risico's voor de mens, voor het ecosysteem en voor de landbouw. Het RIVM heeft gebruikgemaakt van een versnelde procedure om in 2006 een compleet voorstel van referentiewaarden gereed te hebben. Die snelheid was ingegeven door de werkgroep NOBO (normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling). Deze werkgroep heeft tevens uitgangspunten en beslissingen geformuleerd op basis waarvan het RIVM de referentiewaarden heeft afgeleid. Het RIVM heeft voor zijn onderzoek zo veel mogelijk gebruikgemaakt van de nieuwste kennis en inzichten, voor zover die beschikbaar zijn. Deze informatie is aangevuld met 'oude' kennis over stoffen. Deze combinatie heeft evenwel tot inconsistenties geleid in de afleiding van referentiewaarden. Het RIVM beveelt daarom aan de komende jaren aandacht te besteden aan de inconsistenties en zwakke plekken van de referentiewaarden

    Assessing the ecological impact of banana farms on water quality using aquatic macroinvertebrate community composition

    Get PDF
    In Costa Rica, considerable effort goes to conservation and protection of biodiversity, while at the same time agricultural pesticide use is among the highest in the world. Several protected areas, some being wetlands or marine reserves, are situated downstream large-scale banana farms, with an average of 57 pesticide applications per year. The banana industry is increasingly aware of the need to reduce their negative environmental impact, but few ecological field studies have been made to evaluate the efficiency of proposed mitigation strategies. This study compared the composition of benthic macroinvertebrate communities up- and downstream effluent water from banana farms in order to assess whether benthic invertebrate community structure can be used to detect environmental impact of banana farming, and thereby usable to assess improvements in management practises. Aquatic invertebrate samples were collected at 13 sites, using kick-net sampling, both up- and downstream banana farms in fast flowing streams in the Caribbean zone of Costa Rica. In total, 2888 invertebrate specimens were collected, belonging to 15 orders and 48 families or taxa. The change in community composition was analysed using multivariate statistics. Additionally, a biodiversity index and the Biological Monitoring Working Party (BMWP) score system was applied along with a number of community composition descriptors. Multivariate analyses indicated that surface waters immediately up- and downstream large-scale banana farms have different macroinvertebrate community compositions with the most evident differences being higher dominance by a single taxa and a much higher total abundance, mostly of that same taxon. Assessment of macroinvertebrate community composition thus appears to be a viable approach to detect negative impact from chemical-intensive agriculture and could become an effective means to monitor the efficacy of changes/proposed improvements in farming practises in Costa Rica and similar systems

    Milieugrenzen voor minerale olie

    No full text
    In this report maximum permissible concentrations and serious risk concentrations are derived for mineral oil (total petroleum hydrocarbons). The used method is based on a fraction analysis approach, in which aliphatic and aromatic compounds are regarded separately and are both further divided into different fractions. For each fraction or block separate risk limits are derived. The toxic unit approach must be applied to these blocks to calculate the environmental risk limits for the total (sum) toxicity of a specific oil type.In dit rapport zijn maximaal toelaatbare risiconiveaus en "serious risk concentrations" voor ecosystemen afgeleid voor minerale olie ("total petroleum hydrocarbons"). De gebruikte methode berust op een benadering met analyse van fracties, waarbij de alifatische en aromatische stoffen apart worden beschouwd en beide verder worden verdeeld in verschillende fracties. Voor elke fractie of blok zijn aparte risicogrenzen afgeleid. De "toxic unit" benadering moet worden toegepast op deze blokken om de milieurisicogrenzen te berekenen voor de totale (som)toxiciteit van een bepaald type olie

    Milieurisicogrenzen voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) : Voor directe aquatische, benthische en terrestrische toxiciteit

    No full text
    Het RIVM heeft de maximaal toelaatbare risiconiveaus (MTR) en ernstige risisconiveaus (ER) voor ecosystemen afgeleid voor de 16 bekendste polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's). Dit is voor alle afzonderlijke PAK's gedaan voor water, sediment en bodem. Hiervoor zijn gegevens verzameld over de giftige effecten van elke PAK op water-, bodem- en sedimentorganismen. Voor het onderzoek is de methodologie van het kader '(Inter)nationale normen stoffen' (INS) gebruikt. Deze methode is nationaal erkend en waar mogelijk gebaseerd op Europese richtlijnen. Alternatieve onderzoekswijze voor milieurisicogrenzen PAK's: In dit onderzoek zijn de milieurisicogrenzen ook op een alternatieve manier afgeleid. Hiervoor is de kennis gebruikt van eerder uitgevoerd onderzoek naar de milieurisicogrenzen van minerale olie die ook geschikt bleek voor PAK's. De milieurisicogrenzen zijn afgeleid op basis van de berekende concentratie van stoffen in organismen nadat zij de stoffen via het water hebben opgenomen (voor sediment en bodem: water in sediment of bodemvocht). Deze methode is gebaseerd op de aanname dat bepaalde effecten van alle 16 PAK's optreden bij dezelfde concentraties in organismen die leven in water, bodem en sediment. Omdat de PAK's op dezelfde manier effecten veroorzaken, mogen de concentraties bij elkaar opgeteld worden. Hierdoor wordt inzicht verkregen in het effect van alle PAK's tegelijkertijd, zoals ze ook in het milieu voorkomen (toxic unit aproach). Verschil inwendige en externe concentraties: De inwendige effectconcentratie van PAK's blijkt bij organismen in bodem, water en sediment niet te verschillen. Daarentegen zijn grote verschillen tussen de effectconcentraties van de stoffen aangetroffen als deze buiten de organismen werden waargenomen. Vooral de effectconcentraties tussen bodem of sediment enerzijds en water anderszijds verschilden, evenals de effectconcentraties van de individuele PAK's in water. De schadelijke effecten van de stoffen worden dus in grote mate bepaald door de mate waarin een stof zich verdeeld tussen water, bodem en sediment en wordt opgenomen vanuit water (evenwichtspartitie). Zo bindt de bodem een stof sterk aan zich waardoor er minder in bodemvocht en uiteindelijk in bodemorganismen terechtkomt. Metingen van concentraties van stoffen in het milieu zouden daardoor beter gebaseerd kunnen worden op concentraties in water.RIVM derived maximum permissible concentrations (MPCs) and serious risk concentrations (SRC) for ecosystems for the 16 well-known polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs). This is done for all individual PAHs for water, sediment and soil. Data on the toxic effects were collected for each PAH in water, soil and sediment organisms. For this study, the methodology of the framework 'International and national environmental quality standards for substances in the Netherlands' (INS) is used. This method is nationally recognized and where possible, based on European directives. Alternative research method for environmental risk limits PAHs: In this study the environmental risk limits were also derived in an alternative way. For this goal, the knowledge was used from previous research on the environmental risk limits of mineral oil that was suitable for PAHs as well. The environmental risk limits are derived based on the calculated concentration of substances in the organisms after they have taken up the substances from the water (for sediment and soil: water in sediment or soil moisture). This method is based on the assumption that certain effects of all 16 PAHs occur at the same concentrations in organisms that live in water, soil and sediment. Because PAHs cause effects in the same way, the concentrations can be added together. This provides insight into the effect of all PAHs simultaneously, as they occur in the environment (toxic unit aproach). Difference in internal and external concentrations: The internal effect concentration of PAHs does not differ between organisms in soil, water and sediment. In contrast, large differences between the effect concentrations of the substances outside the organisms were observed. Especially the effect concentrations between soil or sediment on the one hand and water on the other hand were different, and also the effect concentrations of individual PAHs in water. The harmful effects of the substances are thus largely determined by the extent to which a substance is partitioned between water, soil and sediment, and is taken up from water (equilibrium partitioning). As an example, soil binds a substance strongly, so less will end up in soil moisture and eventually in soil organisms. Measurements of concentrations of substances in the environment would thus be better based on concentrations in water.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Milieugrenzen voor minerale olie

    No full text
    In dit rapport zijn maximaal toelaatbare risiconiveaus en "serious risk concentrations" voor ecosystemen afgeleid voor minerale olie ("total petroleum hydrocarbons"). De gebruikte methode berust op een benadering met analyse van fracties, waarbij de alifatische en aromatische stoffen apart worden beschouwd en beide verder worden verdeeld in verschillende fracties. Voor elke fractie of blok zijn aparte risicogrenzen afgeleid. De "toxic unit" benadering moet worden toegepast op deze blokken om de milieurisicogrenzen te berekenen voor de totale (som)toxiciteit van een bepaald type olie.In this report maximum permissible concentrations and serious risk concentrations are derived for mineral oil (total petroleum hydrocarbons). The used method is based on a fraction analysis approach, in which aliphatic and aromatic compounds are regarded separately and are both further divided into different fractions. For each fraction or block separate risk limits are derived. The toxic unit approach must be applied to these blocks to calculate the environmental risk limits for the total (sum) toxicity of a specific oil type.VROM/DGM/SA

    Derivation of environmental risk limits for chloride in surface water, groundwater, soil and sediment

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen afgeleid voor chloride in zoet oppervlaktewater en sediment, en voor grondwater en bodem dat niet door brak of zout water is beinvloed. Chloride wordt onder andere gebruikt als strooizout om gladheid op wegen te bestrijden. De afleiding van milieurisicogrenzen voor deze stof is gewenst vanwege het Besluit bodemkwaliteit, drempelwaarden voor grondwater (voor de Europese Grondwaterrichtlijn) bodembescherming in het algemeen, en omdat hij in de categorie 'overige relevante stoffen' valt voor de Kaderrichtlijn Water. Voor de afleiding van de milieurisicogrenzen zijn de actuele toxicologische gegevens gebruikt, gecombineerd met de meest recente methodiek (Van Vlaardingen en Verbruggen, 2007). Voor water en sediment, de waterbodem, is deze methodiek voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor sediment zijn geen milieurisicogrenzen afgeleid, omdat chloride zich in verwaarloosbare mate aan sediment bindt. Het rapport bevat het MTR (Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau) en ER (Ernstig Risiconiveau) voor water, bodem en sediment. Dit zijn wetenschappelijk afgeleide waarden die dienen als advieswaarden die de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vaststelt. Milieurisicogrenzen hebben dus voorlopig geen officiele status. De toepassing binnen genoemde kaders is vervolgens de verantwoordelijkheid van beleidsmakers.In this report, RIVM has derived environmental risk limits for chloride in fresh surface water and sediment, and for soil and groundwater which are not influenced by brackish or salt water. Chloride is among other purposes used as salt in the control of icy roads. Chloride was selected, because the derivation of environmental risk limits for this substance is relevant in the framework of the Decree for Soil Quality, threshold values for groundwater (for the European Groundwater daughter Directive) and the category 'other relevant substances' for the Water Framework Directive, and for soil protection in general. For deriving the environmental risk limits, RIVM used the most up-to-date ecotoxicological data in combination with the most recent methodology (Van Vlaardingen and Verbruggen, 2007). For water and sediment, this methodology is required by the European Water Framework Directive. No risk limits were derived for the sediment compartment, because sorption of chloride to sediment is assumed to be negligible. Environmental risk limits, as derived in this report, are scientifically derived values, based on (eco)toxicological, fate and physicochemical data. They serve as advisory values for the Dutch Steering Committee for Substances, which is appointed to set the Environmental Quality Standards (EQSs). ERLs are thus preliminary values that do not have any official status. Four different risk limits are distinguished: negligible concentrations (NC); the concentration at which no harmful effects are to be expected (maximum permissible concentration, MPC); the maximum acceptable concentration for ecosystems specifically in terms of short-term exposure (MAC/eco); the concentration at which possible serious effects are to be expected (serious risk concentrations, SRC/eco). The MPC and the SRC have been reported for water soil and sediment. Due to the fact that acute effects were not considered in this report, the MAC/eco has not been derived. It is up to policymakers to apply these values in the frameworks mentioned before.VROM-DGM-BW
    • …
    corecore