Annual survey air quality 2001

The air quality for 2001 is found to strongly resemble that for 2000. The decreasing trend in concentrations seen in the nineties, is still valid on the whole. Concerning the meteorological influences, 2001 can be considered as a normal year. Widespread exceedances occurred for ozone and PM10, and in the deposition of potential acid and total nitrogen. In the urban environment, exceedances of the annual mean limit value for NO2 occurred along road length of about 2000 km. Calculations for benzene and benzo[a]pyrene showed that exceedances were incidental. This annual air quality survey provides an overview of the air quality and the load placed on soils and surface water by atmospheric deposition in the Netherlands, on the basis of measurements and model calculations. The report describes global, photochemical, acidifying, particulate and local air pollution. Special attention has been paid to the Dutch air quality in relation to the new European legislation on air quality.Als we de luchtkwaliteit over 2001 vergelijken met die van 2000 blijken deze in grote lijnen met elkaar overeen te komen. De trendmatige daling van concentraties heeft zich in grote lijnen doorgezet. 2001 was wat meteorologische invloed betreft een normaal jaar. Normoverschrijdingen op landelijke schaal hebben zich voorgedaan van ozon, zwevende deeltjes (PM10), depositie van potentieel zuur en stikstof. In de stedelijke omgeving is de jaargemiddelde norm NO2 overschreden langs een weglengte van circa 2000 km. Voor benzeen en benzo[a]pyreen geven berekeningen aan dat incidenteel overschrijdingen van grenswaarden kunnen zijn voorgekomen. In het jaaroverzicht luchtkwaliteit 2001 wordt op basis van metingen en modelberekeningen een samenvattend beeld gegeven van de luchtkwaliteit en de belasting van bodem en oppervlaktewater door atmosferische depositie in Nederland over 2001. Het rapport beschrijft de onderwerpen: mondiale, fotochemische, verzurende, deeltjesvormige en lokale luchtverontreiniging. Als extra onderwerp is een hoofdstuk opgenomen over de Nederlandse luchtkwaliteit in relatie tot de nieuwe Europese wetgeving voor luchtkwaliteit

Sex Proportionality in Pre-clinical and Clinical Trials: An Evaluation of 22 Marketing Authorization Application Dossiers Submitted to the European Medicines Agency

This study assessed to what extent women were included in all phases of drug development; whether the clinical studies in the marketing authorization application dossiers include information per sex; and explored whether there are differences between women and men in the drugs' efficacy and safety. Data were extracted from dossiers submitted to the European Medicines Agency. Twenty-two dossiers of drugs approved between 2011 and 2015 for the treatment of various diseases were included. Female animals were included in only 9% of the pharmacodynamics studies, but female and male animals were included in all toxicology studies. Although fewer women than men were included in the clinical studies used to evaluate pharmacokinetics (PK) (29 to 40% women), all dossiers contained sex-specific PK parameter estimations. In the phase III trials, inclusion of women was proportional to disease prevalence for depression, epilepsy, thrombosis, and diabetes [participation to prevalence ratio (PPR) range: 0.91–1.04], but women were considered underrepresented for schizophrenia, hepatitis C, hypercholesterolemia, HIV, and heart failure (PPR range: 0.49-0.74). All dossiers contained sex-specific subgroup analyses of efficacy and safety. There seemed to be higher efficacy for women in one dossier and a trend toward lower efficacy in another dossier. More women had adverse events in both treatment (73.0 vs. 70.6%, p < 0.001) and placebo groups (69.5 vs. 65.5%, p < 0.001). In conclusion, women were included throughout all phases of clinical drug research, and sex-specific information was available in the evaluated dossiers. The included number of women was, however, not always proportional to disease prevalence rates

PAHs in an urban area, benzo[a]pyrene and possible alternatives as PAH indicators

PAH concentrations were measured in city areas on nine days with calm weather at three types of sites (rural backgound, city background, road with heavy traffic) were statistically analyzed. Twenty-two PAHs were examined individually to determine the utility of each as an indicator of the carcinogenic potency of a PAH mixture. Benzo[e]pyrene, chrysene and benzo[a]anthracene scored the highest, along with the current PAH indicator, benzo[a]pyrene. Furthermore, a survey on possibilities for maintaining the PAH standard with the aid of other compounds (black smoke, PM-10, CO, NOx, SO2) showed the best results with black smoke and NOx.Resultaten van metingen van PAK concentraties op negen dagen op drie typen lokaties (landelijke achtergrond, stadsachtergrond, drukke verkeersstraat) zijn statistisch geanalyseerd. Onderzocht is de bruikbaarheid van individuele PAK (22 componenten) als indicator voor de carcinogene potentie van het PAK-mengsel. Het best voldoen benzo[e]pyreen, chryseen en benzo[a]antraceen. Benzo[a]pyreen, de huidige PAK-gidsstof, voldoet eveneens. Voorts zijn de mogelijkheden onderzocht voor bewaking van de PAK-norm met behulp van andere luchtverontreinigende stoffen (zwarte rook, PM-10, CO, NOx, SO2). Zwarte rook en NOx toonden de beste resultaten