90 research outputs found

    First experiences with Personal Networks as an enabling platform for service providers

    Get PDF
    By developing demonstrators and performing small-scale user trials, we found various opportunities and pitfalls for deploying personal networks (PNs) on a commercial basis. The demonstrators were created using as many as possible legacy devices and proven technologies. They deal with applications in the health sector, home services, tourism, and the transportation sector. This paper describes the various architectures and our experiences with the end users and the technology. We conclude that context awareness, service discovery, and content management are very important in PNs and that a personal network provider role is necessary to realize these functions under the assumptions we made. The PNPay Travel demonstrator suggests that PN service platforms provide an opportunity to develop true trans-sector services

    Een archeologische opgraving van meerdere mesolitische kampementen op de locatie van de toekomstige Brede School te Oostwold, gemeente Oldambt (Gr.)

    No full text
    Lit.opg., bijl

    ARC-Publicaties 144

    No full text
    Op de locatie Wijnbergen-De kap te Doetinchem wordt, als gevolg van geplande woningbouw, het aanwezige bodemarchief bedreigd. Naar aanleiding van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen, uitgevoerd door RAAP (Scholte Lubberink 1999), vond begin 2005 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven plaats op deze locatie. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de Hendrik Brunsting Stichting van het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit te Amsterdam (Lascaris 2005). Tijdens dit proefsleuvenonderzoek werd op twee locaties een hoeveelheid vuursteen aangetroffen op basis waarvan werd geconcludeerd dat het hier mogelijk Ă©Ă©n of twee vuursteenvindplaatsen uit de steentijd betrof. In opdracht van Rotij Oost BV en VanWanrooij Projectontwikkelaars werd via Hazenberg Archeologie Leiden bv de opdracht tot het uitvoeren van een aanvullend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van megaboringen verleend aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv). Het doel van dit onderzoek was inzicht te verkrijgen of er inderdaad sprake was van Ă©Ă©n of meerdere steentijd vindplaatsen en zo ja, wat de omvang van deze vindplaatsen is. Conclusie Op basis van de in dit rapport gegevens resultaten van het aanvullende inventariserend veldonderzoek door middel van megaboringen, moeten de eerder gestelde onderzoeksvragen als volgt worden beantwoord: 1 Betreft het twee kleine vuursteenclusters of Ă©Ă©n grote? Er lijkt in het geheel geen sprake te zijn van vuursteenclusters. Tijdens het booronderzoek is slechts in zeer beperkte mate vuursteen aangetroffen. De hoeveelheden zijn echter veel te laag omde aanwezigheid van Ă©Ă©n of meerdere steentijd vindplaatsen te veronderstellen. De aanwezigheid van vuursteen tussen de twee door ACVU-HBS veronderstelde concentraties maakt duidelijk dat, indien er sprake zou zijn geweest van een vuursteenvindplaats, het dan waarschijnlijk zou zijn gegaan om Ă©Ă©n grote vindplaats. De hoeveelheid vuursteen is echter te gering om een vuursteenvindplaats te veronderstellen. 2 Wat zijn de exacte ligging en omvang van de vindplaats(en) gedurende de periodes van aanwezigheid (Laat-Paleolithicum, Mesolithicum, Laat-Neolithicum en Vroege Bronstijd)? Wat is hun stratigrafische positie? Het blijkt niet mogelijk te zijn om echte vindplaatsen aan te duiden. Daar er slechts weinig bewerkt vuursteen is gevonden en dit bovendien afkomstig is uit het esdek, wijst erop dat er ter op het onderzoeksterrein geen sprake is van een vindplaats uit het Laat-Paleolithicum en/of het Mesolithicum. Het materiaal uit de andere perioden is voor grotendeels afkomstig uit het opgebrachte esdek en daarmee dus niet indicatief voor een vindplaats. Uit de hieronderliggende BC-horizont en de C-horizont is in verhouding weinig materiaal afkomstig. 3 Wat zijn de vondstdichtheden (per stratigrafische laag) van de vindplaats(en) uit de periodes Laat-Paleolithicum, Mesolithicum, Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd? Aangezien er geen sprake is van vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum, kan op dit deel van de vraag geen antwoord worden gegeven. Ook voor vindplaatsen uit het Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd kan deze vraag niet worden beantwoord. Vindplaatsen uit deze perioden kunnen niet op de onderzoekslocatie worden aangeduid. Evenmin kan het materiaal nauwkeurig aan perioden worden gekoppeld om vondstdichtheden per periode en per (stratigrafische) laag te postuleren. 4 Wat is de relatie tussen vondsten en grondsporen uit de IJzertijd en mogelijk de Late Bronstijd? Over het algemeen blijkt het niet mogelijk het vondstmateriaal met zekerheid aan een periode te koppelen. Voor zover het aardewerk valt te dateren, wordt veel in de IJzertijd of de Romeinse Tijd geplaatst, maar aangezien het veelal fragmenten betreffen die weinig kenmerken bezitten, zijn dit globale dateringen. Bestudering van de verspreiding van het thans gevonden vondstmateriaal en van de tijdens de opgraving gevonden sporen (Lascaris 2005), maakt duidelijk dat het vondstmateriaal in grote lijnen in dezelfde regio is gevonden als de grondsporen. Het meeste materiaal ligt in het midden en aan de westelijke zijde van het boorgrid. In de zuidoosthoek zijn bij het boren weinig vondsten aangetroffen en tevens blijken de hoeveelheid grondsporen in dit deel van het onderzoeksgebied af te nemen. 5 Wat is de kwaliteit van de vindplaats(en) uit de perioden Laat-Paleolithicum, Mesolithicum, Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd, gelet op de criteria gaafheid, conservering, zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde? Voor het Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege Bronstijd kan worden gesteld dat hiervoor geen bewijs is aangetroffen in de megaboringen. Eventuele vindplaatsen uit de pre- en protohistorie zullen echter door het esdek zijn afgedekt en daardoor goed bewaard zijn gebleven. 6 Zijn de vindplaats(en) behoudenswaardig? Zo ja, welke strategie dient te worden gevolgd bij vervolgonderzoek? Aangezien bij het hier beschreven booronderzoek geen bewijs is gevonden voor de aanwezigheid van vindplaats(en) uit de steentijd, is het niet noodzakelijk om op deze locatie door middel van 50Ă—50 cm vakken te onderzoeken. Hoewel het hier gepresenteerde onderzoek geen vindplaatsen uit de steentijd heeft opgeleverd, moet echter bij het vlakdekkend opgraven van het terrein wel rekening worden gehouden met de mogelijkheid van steentijdvindplaatsen op andere locaties binnen het plangebied. Desgewenst verdient het de aanbeveling dat tijdens het vervolgonderzoek op de door de ACVU-HBS gemarkeerde locaties het opgravingsvlak voorzichtig en laagsgewijs wordt aangelegd en onder de begeleiding van een archeoloog met kennis van vuursteen Lascaris (2005, bijlage 15). Indien tijdens de opgraving aanwijzingen worden aangetroffen die de aanwezigheid van een steentijdvindplaats suggereren, dan dient door middel van bijvoorbeeld een reeks megaboringen ter plaatse de omvang te worden bepaald en indien nodig, locaal door middel van vakken van 50Ă—50 cm het materiaal te worden opgegraven. Voor de vindplaats(en) uit latere perioden wordt aanbevolen deze door middel van een vlakdekkende opgraving volledig te onderzoeken. Samenvattend kan worden gesteldt dat hier sprake is van een tijdens de Middeleeuwen opgebracht dik esdek met hieronder resten van menselijke activiteiten uit de Bronstijd en IJzertijd of Romeinse Tijd; mogelijk kunnen tevens resten worden aangetroffen uit het Neolithicum. Er zijn op de onderzoekslocatie geen aanwijzingen gevonden voor restanten van steentijdvindplaatsen

    Vuursteen

    No full text

    Vuursteen

    No full text
    • …
    corecore