17 research outputs found

    Measuring underreporting and under-ascertainment in infectious disease datasets: a comparison of methods

    Get PDF
    Gibbons CL, Mangen M-JJ, Plaß D, et al. Measuring underreporting and under-ascertainment in infectious disease datasets: a comparison of methods. BMC Public Health. 2014;14(1): 147.Background: Efficient and reliable surveillance and notification systems are vital for monitoring public health and disease outbreaks. However, most surveillance and notification systems are affected by a degree of underestimation (UE) and therefore uncertainty surrounds the 'true' incidence of disease affecting morbidity and mortality rates. Surveillance systems fail to capture cases at two distinct levels of the surveillance pyramid: from the community since not all cases seek healthcare (under-ascertainment), and at the healthcare-level, representing a failure to adequately report symptomatic cases that have sought medical advice (underreporting). There are several methods to estimate the extent of under-ascertainment and underreporting. Methods: Within the context of the ECDC-funded Burden of Communicable Diseases in Europe (BCoDE)-project, an extensive literature review was conducted to identify studies that estimate ascertainment or reporting rates for salmonellosis and campylobacteriosis in European Union Member States (MS) plus European Free Trade Area (EFTA) countries Iceland, Norway and Switzerland and four other OECD countries (USA, Canada, Australia and Japan). Multiplication factors (MFs), a measure of the magnitude of underestimation, were taken directly from the literature or derived (where the proportion of underestimated, under-ascertained, or underreported cases was known) and compared for the two pathogens. Results: MFs varied between and within diseases and countries, representing a need to carefully select the most appropriate MFs and methods for calculating them. The most appropriate MFs are often disease-,country-, age-, and sex-specific. Conclusions: When routine data are used to make decisions on resource allocation or to estimate epidemiological parameters in populations, it becomes important to understand when, where and to what extent these data represent the true picture of disease, and in some instances (such as priority setting) it is necessary to adjust for underestimation. MFs can be used to adjust notification and surveillance data to provide more realistic estimates of incidence

    Kosten van leefstijlinterventies binnen de gezondheidszorg en het bereikte gewichtsverlies

    No full text
    Leefstijlbegeleiding binnen de gezondheidszorg rondom voedings- en beweeggedrag kan het lichaamsgewicht tegen redelijke kosten verminderen. Een gewichtsverlies van 5% na een jaar kan bereikt worden met begeleidingskosten rond de 150 euro per patient (met een onzekerheidsrange tot 300-400 euro). Elke extra besteding van 100 euro levert een gewichtsvermindering van een procent op. Boven een bedrag van ongeveer 1000 euro leidt meer begeleiding niet tot extra gewichtsverlies. Begeleidingstrajecten waarin deelnemers een dieet met een verlaagde hoeveelheid calorieen wordt voorgeschreven (en niet alleen dieetvoorlichting krijgen) en waarin gedragstherapie wordt aangeboden lijken -bij gelijkblijvende kosten- het meest effectief. Dit blijkt uit een analyse van 73 begeleidingstrajecten beschreven in 42 originele publicaties, die alle gericht waren op zowel voeding als bewegen. De kosten van de trajecten zijn op een gestandaardiseerde manier berekend en vergeleken met het gewichtsverlies na een jaar. Studiekenmerken die samen kunnen hangen met de kwaliteit van onderzoek, zoals uitval van deelnemers, hadden geen effect op de uitkomsten.Dat duurdere begeleidingstrajecten tot meer gewichtsverlies leiden komt waarschijnlijk doordat de kosten zijn gerelateerd aan de intensiteit van het programma. Ook na twee jaar leek gewichtsverlies samen te hangen met de programmakosten, maar het aantal begeleidingstrajecten in deze analyse was laag. Er is verder onderzoek nodig naar de gezondheidseffecten op lange termijn, variatie tussen personen en het optimale programma. Ondanks dat de huidige analyse er niet op wijst dat bewegen onder begeleiding meer gewichtsverlies oplevert, blijft lichaamsbeweging belangrijk omdat dit andere gunstige gezondheidseffecten kan hebben.Lifestyle counselling in health care with respect to diet and physical activity can reduce body weight at reasonable costs. A weight loss of 5% after one year can be achieved at a cost of around 150 euro per patient (with an uncertainty range up to 300-400 euro). Each extra investment of 100 euro results in an additional loss of weight of one per cent. Extra investments above the 1000 euro do not result in more weight loss. The most effective interventions - where costs are kept constant - seem to be those in which a lower calorie diet is prescribed (and not only dietary advice), along with the possibility of behavioural therapy. These conclusions are based on 73 interventions described in 42 original articles; all interventions had a dietary and a physical activity component. Intervention costs were assessed according to a standard procedure and compared to the reported weight loss one year after an intervention had been started. Quality-related study characteristics such as participant drop-out did not have an effect on the outcome. The fact that more expensive interventions are associated with more weight loss most probably reflects higher intensities of more expensive interventions. Weight loss also appeared to be associated with intervention costs after two years, but the number of interventions for this analysis was low. Further research into the long-term health effects, interpersonal variation and optimal intervention is recommended. Although our study did not indicate that supervised physical activity is associated with more weight loss, physical activity remains important because of its relationship with other favourable health effects.VW

    Kosten van leefstijlinterventies binnen de gezondheidszorg en het bereikte gewichtsverlies

    No full text
    Lifestyle counselling in health care with respect to diet and physical activity can reduce body weight at reasonable costs. A weight loss of 5% after one year can be achieved at a cost of around 150 euro per patient (with an uncertainty range up to 300-400 euro). Each extra investment of 100 euro results in an additional loss of weight of one per cent. Extra investments above the 1000 euro do not result in more weight loss. The most effective interventions - where costs are kept constant - seem to be those in which a lower calorie diet is prescribed (and not only dietary advice), along with the possibility of behavioural therapy. These conclusions are based on 73 interventions described in 42 original articles; all interventions had a dietary and a physical activity component. Intervention costs were assessed according to a standard procedure and compared to the reported weight loss one year after an intervention had been started. Quality-related study characteristics such as participant drop-out did not have an effect on the outcome. The fact that more expensive interventions are associated with more weight loss most probably reflects higher intensities of more expensive interventions. Weight loss also appeared to be associated with intervention costs after two years, but the number of interventions for this analysis was low. Further research into the long-term health effects, interpersonal variation and optimal intervention is recommended. Although our study did not indicate that supervised physical activity is associated with more weight loss, physical activity remains important because of its relationship with other favourable health effects.Leefstijlbegeleiding binnen de gezondheidszorg rondom voedings- en beweeggedrag kan het lichaamsgewicht tegen redelijke kosten verminderen. Een gewichtsverlies van 5% na een jaar kan bereikt worden met begeleidingskosten rond de 150 euro per patient (met een onzekerheidsrange tot 300-400 euro). Elke extra besteding van 100 euro levert een gewichtsvermindering van een procent op. Boven een bedrag van ongeveer 1000 euro leidt meer begeleiding niet tot extra gewichtsverlies. Begeleidingstrajecten waarin deelnemers een dieet met een verlaagde hoeveelheid calorieen wordt voorgeschreven (en niet alleen dieetvoorlichting krijgen) en waarin gedragstherapie wordt aangeboden lijken -bij gelijkblijvende kosten- het meest effectief. Dit blijkt uit een analyse van 73 begeleidingstrajecten beschreven in 42 originele publicaties, die alle gericht waren op zowel voeding als bewegen. De kosten van de trajecten zijn op een gestandaardiseerde manier berekend en vergeleken met het gewichtsverlies na een jaar. Studiekenmerken die samen kunnen hangen met de kwaliteit van onderzoek, zoals uitval van deelnemers, hadden geen effect op de uitkomsten.Dat duurdere begeleidingstrajecten tot meer gewichtsverlies leiden komt waarschijnlijk doordat de kosten zijn gerelateerd aan de intensiteit van het programma. Ook na twee jaar leek gewichtsverlies samen te hangen met de programmakosten, maar het aantal begeleidingstrajecten in deze analyse was laag. Er is verder onderzoek nodig naar de gezondheidseffecten op lange termijn, variatie tussen personen en het optimale programma. Ondanks dat de huidige analyse er niet op wijst dat bewegen onder begeleiding meer gewichtsverlies oplevert, blijft lichaamsbeweging belangrijk omdat dit andere gunstige gezondheidseffecten kan hebben

    Ziektelast en kosten van cryptosopridiosis en giardiasis in Nederland

    No full text
    De parasieten Giardia lamblia en Cryptosporidium spp. veroorzaken bij mensen darminfecties met diarree en buikgriep als gevolg. De ziektelast en de kosten van giardiasis zijn groter dan die van cryptosporidiosis. Beide parasitaire ziekten veroorzaken echter minder schade dan bijvoorbeeld de bacterie Campylobacter. Dit blijkt uit een vervolg op een eerdere studie naar gezondheidseffecten van zeven ziekteverwekkende micro-organisemen (pathogenen), die onder andere door voedsel kunnen worden overgedragen. Het onderzoek helpt het ministerie van VWS prioriteiten te stellen bij het voedselveiligheidsbeleid.The disease burden and the costs-of-illness associated with Cryptosporidium spp. are relatively small in comparison to other (foodborne) pathogens. The disease burden and the costs related to giardiasis are comparable to those related to the noro- and rotavirsuses. Those conclusions can be drawn from the current study, a continuation of previous work on the disease burden and related costs of seven other (foodborne) pathogens. Both studies are part of a larger project aiming to support the setting of priorities in food safety policy.VWSVW

    Potentiele gezondheidswinst en kosten effectiviteit van accijnsverhogingen op tabaksproducten en interventieprogramma's op scholen gericht op jongeren in Nederland

    No full text
    Bij jongeren kan veel gezondheidswinst behaald worden door te voorkomen dat ze beginnen met roken. Een prijsverhoging van 20% op tabaksproducten verlaagt het aantal jeugdige rokers met bijna 20.000 op de korte termijn. De kosten effectiviteit van accijnsverhogingen wordt geschat op ongeveer 4.500 per gewonnen QALY. Dit is inclusief medische kosten in gewonnen levensjaren en exclusief een eventuele toename in accijnsopbrengsten. De gezondheidseffecten en kosten effectiviteit van diverse schoolprogramma's zijn nog onzeker. Bijna 90% van de volwassen (ex-)rokers is gestart met roken voor hun 18e. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is het daarom belangrijk om roken bij jongeren te ontmoedigen. Het doel van dit onderzoek was om de gezondheidswinst en kosteneffectiviteit te bepalen van twee maatregelen om tabaksgebruik onder jongeren te ontmoedigen, namelijk een accijnsverhoging en interventieprogramma's op scholen. De effecten na 1 jaar op het aantal rokers zijn vastgesteld op basis van literatuuronderzoek. Het RIVM Chronische Ziekten Model (CZM) is gebruikt om de lange termijn effecten op de volksgezondheid te schatten. Voor de schoolprogramma's zijn drie voorbeeldinterventies onderzocht, waarvan de kosten werden bepaald op 20 tot 75 per leerling. De schattingen van de gezondheidswinst en kosten effectiviteit als gevolg van de drie school interventies dienen voorzichtig te worden geinterpreteerd, vanwege grote onzekerheid over de precieze effecten van deze programma's op het rookgedrag van de jeugd. De conclusie van scenario analyses met het CZM is dat bij jongeren veel gezondheidswinst behaald kan worden door te voorkomen dat ze starten met roken. Een accijnsverhoging draagt hieraan bij en is een zeer doelmatige vorm van preventie.Increasing tobacco taxes is a cost effective measure to reduce smoking among youth. A price increase on tobacco products reduces the number of young smokers by almost 20,000 in the short run. Although, in the end, effects of current price increases on smoking behaviour will fade away, tobacco taxes still are a good strategy to gain health effects since no intervention costs are involved. Cost effectiveness ratios for tobacco tax increases amount to 4,500 per QALY gained including medical costs in life years gained, but excluding tobacco tax revenues. This report presents estimates of health gains and cost effectiveness of two types of interventions targeted at smoking reduction among adolescents in the Netherlands: school interventions and tobacco tax increases. Effects in terms of smokers averted were determined from the literature. To translate these effects into health gains and cost effectiveness the RIVM Chronic Disease Model (CDM) is used. This dynamic population model allows estimating effects on smoking related diseases, gains in (quality adjusted) life years and differences in health care costs. For the school interventions, three different programs were investigated. The intervention costs per participant ranged from 20 to 75. Since there is much uncertainty about the effectiveness of the school interventions with regard to daily smoking among adolescents, results of the scenario analyses should be interpreted with caution. The conclusion that can be drawn from the scenario analyses with the CDM is that much health gains can be attained by preventing adolescents from smoking initiation and that tobacco tax increase may contribute to this in a cost effective way.VW

    Potentiele gezondheidswinst en kosten effectiviteit van accijnsverhogingen op tabaksproducten en interventieprogramma's op scholen gericht op jongeren in Nederland

    No full text
    Increasing tobacco taxes is a cost effective measure to reduce smoking among youth. A price increase on tobacco products reduces the number of young smokers by almost 20,000 in the short run. Although, in the end, effects of current price increases on smoking behaviour will fade away, tobacco taxes still are a good strategy to gain health effects since no intervention costs are involved. Cost effectiveness ratios for tobacco tax increases amount to 4,500 per QALY gained including medical costs in life years gained, but excluding tobacco tax revenues. This report presents estimates of health gains and cost effectiveness of two types of interventions targeted at smoking reduction among adolescents in the Netherlands: school interventions and tobacco tax increases. Effects in terms of smokers averted were determined from the literature. To translate these effects into health gains and cost effectiveness the RIVM Chronic Disease Model (CDM) is used. This dynamic population model allows estimating effects on smoking related diseases, gains in (quality adjusted) life years and differences in health care costs. For the school interventions, three different programs were investigated. The intervention costs per participant ranged from 20 to 75. Since there is much uncertainty about the effectiveness of the school interventions with regard to daily smoking among adolescents, results of the scenario analyses should be interpreted with caution. The conclusion that can be drawn from the scenario analyses with the CDM is that much health gains can be attained by preventing adolescents from smoking initiation and that tobacco tax increase may contribute to this in a cost effective way.Bij jongeren kan veel gezondheidswinst behaald worden door te voorkomen dat ze beginnen met roken. Een prijsverhoging van 20% op tabaksproducten verlaagt het aantal jeugdige rokers met bijna 20.000 op de korte termijn. De kosten effectiviteit van accijnsverhogingen wordt geschat op ongeveer 4.500 per gewonnen QALY. Dit is inclusief medische kosten in gewonnen levensjaren en exclusief een eventuele toename in accijnsopbrengsten. De gezondheidseffecten en kosten effectiviteit van diverse schoolprogramma's zijn nog onzeker. Bijna 90% van de volwassen (ex-)rokers is gestart met roken voor hun 18e. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is het daarom belangrijk om roken bij jongeren te ontmoedigen. Het doel van dit onderzoek was om de gezondheidswinst en kosteneffectiviteit te bepalen van twee maatregelen om tabaksgebruik onder jongeren te ontmoedigen, namelijk een accijnsverhoging en interventieprogramma's op scholen. De effecten na 1 jaar op het aantal rokers zijn vastgesteld op basis van literatuuronderzoek. Het RIVM Chronische Ziekten Model (CZM) is gebruikt om de lange termijn effecten op de volksgezondheid te schatten. Voor de schoolprogramma's zijn drie voorbeeldinterventies onderzocht, waarvan de kosten werden bepaald op 20 tot 75 per leerling. De schattingen van de gezondheidswinst en kosten effectiviteit als gevolg van de drie school interventies dienen voorzichtig te worden geonterpreteerd, vanwege grote onzekerheid over de precieze effecten van deze programma's op het rookgedrag van de jeugd. De conclusie van scenario analyses met het CZM is dat bij jongeren veel gezondheidswinst behaald kan worden door te voorkomen dat ze starten met roken. Een accijnsverhoging draagt hieraan bij en is een zeer doelmatige vorm van preventie

    Economic evaluation of prevention - Opportunities for Dutch public health policy

    No full text
    Kosteneffectiviteit (doelmatigheid) is een van de pijlers van het Nederlandse volksgezondheidsbeleid. In dit literatuuroverzicht worden een tiental preventieve interventies gesignaleerd met een gunstige verhouding tussen de kosten en de te behalen gezondheidswinst. Het betreft interventies die in Nederland nog niet systematisch en op continue wijze zijn ingevoerd. Verwacht wordt dat deze interventies binnen vijf jaar kosten-effectief (gedefinieerd als kosten per gewonnen levensjaar lager dan 20.000,- euro) of zelfs kostenbesparend kunnen zijn. De geselecteerde interventies zijn: (1) screenen van jongvolwassen vrouwen en hun partners op chlamydia infecties, (2) screenen op retinopathie bij diabetespatienten ter preventie van blindheid, (3) preventie van hoofdletsel door het dragen van fietshelmen door kinderen, (4) preventie van een nieuw hartinfarct door revalidatie bij hartpatienten, (5) screening van oudere mannen op aneurysma van de buikaorta, (6) preventie van terugval na een depressie door behandeling, (7) preventie van plotselinge hartdood door gebruik van automatische externe defibrillatoren, (8) preventie van baarmoederhalskanker door screening op humaan papillomavirus in combinatie met het uitstrijkje, (9) preventie van chronische ziekten door behandeling van obesitas, en (10) preventie van een heupfractuur door het dragen van heupbeschermers. Van de eerste vier interventies wordt zowel de kosteneffectiviteit als de haalbaarheid van (verdere) invoering in Nederland bijzonder gunstig ingeschat. Voor de overige interventies geldt dat ze veelbelovend zijn, maar dat nader onderzoek ten aanzien van de vertaling van veelal buitenlandse onderzoeksresultaten naar de Nederlandse situatie nog gedaan moet worden.It is widely argued that cost-effectiveness should play a role in health care priority setting. In this report, ten preventive interventions are identified, with a favourable cost-benefit ratio. These interventions are not yet systematically provided in the Netherlands. It is expected that these intervention will be cost-effective within 5 years (defined as cost per life year saved < 20,000 euro). These interventions are: (1) opportunistic screening for chlamydia among young women in urban settings (2) screening for retinopathy among diabetes type 2 patients, (3) prevention of head injuries through use of bicycle helmets in children (4) cardiac rehabilitation programs, (5) screening for abdominal aortic aneurysm in elderly men (6) prevention relapse of depression, (7) prevention cardiac arrest by automatic external defibrillators, (8) prevention of cervical cancer by screening on human papilloma virus in combination with cervical smear, (9) prevention of chronic diseases by treatment of obesity and finally (10) prevention of hip fracture by external hip protectors. For the first four interventions both the cost-effectiveness as well as feasibility of implementing in the Netherlands are considered to be most favourable. The latter six interventions are promising, but more research has to be done with regard to the translation of the mostly foreign study results to the Dutch situation.VW

    Economic evaluation of prevention - Opportunities for Dutch public health policy

    No full text
    It is widely argued that cost-effectiveness should play a role in health care priority setting. In this report, ten preventive interventions are identified, with a favourable cost-benefit ratio. These interventions are not yet systematically provided in the Netherlands. It is expected that these intervention will be cost-effective within 5 years (defined as cost per life year saved < 20,000 euro). These interventions are: (1) opportunistic screening for chlamydia among young women in urban settings (2) screening for retinopathy among diabetes type 2 patients, (3) prevention of head injuries through use of bicycle helmets in children (4) cardiac rehabilitation programs, (5) screening for abdominal aortic aneurysm in elderly men (6) prevention relapse of depression, (7) prevention cardiac arrest by automatic external defibrillators, (8) prevention of cervical cancer by screening on human papilloma virus in combination with cervical smear, (9) prevention of chronic diseases by treatment of obesity and finally (10) prevention of hip fracture by external hip protectors. For the first four interventions both the cost-effectiveness as well as feasibility of implementing in the Netherlands are considered to be most favourable. The latter six interventions are promising, but more research has to be done with regard to the translation of the mostly foreign study results to the Dutch situation.Kosteneffectiviteit (doelmatigheid) is een van de pijlers van het Nederlandse volksgezondheidsbeleid. In dit literatuuroverzicht worden een tiental preventieve interventies gesignaleerd met een gunstige verhouding tussen de kosten en de te behalen gezondheidswinst. Het betreft interventies die in Nederland nog niet systematisch en op continue wijze zijn ingevoerd. Verwacht wordt dat deze interventies binnen vijf jaar kosten-effectief (gedefinieerd als kosten per gewonnen levensjaar lager dan 20.000,- euro) of zelfs kostenbesparend kunnen zijn. De geselecteerde interventies zijn: (1) screenen van jongvolwassen vrouwen en hun partners op chlamydia infecties, (2) screenen op retinopathie bij diabetespatienten ter preventie van blindheid, (3) preventie van hoofdletsel door het dragen van fietshelmen door kinderen, (4) preventie van een nieuw hartinfarct door revalidatie bij hartpatienten, (5) screening van oudere mannen op aneurysma van de buikaorta, (6) preventie van terugval na een depressie door behandeling, (7) preventie van plotselinge hartdood door gebruik van automatische externe defibrillatoren, (8) preventie van baarmoederhalskanker door screening op humaan papillomavirus in combinatie met het uitstrijkje, (9) preventie van chronische ziekten door behandeling van obesitas, en (10) preventie van een heupfractuur door het dragen van heupbeschermers. Van de eerste vier interventies wordt zowel de kosteneffectiviteit als de haalbaarheid van (verdere) invoering in Nederland bijzonder gunstig ingeschat. Voor de overige interventies geldt dat ze veelbelovend zijn, maar dat nader onderzoek ten aanzien van de vertaling van veelal buitenlandse onderzoeksresultaten naar de Nederlandse situatie nog gedaan moet worden

    Kosteneffectiviteit van tabaksontmoedigingsbeleid in Nederland. Een toepassing van het RIVM Chronische Ziekten Model

    No full text
    Accijnsverhogingen, massamediale campagnes en individuele ondersteuning bij stoppen met roken zijn alle doelmatige vormen van preventie. Een accijnsverhoging is de meest doelmatige maatregel vanuit het gezondheidszorgperspectief. Deze maatregel levert veel gezondheidswinst op tegen relatief lage kosten. Roken is in Nederland de belangrijkste risicofactor voor voortijdige sterfte en leidt tot veel gezondheidsverlies. Het Ministerie van VWS streeft daarom naar minder rokers. Bij volwassenen richt het beleid zich vooral op de bevordering van het stoppen met roken. Bij jongeren is preventie belangrijk. Dit rapport biedt inzicht in de kosteneffectiviteit van diverse effectieve interventiemogelijkheden bij volwassenen. Iemand die stopt met roken loopt minder risico op een aan roken gerelateerde ziekte, en zal gemiddeld genomen langer leven. De gezondheidswinst van stoppen met roken is gemeten in zogeheten Quality Adjusted Life Years (QALYs), voor kwaliteit van leven gecorrigeerde levensjaren. Een winst van 1 QALY staat gelijk aan een extra jaar leven in goede gezondheid. In de extra levensjaren zullen ook zorgkosten optreden. Om de doelmatigheid van het tabaksontmoedigingsbeleid te beoordelen vanuit het gezondheidszorgperspectief zijn deze kosten en de kosten van verschillende beleidsmaatregelen afgezet tegen de besparingen bij rookgerelateerde ziektes en de gezondheidswinst. De kosteneffectiviteit van massamediale campagnes ligt dan beneden de 10.000 euro per QALY en voor een accijnsverhoging rond de 5000 euro per QALY. Een gestructureerd advies door de huisarts is de doelmatigste vorm van individuele hulp bij stoppen met roken en kost ongeveer 9000 euro per QALY. Zonder kosten in gewonnen levensjaren mee te rekenen zijn deze interventies kostenbesparend. De conclusie is dat maatregelen om het stoppen met roken te bevorderen bij volwassenen doelmatige vormen van preventie zijn, met een gunstige kosteneffectiviteit, zelfs als de kosten in gewonnen levensjaren zijn meegeteld.Introduction:Smoking is the most important single risk factor for mortality in the Netherlands and has been related to 12% of the burden of disease in Western Europe. Hence the Dutch Ministry of Health has asked to assess the cost-effectiveness of interventions to enhance smoking cessation in adults. Objective:To evaluate eight interventions for smoking cessation, namely increased tobacco taxes, mass media campaigns, minimal counseling, GP support, telephone counseling, minimal counseling plus nicotine replacement therapy, intensive counseling plus nicotine replacement therapy and intensive counseling plus bupropion. Methods: Costs per smoker were estimated based on bottom-up cost analysis. Combined with effectiveness data from meta-analyses and Dutch trials this gave us costs per quitter. To estimate costs per quality adjusted life year (QALY) gained, scenarios for each intervention were compared to current practice in the Netherlands. A dynamic population model, the RIVM Chronic Disease Model, was used to project future health gains and effects on health care costs. This model allows the repetitive application of increased cessation rates to a population with a changing demographic and risk factor mix, and accounts for risks of relapse and incidence of smoking related diseases that depend on time since cessation. Sensitivity analyses were performed for variations in costs, effects, time horizon, program size and discount rates. Results: A tax increase was the most efficient intervention with zero intervention costs from the health care perspective. Additional tax revenues resulting from a 20% tax increase were about 5 billion euro. Costs per smoker for a mass media campaign were relatively low (3 euro) and costs per QALY were below 10.000 euro.The effectiveness of these two population measures was uncertain. Costs per smoker for individual cessation support varied from 5 to almost 400 euro. Although all individual interventions had proven effectiveness, the cheapest intervention had an effect that did not differ significantly from current practice cessation rates. Compared to current practice, cost-effectiveness ratios varied between about 8,800 euro for structured GP stop-advice (H-MIS) to 21,500 euro for telephone counseling for implementation periods of 5 years. Discussion and conclusions: All smoking cessation interventions were cost-effective compared to current practice. Comparison of interventions is difficult, especially for population and individual interventions, because they are often applied in combination. Taking that into account, taxes seem to provide most value for money, especially since additional tax revenues outweigh the health care costs in life years gained.VW
    corecore